1981001949

8 OKTOBER 1981. - Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-02-1990 en tekstbijwerking tot 07-12-2023)

Bron: Justitie

Publicatie: 27 oktober 1981

Nummer: 1981001949

bladzijde: 13740

Dossiernummer: 1981-10-08/31

Inwerkingtreding : 27 oktober 1981

Erratum :Publicatie van 28 oktober 1981, nummer 1981001956, bladzijde 13769

78 gearchiveerde versies

123 uitvoeringbesluiten

Inhoudstafel

TITEL I. - Definities. <Ingevoegd bij KB 1996-11-22/31, art. 1, Inwerkingtreding : 16-12-1996>
Art. 1
TITEL IBIS. - Algemene bepalingen. (Oud TITEL I) <KB 1996-11-22/31, art. 1, Inwerkingtreding : 16-12-1996>
HOOFDSTUK I. [1 - Bijdrage die de administratieve kosten dekt.]1
Art. 1/1, 1/1/1, 1/2, 1/2/1
HOOFDSTUK I/I. [1 - Toegang tot het grondgebied en verblijf van ten hoogste drie maanden.]1
Afdeling 1. - Toegang tot het grondgebied. - Binnenkomstvoorwaarden.
Art. 1/3, 2-6, 6bis, 7-17
Afdeling 1bis. - (Toegang tot het grondgebied. - Bijzondere binnenkomstvoorwaarde : de verbintenis tot tenlasteneming.) <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
Art. 17/2, 17/3, 17/4, 17/5, 17/6, 17/7, 17.8-17.9
Afdeling 2. - Verblijf van ten hoogste drie maanden. - Administratieve formaliteiten. - Afgifte van het verblijfsdocument.
Art. 18-22.2
HOOFDSTUK II. - Verblijf van meer dan drie maanden.
Afdeling 1. - Binnenkomstvoorwaarden.
Art. 23-24
Afdeling 2. - Formaliteiten van inschrijving bij het gemeentebestuur en afgifte van (een) verblijfsvergunning. <KB 2007-04-27/56, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 25, 25/2, 25/3, 26, 26/1, 26/2, 26/2/1, 26.3, 26/4, 26/5, 27-28
HOOFDSTUK III. - (Vestiging en status van langdurig ingezetene.) <KB 2008-07-22/33, art. 7; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
Art. 29-30, 30bis
HOOFDSTUK IV. [1 [2 Geldigheidsduur, vernieuwing en intrekking van de verblijfstitels en verblijfsdocumenten die aan vreemdelingen afgegeven worden]2]1
Art. 31, 31/1, 31/2, 31/3, 32-35, 35/1, 36, 36bis, 36ter, 37-38
HOOFDSTUK V. - Afwezigheden en terugkeer van de vreemdeling.
Art. 39-42
TITEL II. - Aanvullende en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen.
HOOFDSTUK I. - (Vreemdelingen, burgers van de Unie en hun familieleden, en vreemdelingen, familieleden van een Belg.) <KB 2008-05-07/33, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
Art. 43-57
HOOFDSTUK I/I. - [1 Andere familieleden van een burger van de Unie]1
Art. 58-69
HOOFDSTUK Ibis. - (Onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en Ijsland, en leden van hun familie. <KB 1996-12-11/38, art. 18, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
Art. 69bis
HOOFDSTUK Iter. - Onderdanen van Zwitserland en leden van hun familie. <Ingevoegd bij KB 2002-07-11/51, art. 4; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
Art. 69ter, 69quater, 69quinquies
HOOFDSTUK Iquater. - Onderdanen van [1 Kroatië,]1 Bulgarije en Roemenië), die naar België komen om er een activiteit in loondienst uit te oefenen en hun gezinsleden - Overgangsbepalingen. <Ingevoegd bij KB 2004-04-25/59, art. 1; Inwerkingtreding : 01-05-2004; Opheffing : ten laatste op 1 mei 2009> <KB 2006-12-20/31, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 69sexies, 69septies, 69octies, 69nonies, 69decies
HOOFDSTUK Iquinquies. [1 - Begunstigden van het terugtrekkingsakkoord.]1
Art. 69undecies, 69duodecies, 69terdecies
HOOFDSTUK II. - Luxemburgse en Nederlandse onderdanen en leden van hun familie.
Art. 70-71
HOOFDSTUK III. - (Vluchtelingen (, personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen) en Staatlozen). <KB 1996-12-11/38, art. 20; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2007-04-27/56, art. 34, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Voorafgaande afdeling. - (Overheden waarbij de vreemdeling (een asielaanvraag kan indienen). - Overname en [1 terugname]1 van een asielzoeker door de verantwoordelijke Staat of door België. - [1 ...]1.) <KB 1996-12-11/38, art. 21; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
Art. 71/2, 71/2bis, 71/2ter, 71/3, 71/4, 71/5
Afdeling 1. - (Asielzoekers). - Onregelmatige binnenkomst en onregelmatig verblijf. <KB 2007-04-27/56, art. 42, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 72, 72bis, 72ter, 73-77
Afdeling 2. - (Asielzoekers). - Regelmatige binnenkomst en regelmatig verblijf. <KB 2007-04-27/56, art. 51, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 78-88
Afdeling 2bis. - Asielzoekers. - Verwijdering uit het Rijk.
Art. 88bis
Afdeling 2ter.- Vluchtelingen (en genieters van subsidiaire bescherming) <KB 2007-04-27/56, art. 58, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Verwijdering uit het Rijk. <Ingevoegd bij KB 1996-11-22/31, art. 11, Inwerkingtreding : 16-12-1996> <KB 2007-04-27/56, art. 58, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 88ter
Afdeling 3. - In een andere Staat erkende vluchtelingen.
Art. 89-94
Afdeling 4. - Met de vluchteling gelijkgestelde vreemdelingen. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
Art. 95-97
Afdeling 5. - Staatlozen.
Art. 98
HOOFDSTUK IV. [1 - Studenten]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 99-104, 104/1
Afdeling 2. [1 - Grensstudenten]1
Art. 104/2
Afdeling 3. [1 - Mobiliteit]1
Art. 104/3, 104/4
Afdeling 4. [1 - Verblijf na studie teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten]1
Art. 104/5, 104/6
HOOFDSTUK V. - Rijnschippers.
Art. 105
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Onderdanen van derde landen die met het oog op tewerkstelling voor een periode van meer dan negentig dagen in het Rijk verblijven of wensen te verblijven.]1
Art. 105/1, 105/2, 105/3, 105/4, 105/5, 105/6
HOOFDSTUK Vter. [1 - Hooggekwalificeerde werknemers - Europese blauwe kaart.]1
Art. 105/7, 105/8, 105/9
HOOFDSTUK Vquater. [1 - Seizoenarbeiders.]1
Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied]1
Art. 105/10
Afdeling 2. [1 - Toegang tot het grondgebied en kort verblijf]1
Onderafdeling 1. [1 - Vereiste documenten voor de binnenkomst en de overhandiging van het verblijfsdocument.]1
Art. 105/11, 105/12, 105/13, 105/14, 105/15
Onderafdeling 2. [1 - Verlenging van het kort verblijf]1
Art. 105/16, 105/17, 105/18, 105/19, 105/20
Afdeling 3. [1 - Lang verblijf - Gecombineerde aanvraagprocedure]1
Onderafdeling 1. [1 - Seizoenarbeidersvergunning en visum lang verblijf]1
Art. 105/21, 105/22, 105/23, 105/24, 105/25
Onderafdeling 2. [1 - Verlenging van het kort verblijf Visum lang verblijf]1
Art. 105/26, 105/27, 105/28, 105/29, 105/30
Onderafdeling 3. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf]1
Art. 105/31, 105/32, 105/33, 105/34, 105/35, 105/36, 105/37
Afdeling 4.. [1 - Bijzondere bewijsregels.]1
Onderafdeling 1. [1 - Vereiste arbeidsvergunning, toereikende bestaansmiddelen en doel van het verblijf]1
Art. 105/38, 105/39, 105/40
Onderafdeling 2. [1 - Ziektekostenverzekering.]1
Art. 105/41
Onderafdeling 3. [1 - Voldoende huisvesting]1
Art. 105/42
HOOFDSTUK Vquinquies. [1 - Binnen een onderneming overgeplaatste personen.]1
Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied.]1
Art. 105/43
Afdeling 2. [1 - Lang verblijf - Gecombineerde aanvraagprocedure.]1
Onderafdeling 1. [1 - Vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon]1
Art. 105/44, 105/45, 105/46, 105/47, 105/48
Onderafdeling 2. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
Art. 105/49, 105/50, 105/51, 105/52, 105/53, 105/54
Onderafdeling 3. [1 - Vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT".]1
Art. 105/55, 105/56, 105/57, 105/58, 105/59
Onderafdeling 4. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
Art. 105/60, 105/61, 105/62, 105/63, 105/64, 105/65
Afdeling 3. [1 - Bijzondere bewijsregels.]1
Onderafdeling 1. [1 - Toereikende bestaansmiddelen en doel van het verblijf]1
Art. 105/66, 105/67
Onderafdeling 2. [1 - Ziektekostenverzekering]1
Art. 105/68
HOOFDSTUK Vsexies. [1 - Onderzoekers.]1
Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied.]1
Art. 105/69
Afdeling 2. [1 - Vergunning voor onderzoeker, vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers, korte-termijnmobiliteit voor onderzoekers en hun familieleden, de vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten.]1
Onderafdeling 1. [1 - Vergunning voor onderzoeker.]1
Art. 105/70, 105/71, 105/72, 105/73, 105/74, 105/75, 105/76, 105/77, 105/78, 105/79, 105/80
Onderafdeling 2. [1 - Vergunning voor korte-termijnmobiliteit voor onderzoeker en familieleden.]1
Art. 105/81
Onderafdeling 3. [1 - Vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoeker.]1
Art. 105/82, 105/83, 105/84, 105/85, 105/86, 105/87, 105/88
Onderafdeling 4. [1 - vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten.]1
Art. 105/89, 105/90, 105/91, 105/92
HOOFDSTUK Vsepties. [1 - Stagiairs.]1
Toepassingsgebied
Art. 105/93
Afdeling 1. [1 - Vergunning voor stagiair.]1
Art. 105/94, 105/95, 105/96, 105/97, 105/98
Afdeling 2. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
Art. 105/99, 105/100, 105/101, 105/102, 105/103, 105/104
HOOFDSTUK Vocties. [1 - Vrijwilligers in het kader van Europees Vrijwilligerswerk.]1
Toepassingsgebied
Art. 105/105
Vergunning voor vrijwilliger
Art. 105/106, 105/107, 105/108, 105/109, 105/110, 105/111
HOOFDSTUK VI. - Grensarbeiders.
Art. 106-110
HOOFDSTUK VII- Vreemdelingen die het slachtoffer zijn van het misdrijf mensenhandel in de zin van artikel 433quinquies van het Strafwetboek, of die het slachtoffer zijn van het misdrijf mensensmokkel in de zin van artikel 77bis in de omstandigheden bedoeld in artikel 77quater, 1°, uitsluitend voor wat de niet-begeleide minderjarigen betreft, tot en met 5°, van de wet en die met de autoriteiten samenwerken <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 65; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 110bis, 110ter
Hoofdstuk VIII. - Gerechtigden van de status van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie, op grond van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. <Ingevoegd bij KB 2008-07-22/33, art. 21; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
Art. 110quater, 110quinquies
Hoofdstuk IX. [1 Bepalingen inzake het verblijf van toepassing op de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen]1
Art. 110sexies, 110septies, 110octies, 110novies, 110decies, 110undecies
Hoofdstuk X. [1 Bepalingen van toepassing op de terugkeer van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen]1
Art. 110duodecies, 110terdecies, 110quaterdecies
HOOFDSTUK XI.
Art. 110quinquiesdecies, 110sexiesdecies
TITEL III. - Rechtsmiddelen.
HOOFDSTUK I. - (Beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen) <KB 2007-04-27/56, art. 69, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 111-113
HOOFDSTUK Ibis. - Dringend beroep bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
Art. 113bis, 113ter, 113quater
HOOFDSTUK II. - Verzoek tot opheffing van bepaalde veiligheidsmaatregelen.
Art. 114
HOOFDSTUK III. - Beroep bij de rechterlijke macht. <Ingevoegd bij KB 28-01-1988, art. 19>
Art. 114bis
TITEL IV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 115-123
BIJLAGEN.
Art. N1, N1bis, N2-N3, N3bis, N3ter, N4-N6, N6bis, N7, N7bis, N8, N8bis, N8ter, N8quater, N9, N9bis, N10, N10bis, N10ter, N10quater, N11, N11bis, N11ter, N12-N13, N13bis, N13ter, N13quater, N13quinquies, N13sexies, N13septies, N14, N14bis, N14ter, N14quater, N15, N15bis, N15ter, N15quater, N15quinquies, N16, N16bis, N16ter, N17-N19, N19bis, N19ter, N19quater, N19quinquies, N20-N22, N22bis, N23-N25, N25bis, N25ter, N25quater, N25quinquies, N26, N26bis, N26ter, N26quater, N26quinquies, N27-N32, N32bis, N33, N33bis, N33ter, N33quater, N34-N39, N39bis, N39ter, N40-N41, N41bis, N41ter, N41quater, N42-N43, N43bis, N44-N62

Tekst

TITEL I. - Definities. <Ingevoegd bij KB 1996-11-22/31, art. 1, Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Artikel 1.<Ingevoegd bij KB 1996-11-22/31, art. 1, Inwerkingtreding : 16-12-1996> Voor de toepassing van dit koninklijk besluit wordt verstaan onder:
  1° de Minister: de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen tot zijn bevoegdheid heeft;
  2° de wet: de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het [6 verblijf]6, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
  [1 3° samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 : het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;
   4° [7 bevoegde regionale overheid]7 : de bevoegde gewestelijke of communautaire bestuursoverheid die bedoeld wordt in artikel 3, 2°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en die overeenkomstig artikel 7 van dit akkoord en de wetgeving met betrekking tot de tewerkstelling van de buitenlandse werknemers bevoegd is om elke aanvraag voor toelating tot arbeid te ontvangen en te behandelen ;
   5° toelating tot arbeid : de toelating tot arbeid in de zin van artikel 3, 8°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 ;
   6° gecombineerde vergunning : [5 de verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld en een vermelding met betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkt bevat, die]5 aantoont dat een onderdaan van een derde land gemachtigd is om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven om er te werken ;
   7° gecombineerde aanvraagprocedure : procedure in de zin van artikel 3, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;]1
  [2 8° samenwerkingsakkoord van 6 december 2018: het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;
   9° Gewest: het Gewest in de zin van artikel 3, 3°, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018;]2
  [3 10° seizoenarbeider: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 12, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
   11° seizoenarbeidersvergunning: [5 de verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld, die de vermelding "seizoenarbeider" bevat en die]5 aantoont dat een onderdaan van een derde land gemachtigd is om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven om er in de hoedanigheid van seizoenarbeider te werken;]3
  [4 12° het terugtrekkingsakkoord: het akkoord zoals gedefinieerd in artikel 1, § 1, 30°, van de wet;
   13° begunstigde van het terugtrekkingsakkoord: de persoon bedoeld in artikel 1, § 1, 31°, van de wet;]4
  [6 14° vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon: de verblijfstitel bedoeld in artikel 24, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, opgesteld conform het model in bijlage 60 ;
   15° vergunning voor lange-termijnmobiliteit `ICT': de verblijfstitel bedoeld in artikel 24, 6°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018, opgesteld conform het model in bijlage 61;]6
  [7 16° vergunning voor onderzoeker: de verblijfstitel bedoeld in artikel 61/10, § 1, 7° van de wet, opgemaakt overeenkomstig het model in de bijlage 6 met de vermelding "onderzoeker", en met de vermelding "mobiliteitsprogramma" voor onderzoekers die naar de Unie komen in het kader van een specifiek uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen, of een overeenkomst tussen twee of meer erkende instellingen voor hoger onderwijs";
   17° vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers: de verblijfstitel bedoeld in artikel 61/10, § 1, 8°, van de wet, opgemaakt overeenkomstig het model in de bijlage 6 met de vermelding "onderzoekersmobiliteit";
   18° vergunning voor stagiair: de verblijfstitel bedoeld in artikel 61/13/16, § 1, 2°, van de wet, opgemaakt overeenkomstig het model in de bijlage 6 met de vermelding "stagiair";
   19° vergunning voor vrijwilliger: de verblijfstitel bedoeld in artikel 61/13/25, 2°, van de wet, opgemaakt overeenkomstig het model in de bijlage 6 met de vermelding "vrijwilliger".]7
  ----------
  (1)<KB 2018-11-12/09, art. 2, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2019-06-06/25, art. 2, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<KB 2020-03-23/23, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (4)<KB 2020-12-24/09, art. 1, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>
  (5)<KB 2020-06-12/19, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (6)<KB 2021-11-26/02, art. 2, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (7)<KB 2022-11-27/08, art. 2, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  TITEL IBIS. - Algemene bepalingen. (Oud TITEL I) <KB 1996-11-22/31, art. 1, Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  HOOFDSTUK I. [1 - Bijdrage die de administratieve kosten dekt.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-09/09, art. 1, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>

  Art. 1/1.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient onder beurs te worden verstaan : de toelage om een studie te volgen en/of onderzoekswerk te verrichten, geheel of gedeeltelijk toegekend door of voor rekening van :
   1° de Belgische Staat, door of krachtens de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, of organisaties naar Belgisch recht die hij daartoe financiert krachtens artikel 27, § 5, van deze wet of krachtens artikel 5, § 2, 5° van de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de "Belgische Technische Coöperatie" in de vorm van een vennootschap van publiek recht;
   2° de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten;
   3° de instellingen voor hoger onderwijs, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd op grond van de federale of gemeenschapswetgeving;
   4° de internationale organisaties van publiek recht waarvan België lid is;
   5° de bij koninklijk besluit erkende stichtingen van openbaar nut.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-06-08/02, art. 1, 062; Inwerkingtreding : 26-06-2016>

  Art. 1/1/1.[1 § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2, wordt het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 1/1, van de wet, vastgelegd als volgt:
   1° de vreemdeling jonger dan 18 jaar: gratis;
   2° de vreemdeling die 18 jaar of ouder is:
   a) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1° van de wet: 201 euro;
   b) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 2° van de wet: 313 euro;
   c) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 3°, 4° en 6°, van de wet: 181 euro;
   d) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 5° en 8° van de wet: 168 euro;
   e) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 7°, van de wet: 208 euro;
   f) de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 9°, 10°, 11°, 12°, [2 13°, 14°, 15°, 16°, 17° en 18°]2, van de wet: 126 euro.
   § 2. De afwijkingen van de betaling van de bedragen bedoeld in paragraaf 1, zijn vastgelegd als volgt:
   1° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 3° en 4°, van de wet, ingediend door een vreemdeling bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 6°, van de wet: gratis;
   2° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 6°, van de wet, ingediend door een alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan 18 jaar, voor zover het een attest voorlegt dat uitgaat van een door de Belgische diplomatieke of consulaire post erkende arts dat aantoont dat het wegens zijn handicap niet in zijn eigen behoeften kan voorzien: gratis;
   3° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, 2°, 7°, [2 8°, 9° en 15°]2, van de wet, ingediend door een vreemdeling die een beurs geniet zoals bedoeld in artikel 1/1: gratis. Daartoe moet de vreemdeling het bewijs voorleggen dat hij houder is van een beurs die is toegekend door een instelling of een overheid bedoeld in artikel 1/1, door middel van een standaardformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister of met een attest afgegeven door de Algemene Directie Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
   4° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, van de wet, ingediend door een vreemdeling die werd toegelaten tot de procedure van hervestiging in het kader van een hervestigingsprogramma onder toezicht van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen: gratis;
   5° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, van de wet, ingediend door erkende staatlozen ten aanzien van wie wordt vastgesteld dat zij hun nationaliteit buiten hun wil hebben verloren en die aantonen dat zij geen wettige en duurzame verblijfstitel kunnen verkrijgen in een andere Staat waarmee zij banden zouden hebben: gratis;
   6° de aanvragen bedoeld in artikel 1/1, § 2, 1°, van de wet, ingediend door een vreemdeling die de machtiging aanvraagt bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland en op voorwaarde dat de vreemdeling geen voldoende bestaansmiddelen moet aantonen, hij onvermogend is en hiervan het bewijs levert door de verleende kosteloosheid voor de consulaire rechten op basis van bewezen onvermogen zoals toegestaan door de Belgische diplomatieke of consulaire post: gratis.
   § 3. De bedragen bedoeld in paragraaf 1 gelden per aanvraag en per persoon.
   In afwijking van het eerste lid gelden de bedragen per aanvraag voor zover de aanvraag wordt ingediend door vreemdelingen die die door middel van een huwelijk of een wettelijk geregistreerd partnerschap zijn verbonden en desgevallend de met hen samenwonende kinderen van minstens één van hen en de aanvraag gebaseerd is op dezelfde rechtsgrond.
   De betaling van het bedrag bedoeld in paragraaf 1 wordt uitgevoerd door overschrijving op bankrekening BE57 6792 0060 9235.
   De persoon die de betaling uitvoert vermeldt in de mededeling bij de overschrijving de naam en voornaam van de vreemdeling, zijn geboortedatum en nationaliteit, volgens deze structuur: "NaamVoornaamNationaliteitDDMMJJJJ".
   § 4. De bedragen bedoeld in paragraaf 1, 2°, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk: 112,55 (basis 2013 = 100).
   Ze worden elk jaar op 1 januari aangepast, in functie van het gemiddelde indexcijfer van het voorafgaande jaar. Het bekomen resultaat wordt naar boven op de euro afgerond.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-09/09, art. 2, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 1/2.[1 § 1 Bij de indiening van zijn verblijfsaanvraag, onder voorbehoud van artikel 1/2/1, moet de vreemdeling bewijzen dat de in artikel 1/1 van de wet bedoelde retributie betaald werd.
   § 2. Indien de vreemdeling het in het eerste lid bedoelde betalingsbewijs niet voorlegt om zijn verblijfsaanvraag te staven, verklaart de overheid die bevoegd is om de verblijfsaanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de verblijfsaanvraag onontvankelijk. De onontvankelijkheidsbeslissing wordt overeenkomstig het model in bijlage 42 opgesteld. Een kopie van de onontvankelijkheidsbeslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.
   § 3. Indien het in de eerste paragraaf bedoelde betalingsbewijs aantoont dat de retributie gedeeltelijk betaald werd, brengt de overheid die bevoegd is om de verblijfsaanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de vreemdeling hiervan op de hoogte en vraagt hem om de betaling van het verschuldigd bedrag uit te voeren en er het bewijs van te leveren binnen een termijn van dertig dagen. De beslissing waarmee de vreemdeling over de gedeeltelijke betaling wordt geïnformeerd, wordt overeenkomstig het model in de bijlage 43 van dit besluit opgesteld. Een kopie van de beslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.
   De in het eerste lid bedoelde termijn van dertig dagen begint te lopen op de dag na de dag van de kennisgeving van de beslissing die de vreemdeling over de gedeeltelijke betaling informeert.
   De in het eerste lid bedoelde betaling wordt overeenkomstig artikel 1/1/1, § 3, van dit besluit uitgevoerd.
   Indien de in het eerste lid bedoelde betaling niet uitgevoerd wordt, verklaart de overheid die bevoegd is om de aanvraag in ontvangst te nemen of er een beslissing over te nemen de aanvraag onontvankelijk. De onontvankelijkheidsbeslissing wordt overeenkomstig het model in bijlage 42 van dit besluit opgesteld. Een kopie van de onontvankelijkheidsbeslissing wordt naar de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken gestuurd.
   In het in het vierde lid voorziene geval maakt de gedeeltelijke betaling van geen enkele terugbetaling het voorwerp uit en behoudt de Dienst Vreemdelingenzaken de gedeeltelijke betaling.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-09/09, art. 3, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>

  Art. 1/2/1.[1 § 1. Overeenkomstig artikel 18, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 legt de onderdaan van een derde land, die een aanvraag bedoeld [3 in artikel [5 61/12, 61/13/8, 61/13/12, 61/13/18, 61/13/27,]5 61/25-1, 61/26 [4 , 61/29-4, 61/34 of 61/45]4 van de wet]3 indient, het bewijs van betaling van de retributie dat krachtens [3 artikel 1/1, § 2, [5 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 14, 15, 16°, 17° of 18°]5, van de wet]3, naargelang het geval, vereist wordt, voor wanneer hij zijn aanvraag bij de bevoegde [5 regionale overheid]5 indient.
   § 2. Overeenkomstig artikel 19, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 deelt de bevoegde [5 regionale overheid]5, indien de in paragraaf 1 voorziene verplichting niet gerespecteerd wordt, de onderdaan van een derde land schriftelijk mee dat hij over een termijn van vijftien dagen, na de betekening van de brief, beschikt om het bewijs van betaling van de retributie voor te leggen.
   Overeenkomstig artikel 19, § 3, van het samenwerkingsakkoord verklaart de bevoegde [5 regionale overheid]5 de aanvraag onontvankelijk indien de onderdaan van een derde land het bewijs van betaling van de retributie niet voorgelegd heeft nadat de in het eerste lid voorziene termijn van vijftien dagen verstreken is.
   § 3. Overeenkomstig [5 artikel 61/12, § 5, artikel 61/13/8, § 4, artikel 61/13/13, § 2, artikel 61/13/18, § 5, artikel 61/13/27, § 5]5 artikel 61/25-5, § 3, eerste lid [4 , artikel 61/27-4, § 3, eerste lid, artikel 61/34, § 5 of artikel 61/45, § 4]4 van de wet, brengt de Minister of zijn gemachtigde, indien hij tijdens het onderzoek van de verblijfsaanvraag [3 bedoeld in [5 , artikel 61/12, artikel 61/13/8, artikel 61/13/12, artikel 61/13/18, artikel 61/13/27,]5 artikel 61/25-1 [4 artikel 61/26, artikel 61/34 of artikel 61/45]4 van de wet]3 vaststelt dat het bedrag van de retributie niet of gedeeltelijk betaald werd, de onderdaan van een derde land hiervan op de hoogte en vraagt hij hem om het verschuldigde bedrag te betalen en het bewijs van de betaling binnen een termijn van vijftien dagen voor te leggen.
  [3 Overeenkomstig artikel 61/29-4, § 6, van de wet brengt de Minister of zijn gemachtigde, indien hij tijdens het onderzoek van de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/29-4, van de wet, vaststelt dat het bedrag van de bijdrage niet of gedeeltelijk werd betaald, de onderdaan van een derde land hiervan op de hoogte en vraagt hij hem om het verschuldigde bedrag te betalen. De vraag om betaling wordt ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de behandelingstermijn van de aanvraag aan de onderdaan van een derde land gericht. De betrokkene beschikt over een termijn van tien dagen om het bewijs van betaling van het verschuldigde bedrag voor te leggen.]3
   De beslissing waarmee de onderdaan van een derde land geïnformeerd wordt over de niet-betaling of de gedeeltelijke betaling wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 43 betekend.
  [3 De termijn waarover de onderdaan van een derde land beschikt om het bewijs van betaling voor te leggen, begint te lopen op de dag na de dag van de kennisgeving van de in het derde lid bedoelde beslissing.]3
   De betaling van het verschuldigde bedrag wordt overeenkomstig artikel 1/1/1, § 3, uitgevoerd.
   § 4. [3 Overeenkomstig [5 61/13/3, § 2, 4°, 61/13/10, § 2, 4°, 61/13/23, § 2, 4° of 61/13/31, § 2, 4°,]5 artikel 61/25-5, § 3, tweede lid, 61/27-4, § 3, tweede lid, [4 , 61/29-8, § 2, eerste lid, 5°, 61/39, § 2, 3° of 61/48, § 2, 3° van de wet,]4]3 weigert de Minister of zijn gemachtigde de verblijfsaanvraag indien de onderdaan van een derde land het verschuldigde bedrag niet betaald heeft.
   De beslissing tot weigering wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 43bis betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 5, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2019-06-06/25, art. 3, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (3)<KB 2020-03-23/23, art. 4, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (4)<KB 2021-11-26/02, art. 4, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (5)<KB 2022-11-27/08, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  HOOFDSTUK I/I. [1 - Toegang tot het grondgebied en verblijf van ten hoogste drie maanden.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-09/09, art. 4, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>

  Afdeling 1. - Toegang tot het grondgebied. - Binnenkomstvoorwaarden.

  Art. 1/3.[3 ...]3 [2 De vreemdeling die de nationaliteit bezit van een van de landen die opgesomd worden in bijlage I van de verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld wordt gemachtigd, op overlegging van de documenten die voorzien worden in artikel 2 van de wet, met uitzondering van het visum of de daarmee gelijkgestelde machtiging, het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.]2
  ----------
  (1)<KB 2015-02-16/03, art. 3, 054; Inwerkingtreding : 02-03-2015>
  (2)<KB 2015-02-13/06, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (3)<KB 2022-02-09/09, art. 5, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>

  Art. 2. De vreemdeling, die van zijn nationale autoriteiten geen paspoort kan verkrijgen, wordt gemachtigd het Rijk binnen te komen op voorwaarde dat hij houder is van een geldig paspoort of van een daarmee gelijkgestelde reistitel, afgegeven door de autoriteiten van het land waar hij zijn verblijfplaats heeft, voorzien van een visum, geldig voor België, (aangebracht door een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger of door een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt). <KB 1996-11-22/31, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 3. § 1. Het vreemde kind beneden de leeftijd van zestien jaar dat alleen reist, is onderworpen aan de algemene reglementering.
  § 2. Het vreemde kind beneden de leeftijd van zestien jaar wordt gemachtigd het Rijk binnen te komen zonder in het bezit te zijn van een persoonlijk reisdocument op voorwaarde dat het :
  1. reist in gezelschap van een der ouders, grootouders of van zijn voogd;
  2. dezelfde nationaliteit bezit als die persoon en
  3. ingeschreven staat in het reisdocument van die persoon, bij voorkomend geval voorzien van een geldig visum.
  Het Franse kind beneden de leeftijd van zestien jaar mag nochtans ook het Rijk binnenkomen in het gezelschap van een ander persoon (voor zover voldaan wordt aan de in het eerste lid, onder de punten 2 en 3, voorziene voorwaarden). <KB 1996-12-11/38, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>

  Art. 4. Vreemdelingen die in groep reizen, worden, op voorwaarde dat zij tijdens hun verblijf in groep blijven, gemachtigd het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, op vertoon van een collectief paspoort, waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is, of van een naamlijst, gewaarmerkt door de autoriteiten van het land waar zij is opgemaakt, voor zover :
  1. het paspoort of de lijst de identiteit en de verblijfplaats van de leden van de groep vermeldt; die groep mag niet minder dan vijf noch meer dan vijftig leden tellen;
  2. elk van deze personen de nationaliteit bezit van het land wiens autoriteiten het collectief paspoort hebben afgegeven of de naamlijst hebben gewaarmerkt, en houder zijn van een persoonlijk identiteitsbewijs dat van zijn foto is voorzien;
  (3. het collectief paspoort of de naamlijst voorzien is van een visum, geldig voor België, aangebracht door een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger of van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België vindt, tenzij de betrokken vreemdelingen daarvan zijn vrijgesteld;) <KB 1996-11-22/31, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  4. een groepsleider, voorzien van een geldig individueel paspoort, het collectief paspoort of de naamlijst bewaart en bij het overschrijden van de grens(, zo nodig,) alle formaliteiten vervult. <KB 1996-11-22/31, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 5. <KB 1996-12-11/38, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> Als geldige reisdocumenten worden niet aanvaard collectieve paspoorten of collectieve lijsten uitgaande van door België niet erkende Staten of Regeringen.

  Art. 6. Jeugdige personen beneden de leeftijd van eenentwintig jaar, die in groep reizen, worden gemachtigd het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden op vertoon van een geldig collectief paspoort voor jeugdige personen, afgegeven overeenkomstig de Europese overeenkomst van 16 december 1961 betreffende het reizen van jeugdige personen op collectieve paspoorten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa.
  De bepalingen van artikel 4 zijn van toepassing op de in lid 1 bedoelde jeugdige personen, behoudens navolgende afwijkingen :
  1. Jeugdige personen die op een collectief paspoort reizen moeten niet in het bezit zijn van een individueel identiteitsbewijs, maar in staat zijn hun identiteit op enigerlei wijze te bewijzen;
  2. Jeugdige vluchtelingen en staatlozen die in Frankrijk of Ierland gevestigd zijn kunnen worden opgenomen op het collectief paspoort afgegeven door de bevoegde autoriteiten van deze landen;
  3. Jeugdige personen die reizen op een collectief paspoort afgegeven door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland moeten gedurende hun verblijf niet bij elkaar blijven. Zij mogen in verschillende gemeenten verblijven, op voorwaarde dat zij in staat zijn hun identiteit op enigerlei wijze te bewijzen en op voorwaarde dat de reisleider, die het collectief paspoort onder zijn berusting heeft, te allen tijde bereikbaar is.

  Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 1995-10-12/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-11-1995> De scholier die geen onderdaan is van één van de Lid-Staten van de Europese Unie, maar die in één van deze Staten verblijft en behoort tot een groep scholieren die ingeschreven zijn in een school van algemeen vormend onderwijs en die in het kader van een schoolexcursie deelneemt aan een groepsreis, mag door het Rijk reizen of het Rijk binnenkomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden op eenvoudig vertoon van een naamlijst waarop zijn naam vermeld is, conform het gemeenschappelijke formulier dat als bijlage gaat bij het Besluit van de Raad van de Europese Unie 94/795/JBZ van 30 november 1994 inzake een gemeenschappelijk optreden, door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ter vereenvoudiging van het reizen voor scholieren uit derde landen die in een Lid-Staat verblijven, op voorwaarde dat :
  1. de groep begeleid wordt door een leerkracht van de school, die in het bezit is van de documenten die voor zijn doorreis of zijn binnenkomst in het Rijk vereist zijn en van de hogervermelde lijst, opgesteld door de school, met vermelding van de namen en de voornamen van de begeleide leerlingen, de namen van de leerkrachten die de groep begeleiden, alsook van de bestemming en de duur van de reis;
  2. de Lid-Staat waarin de scholieren verblijven de overige Lid-Staten heeft meegedeeld dat zijn eigen lijsten in alle Lid-Staten van de Europese Unie erkend dienen te worden als geldige reisdocumenten op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorwaarden vermeld in de onderdelen 3 en 4 hierna;
  3. de verantwoordelijke instantie van deze Lid-Staat de lijst gewaarmerkt heeft, ten einde de verblijfstatus van de betrokken scholieren en hun recht om zonder formaliteiten opnieuw tot het land te worden toegelaten, te bevestigen;
  4. op het formulier recente foto's zijn aangebracht van de op de lijst vermelde leerlingen die niet in staat zijn om hun identiteit aan te tonen door middel van een identiteitsbewijs met foto.
  Als niet voldaan is aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, onderdelen 2 tot 4, mag de in het eerste lid bedoelde scholier, wiens naam vermeld is op de desbetreffende naamlijst en die voldoet aan de in het eerste lid, onderdeel 1, bedoelde voorwaarden, hoe dan ook door het Rijk reizen of het Rijk binnenkomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden na overlegging van een individueel reisdocument dat in België geldt, zonder dat hij echter in het bezit hoeft te zijn van een visum indien hij daarvan niet is vrijgesteld krachtens andere bepalingen.

  Art. 7. § 1. Luxemburgse of Nederlandse kinderen en jeugdige personen beneden de leeftijd van eenentwintig jaar die in groep reizen, worden gemachtigd het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, op enkel vertoon van een naamlijst die door de onderwijsinstelling of de jeugdvereniging waartoe ze behoren is opgemaakt en die voorzien is van de stempel van de politie van de plaats waar die lijst is opgemaakt.
  Alleen de groepsleider moet in het bezit zijn van het individueel document dat voor zijn binnenkomst in het Rijk vereist is.
  § 2. Luxemburgse en Nederlandse bejaarden die in groep reizen worden gemachtigd het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, op vertoon van een collectieve lijst die door de plaatselijke politie van hun verblijfplaats is afgestempeld en die het voorafgaand akkoord vermeldt van het ((Minister),of van zijn gemachtigde) <AR 1992-07-13/32, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 15-07-1992> <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 8.
  <Opgeheven bij KB 2015-02-13/06, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 9. Houders van documenten afgegeven door de hieronder genoemde internationale organisaties kunnen op enkel vertoon van deze documenten het Rijk binnenkomen.
  1. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een " laissez-passer " van de Verenigde Naties.
  2. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa afgegeven legitimatiebewijs.
  3. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een door de (Raad van de Europese Unie) vastgesteld " laissez-passer ". <KB 1996-12-11/38, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  4. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een door de Secretaris-Generaal van de Internationale Douaneraad afgegeven " laissez-passer ".
  5. Vreemdelingen die in het bezit zijn van een officieel legitimatiebewijs van de Noord Atlantische Verdragsorganisatie.
  6. Militairen behorende tot een krijgsmacht van de N.A.V.O. die in het bezit zijn van een persoonlijk militair identiteitsbewijs en een individuele of collectieve reiswijzer, afgegeven door de N.A.V.O. of door de bevoegde autoriteiten van het land waarvan zij onderdaan zijn.
  7. In Europa gelegerde Amerikaanse of Canadese militairen die in het bezit zijn van een persoonlijk militair identiteitsbewijs en van een verlofpas.

  Art. 10. De vreemdeling die in de Duits-Belgische of de Frans-Belgische grensstreek verblijft wordt gemachtigd in de Belgisch-Duitse of de Belgisch-Franse grensstreek te verkeren op vertoon van de documenten die voorzien zijn bij de tussen België en die landen gesloten overeenkomsten of gemaakte afspraken voor het klein grensverkeer.

  Art. 11. De vreemdeling die niet in de gelegenheid is geweest tijdig het vereiste transit- of reisvisum te bekomen, kan, bij wijze van uitzondering, door de met de grenscontrole belaste overheden worden toegelaten het Rijk binnen te komen.
  Indien de vreemdeling toegang verzoekt uitsluitend om zich via het grondgebied van het Rijk naar een derde land te begeven, mogen de met de grenscontrole belaste overheden hem een transitvisum zonder oponthoud afgeven, op voorwaarde dat het hem is toegestaan zich naar het land van bestemming te begeven en te transiteren door het land dat hij het eerst dient door te reizen om het land van bestemming te bereiken.
  Indien de vreemdeling toegang verzoekt voor een verblijf van ten hoogste drie maanden mogen de met de grenscontrole belaste overheden hem een visum afgeven dat ten hoogste drie dagen geldig is.

  Art. 12. § 1. De vreemdeling die vrijgesteld is van de visumplicht en die niet in het bezit is van het vereiste paspoort of identiteitsbewijs, kan, bij wijze van uitzondering, door de met de grenscontrole belaste overheden worden toegelaten het Rijk binnen te komen, op voorwaarde :
  1. dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt;
  2. dat hij zich niet bevindt in een van de gevallen bedoeld in (artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, van de wet); <KB 1996-11-22/31, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  3. dat hij gegronde redenen aanvoert tot staving van zijn verzoek;
  4. dat de duur van zijn verblijf in het Rijk twee weken niet lijkt te zullen overschrijden;
  5. dat hij in het bezit is van enig identiteitsbewijs.
  Er wordt hem een bijzonder doorlaatbewijs afgegeven, overeenkomstig het model van bijlage 10.
  § 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden niet vervuld zijn, is voor de afgifte van het bijzonder doorlaatbewijs een machtiging van de (Minister) of van zijn gemachtigde vereist. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 13. (Opgeheven) <KB 1996-12-11/38, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>

  Art. 14.[1 Tenzij in dit besluit anders is bepaald, wordt de beslissing tot terugdrijving die in toepassing van de wet genomen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 11 aan de betrokkene betekend.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-03-23/23, art. 5, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 15. (opgeheven) <KB 2008-07-22/33, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>

  Art. 16. (opgeheven) <KB 2008-07-22/33, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>

  Art. 17. (opgeheven) <KB 2008-07-22/33, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>

  Afdeling 1bis. - (Toegang tot het grondgebied. - Bijzondere binnenkomstvoorwaarde : de verbintenis tot tenlasteneming.) <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997>

  Art. 17/2.[1 § 1. De verbintenis tot tenlasteneming bedoeld in artikel 3bis van de wet, moet overeenkomen met bijlage 3bis en twee delen omvatten. Het eerste deel is de verbintenis tot tenlasteneming en het tweede deel bevat informatie die bestemd is voor de garant en de onderdaan van een derde land die ten laste wordt genomen.
   Om een geldig bewijs van de bestaansmiddelen die vereist zijn voor een kort verblijf in België te vormen moet het eerste deel van de verbintenis tot tenlasteneming recto verso gedrukt zijn, moet het origineel zijn en mag het geen wijzigingen bevatten.
   De verbintenis tot tenlasteneming bedoeld in artikel 3bis van de wet vermeldt de volgende elementen :
   1° de identiteit van de persoon die de verbintenis tot tenlasteneming ondertekent;
   2° de identiteit en het adres van een onderdaan van een derde land die ten laste wordt genomen;
   3° het huisvestingsadres;
   4° de duur en het doel van het verblijf;
   5° de verwantschapsbanden tussen de garant en de onderdaan van een derde land die ten laste wordt genomen.
   § 2. De verbintenis tot tenlasteneming kan worden aangegaan voor een onderdaan van een derde land die een kort verblijf in België wenst.
   De garant moet persoonlijk over voldoende middelen van bestaan beschikken.
   § 3.De verbintenis tot tenlasteneming vormt slechts een bewijs van voldoende middelen van bestaan in hoofde van de ten laste genomen onderdaan van een derde land indien zij ontvankelijk verklaard en aanvaard werd door de Minister of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-12-02/13, art. 1, 059; Inwerkingtreding : 07-01-2016>

  Art. 17/3.<Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997> § 1. De persoon die de verbintenis tot tenlasteneming ondertekent ten gunste van een vreemdeling die niet onderworpen is aan de visumplicht, moet op het ogenblik dat hij zich aanbiedt bij het gemeentebestuur om de verbintenis te laten legaliseren, de volgende documenten overleggen :
  1° een loonfiche of een document, opgesteld door een openbare overheid, waaruit zijn maandelijkse of jaarlijkse netto-/bruto- inkomsten blijken of wanneer hij één van deze stukken niet kan overleggen, enig ander document waarin het bedrag van zijn inkomsten vermeld wordt;
  2° een document waaruit blijkt dat hij de Belgische nationaliteit bezit of dat hij gemachtigd of toegelaten is om voor onbepaalde duur in België te verblijven.
  § 2. Het gemeentebestuur zendt de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming evenals de documenten vermeld in § 1 onmiddellijk over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
  Indien deze documenten niet overgelegd werden door de garant, verklaart de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming onontvankelijk.
  Indien de garant niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, verwerpt de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming.
  § 3. De Dienst Vreemdelingenzaken zendt vervolgens de verbintenis tot tenlasteneming opnieuw over aan het gemeentebestuur, die de garant onmiddellijk verzoekt om deze te komen afhalen.
  Het gemeentebestuur vermeldt op de verbintenis tot tenlasteneming vanaf welke datum zij mag worden afgehaald.
  § 4. Indien de verbintenis tot tenlasteneming aanvaard werd door de Minister of diens gemachtigde, moet zij door de vreemdeling aangewend worden om het grondgebied van de Staten die partij zijn bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnen te komen binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum vermeld in § 3, tweede lid.
  [1 § 5. De paragrafen 1 tot 3 zijn eveneens van toepassing wanneer de verbintenis tot tenlasteneming ondertekend wordt ten gunste van een vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht, in geval van indiening van de aanvraag bij een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die België vertegenwoordigt.
   Wanneer ze aanvaard wordt, moet de verbintenis tot tenlasteneming binnen een termijn van zes maanden, vanaf de datum die in de derde paragraaf, tweede lid, vermeld wordt, door de vreemdeling worden overgelegd om zijn aanvraag te staven.
   § 6. Indien de vreemdeling niet voldoet aan de verplichting die voorzien wordt in paragraaf 4 of 5, tweede lid, naargelang het geval, wordt de verbintenis tot tenlasteneming geacht niet te zijn aanvaard.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-07-16/10, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 29-09-2012>

  Art. 17/4. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997> § 1. Indien de burgemeester of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming legaliseert die aangegaan werd ten opzichte van een vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht, vermeldt hij de datum van de legalisatie op de verbintenis tot tenlasteneming en overhandigt hij deze onmiddellijk aan de garant.
  Wanneer de burgemeester of zijn gemachtigde overeenkomstig artikel 3bis, vierde lid, van de wet, een advies richt aan de Minister of diens gemachtigde, bezorgt hij hem terzelfdertijd een kopie van de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming.
  § 2. Wanneer de verbintenis tot tenlasteneming gelegaliseerd werd, moet de vreemdeling ten opzichte van wie zij werd aangegaan, zich binnen een termijn van zes maanden vanaf de in § 1, eerste lid, vermelde datum aanbieden bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland om er samen met de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming de volgende documenten over te leggen:
  1° een loonfiche of een document, opgesteld door een openbare overheid, waaruit de maandelijkse of jaarlijkse netto-/bruto- inkomsten van de garant blijken of wanneer hij één van deze stukken niet kan overleggen, enig ander document waarin het bedrag van de inkomsten van de garant vermeld wordt;
  2° een document waaruit blijkt dat de garant de Belgische nationaliteit bezit of dat hij gemachtigd of toegelaten is om voor onbepaalde duur in België te verblijven.
  Indien deze documenten niet overgelegd werden binnen de vastgestelde termijn, verklaart de diplomatieke of consulaire post de verbintenis tot tenlasteneming onontvankelijk.
  Indien de garant niet beschikt over voldoende inkomsten, verwerpt de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming.
  § 3. De diplomatieke of consulaire post brengt de genomen beslissing ter kennis van de vreemdeling door hem de verbintenis tot tenlasteneming opnieuw over te leggen.

  Art. 17/5. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997> Vanaf de dag dat de vreemdeling het grondgebied van de Staten die partij zijn bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnengekomen is, voorzien van de documenten vereist bij artikel 2 van de wet, is de garant samen met de vreemdeling gedurende een periode van twee jaar hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet, vermelde kosten.
  De garant is vrijgesteld van deze aansprakelijkheid indien hij het bewijs levert dat de vreemdeling het grondgebied van de Staten die partij zijn bij de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990, verlaten heeft.

  Art. 17/6. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 9; Inwerkingtreding : 17-01-1997> De garant kan enkel afstand doen van de verbintenis tot tenlasteneming indien de Minister of zijn gemachtigde een nieuwe verbintenis aanvaardt, die door een andere persoon ondertekend werd.

  Art. 17/7.<Ingevoegd bij KB 2006-05-15/39, art. 1; Inwerkingtreding : 21-06-2006> § 1. Wanneer de kosten van verblijf, gezondheidszorgen en repatriëring, bedoeld in artikel 3bis van de wet, door de Belgische Staat gedragen werden, wordt de terugbetaling ervan ingevorderd op initiatief van de Minister of zijn gemachtigde bij een ter post aangetekende brief.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt het bedrag van de kosten van verblijf en gezondheidszorgen dat voortvloeit uit de opsluiting van de vreemdeling overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, 27 [1 29 en 51/5, § 3]1 van de wet, met uitzondering van de individueel gemaakte extra kosten, forfaitair vastgesteld op [1 180 euro ]1 per volledige dag en per persoon. De dag van binnenkomst wordt eveneens aangerekend, de dag van vertrek niet.
  Wanneer een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een uitvoerbare beslissing tot weigering van verblijf (...), overeenkomstig artikel 74/6 van de wet vastgehouden wordt, wordt het bedrag van de kosten van verblijf en gezondheidszorgen dat hieruit voortvloeit eveneens vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. De dag dat de beslissing uitvoerbaar wordt, wordt in dit geval beschouwd als de dag van binnenkomst. <KB 2007-04-27/56, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Het in het eerste lid vastgestelde forfaitaire bedrag wordt gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, [1 119,01 (basis 2004 = 100)]1. Het wordt elk jaar op 1 januari aangepast in verhouding tot de index van de voorafgaande maand december. De uitkomst wordt naar [1 de hogere euro]1 afgerond.
  § 3. Voor de toepassing van § 1 zijn de kosten van repatriëring, de reële kosten die voortvloeien uit de begeleiding en het vervoer van de vreemdeling naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit of dat hem een verblijfstitel voor meer dan drie maanden heeft afgegeven.
  
   (NOTA : het bedrag van 180 euro is geïndexeerd. Dit bedrag is vastgesteld op :
  
  - 184 euro voor het jaar 2013 ; zie VARIA 2013-05-07/09, art. M, 048; Inwerkingtreding : 01-01-2013;
  - 186 euro voor het jaar 2014 ; zie VARIA 2014-01-15/01, art. M, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2014; < Erratum, B.St. 07-02-2014, p. 11067>;
  - 186 euro voor het jaar 2015 ; zie VARIA 2015-03-16/06, art. M, 056; Inwerkingtreding : 01-01-2015
  - 188 euro voor het jaar 2016 ; zie VARIA 2016-02-01/02, art. M1, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2016
  - 192 euro voor het jaar 2017 ; zie VARIA 2017-03-03/02, art. M1, 064; Inwerkingtreding: 01-01-2017)
  - 196 euro voor het jaar 2018 ; zie VARIA 2018-01-09/08, art. M; Inwerkingtreding: 01-01-2018)
  - 201 euro voor het jaar 2019 ; zie VARIA 2019-01-04/01, art. M; Inwerkingtreding: 01-01-2019)

  ----------
  (1)<KB 2012-09-20/14, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 11-10-2012>

  Art. 17.8. <Ingevoegd bij KB 2006-05-15/39, art. 2; Inwerkingtreding : 21-06-2006> Wanneer de kosten van verblijf en gezondheidszorgen, bedoeld in artikel 3bis van de wet, door het bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gedragen werden, wordt de terugbetaling ervan door dit centrum ingevorderd bij een ter post aangetekende brief.
  Deze kosten zijn de door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gedragen reële kosten van verblijf en gezondheidszorgen.

  Art. 17.9. <Ingevoegd bij KB 2006-05-15/39, art. 3; Inwerkingtreding : 21-06-2006> Indien de schuldenaar verzuimt het bedrag van de teruggevorderde kosten te betalen, kan de invordering ervan aan de administratie van het Kadaster, Registratie en Domeinen overgedragen worden.
  De ingevorderde sommen worden aan de Schatkist gestort.

  Afdeling 2. - Verblijf van ten hoogste drie maanden. - Administratieve formaliteiten. - Afgifte van het verblijfsdocument.

  Art. 18. Zijn vrijgesteld van de verplichting zich bij het gemeentebestuur aan te melden :
  1° de vreemdeling die tijdens een reis in België voor behandeling in een ziekenhuis of een soortgelijke verplegingsinrichting is opgenomen;
  2° de vreemdeling die aangehouden is en in een strafinrichting of in een inrichting tot bescherming van de maatschappij gedetineerd is, (...). <KB 1996-12-11/38, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>

  Art. 19. De aanwezigheid in het Rijk van het vreemde kind beneden de leeftijd van vijftien jaar moet aan het gemeentebestuur gesignaleerd worden door de vader of de moeder of door de persoon of de instelling onder wiens bewaring het kind staat.

  Art. 20. De vreemdeling die België binnenkomt voor een verblijf van ten hoogste drie maanden ontvangt van het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert een document dat is opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 3.
  Dat document is ten hoogste drie maanden geldig vanaf de datum van binnenkomst in het Rijk, tenzij het visum of de visum verklaring, aangebracht op het paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, een kortere duur bepaalt.
  (Van de geldigheidstermijn bepaald in het tweede lid wordt afgetrokken de duur van het verblijf van de vreemdeling op het grondgebied van een andere Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen die België bindt, uitgezonderd de duur van het verblijf op het grondgebied van de overeenkomstsluitende Staat die hem een geldige verblijfstitel heeft afgegeven.) <KB 1996-11-22/31, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 21. <KB 1996-11-22/31, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996> - De beslissing van de Minister of zijn gemachtigde waarbij het bevel om het grondgebied te verlaten wordt gegeven aan de vreemdeling die niet in het bezit is van de vereiste documenten om het Rijk binnen te komen, wordt ter kennis gebracht door middel van formulier A, overeenkomstig het model van bijlage 12.

  Art. 22. <KB 28-01-1988, art. 1> De beslissing van de (Minister) of zijn gemachtigde waarbij bevel om het grondgebied te verlaten wordt gegeven aan de vreemdeling die noch gemachtigd noch toegelaten is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk of om er zich te vestigen, wordt ter kennis gebracht door middel van het formulier B, overeenkomstig het model van bijlage 13. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 22.2. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 11; Inwerkingtreding : 17-01-1997> Wanneer de Minister of diens gemachtigde aan de verantwoordelijke Staat in de zin van internationale overeenkomsten die België binden, het verzoek richt om de vreemdeling terug te nemen die bedoeld wordt in artikel 7, eerste lid, 1°, 2° of 5°, van de wet, en wiens asielprocedure hangende is in deze Staat of wiens asielaanvraag definitief werd verworpen door deze Staat, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte en deelt hij hem de inhoud mee van de genomen beslissing.
  Wanneer de vreemdeling overgedragen wordt aan de verantwoordelijke Staat, wordt hij in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 10bis (of bijlage 10ter). Dit document vermeldt de bevoegde overheid van deze Staat waarbij de vreemdeling zich moet aanmelden evenals (, desgevallend,) de termijn die hem toegestaan wordt om dit te doen. <KB 1998-03-02/32, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-09-1997> <KB 2007-04-27/56, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  HOOFDSTUK II. - Verblijf van meer dan drie maanden.

  Afdeling 1. - Binnenkomstvoorwaarden.

  Art. 23. <KB 1994-03-11/30, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994> Onder voorbehoud van artikel 10 van de wet, hoeven niet in het bezit te zijn van de machtiging tot voorlopig verblijf :
  1° de vreemdelingen bedoeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling 6;
  2° (de onderdanen van Monaco); <KB 1996-12-11/38, art. 12, 1°, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  3° (de onderdanen van Zwitserland, die het genot van de bepalingen van Titel II, hoofdstuk Iter niet kunnen opeisen of die er geen aanspraak op wensen te maken.) <KB 2002-07-11/51, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2002>

  Art. 24. Het vreemde kind beneden zestien jaar, dat alleen naar België komt voor een verblijf van meer dan drie maanden, is onderworpen aan de algemene reglementering.
  Het vreemde kind beneden zestien jaar wordt evenwel toegelaten het Rijk binnen te komen voor een verblijf van meer dan drie maanden zonder in het bezit te zijn van een persoonlijk reisdocument of van een machtiging tot voorlopig verblijf, onder dezelfde voorwaarden als deze bepaald bij artikel 3, § 2, lid 1, van dit besluit, voor zover de ouder, de bloedverwant in de opgaande lijn of de voogd zelf de voorwaarden vervult die gesteld zijn om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven.

  Afdeling 2. - Formaliteiten van inschrijving bij het gemeentebestuur en afgifte van (een) verblijfsvergunning. <KB 2007-04-27/56, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 25. § 1. Wanneer de vreemdeling die naar België komt voor een verblijf van meer dan drie maanden in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf, schrijft het gemeentebestuur hem in het vreemdelingenregister in en geeft hem [1 de verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 af.
  Indien de machtiging tot voorlopig verblijf slechts voor een bepaalde duur geldt, [1 wordt de geldigheidsduur van de verblijfstitel tot die duur beperkt]1.
  § 2. Wanneer de vreemdeling geen machtiging tot voorlopig verblijf moet bezitten, handelt het gemeentebestuur, op overlegging van het bewijs van de bestaansmiddelen, zoals bepaald is in paragraaf 1.
  Acht het gemeentebestuur het bewijs van de bestaansmiddelen ontoereikend, dan geeft het aan de vreemdeling een attest van immatriculatie model A af, overeenkomstig bijlage 4.
  Dat attest dekt het verblijf voor drie maanden, in afwachting van de beslissing van de (Minister)) of zijn gemachtigde. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  Is de beslissing gunstig of wordt, binnen de termijn van drie maanden, geen beslissing ter kennis van het gemeentebestuur gebracht, dan geeft dat bestuur [1 de verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 af.
  Indien de (Minister) of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet tot verblijf gemachtigd wordt, geeft hij hem bevel om het grondgebied te verlaten. Het gemeentebestuur geeft van beide beslissingen kennis door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 14. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 3, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 25/2.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 5; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. De vreemdeling die reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk van maximaal drie maanden overeenkomstig Titel I, hoofdstuk II van de wet, of van meer dan drie maanden, die aantoont :
  1° ofwel in het bezit te zijn van
  a) een arbeidskaart B, een beroepskaart, of een attest afgegeven door de bevoegde overheidsdienst van vrijstelling van deze verplichting (of elk ander bewijs dat door de bevoegde ministers voldoende wordt geacht om deze vrijstelling te bevestigen), en <KB 2008-07-22/33, art. 5, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  b) een geneeskundig getuigschrift waaruit blijkt dat hij niet aangetast is door één der in bijlage bij de huidige wet opgesomde ziekten, en
  c) een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene niet veroordeeld is geweest wegens misdaden of wanbedrijven van gemeen recht, wanneer hij ouder is dan 18 jaar,
  2° ofwel de door de wet of een koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden te vervullen om gemachtigd te worden tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk op grond van een andere hoedanigheid,
  kan op deze basis een aanvraag tot machtiging tot verblijf indienen bij de burgemeester van de gemeente waar hij verblijft.
  Deze aanvraag dient vergezeld te zijn van de bewijzen dat de vreemdeling de voorwaarden bedoeld in deze paragraaf vervult.
  § 2. Voor zover de vreemdeling de bewijzen aanbrengt dat hij de voorwaarden bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, vervult, en indien uit de controle van de reële verblijfplaats, die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren, blijkt dat de vreemdeling op het grondgebied van de gemeente verblijft, kent de burgemeester of zijn gemachtigde de machtiging tot beperkt verblijf toe aan de vreemdeling, schrijft het gemeentebestuur hem in het vreemdelingenregister in en [5 overhandigt het een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]5, of, indien de vreemdeling reeds houder is van [5 een dergelijke verblijfstitel]5, brengt het gemeentebestuur hem op de hoogte van de beslissing.
  In het andere geval beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om de aanvraag niet in overweging te nemen door middel van een document overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 40. Het gemeentebestuur maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.
  § 3. Voor zover de vreemdeling de bewijzen aanbrengt dat hij de voorwaarden bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, vervult, en indien uit de controle van de reële verblijfplaats, die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren, blijkt dat de vreemdeling op het grondgebied van de gemeente verblijft, wordt hij in het bezit gesteld van een document dat aantoont dat de aanvraag werd ingediend. Het gemeentebestuur maakt de aanvraag, vergezeld van de bewijzen bedoeld bij § 1, tweede lid, en van het verslag opgesteld bij de controle van de verblijfplaats, zonder verwijl over aan de gemachtigde van de minister.
  In het andere geval beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om de aanvraag niet in overweging te nemen door middel van een document overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 40. Het gemeentebestuur maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.
  Indien de minister of zijn gemachtigde de machtiging tot verblijf toekent aan de vreemdeling, schrijft het gemeentebestuur deze in het vreemdelingenregister in en [5 overhandigt het een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]5, of, indien de vreemdeling reeds houder is van [5 een dergelijke verblijfstitel]5, brengt het gemeentebestuur hem op de hoogte van de beslissing.
  Indien de minister of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling de voorwaarden bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, niet vervult, verwerpt hij de aanvraag tot machtiging tot verblijf en geeft het hem in voorkomend geval het bevel om het grondgebied te verlaten overeenkomstig het model van bijlage 13.
  (§ 4. Indien uit de controle van de reële verblijfplaats die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren blijkt dat de vreemdeling die [1 ...]1 een aanvraag gebaseerd op artikel 61/7 van de wet, op het grondgebied van de gemeente verblijft, wordt hij in het bezit gesteld van een document dat aantoont dat zijn aanvraag werd ingediend. Het gemeentebestuur maakt de aanvraag, vergezeld van de voorgelegde documenten en het verslag opgesteld bij de controle van de verblijfplaats, zonder verwijl over aan de gemachtigde van de minister.
  De bepalingen van § 3, tweede tot vierde lid, zijn van toepassing [1 op de aanvraag bedoeld in het eerste lid]1.) <KB 2008-07-22/33, art. 5, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  [1 § 5. [4 Dit artikel is niet van toepassing:
   1° op de vreemdelingen die een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 10bis van de wet indienen;
   2° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/25-1 van de wet, op basis van artikel 61/25-2, § 2, van de wet, indienen;
   3° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/26 van de wet, op basis van artikel 61/27-1, §§ 2 of 3, van de wet, indienen;
   4° op de onderdanen van een derde land die gemachtigd worden om, in de hoedanigheid van seizoenarbeider, voor een maximale duur van negentig dagen op het grondgebied te verblijven en die, overeenkomstig artikel 61/29, § 5, eerste en derde lid, van de wet, een aanvraag voor een toelating tot arbeid bedoeld in artikel 61/29-4, van de wet, [6 indienen;]6]4]1
  [6 5° op de onderdanen van een derde land die een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 61/34 of artikel 61/45 van de wet voor een verblijf als binnen een onderneming overgeplaatste persoon [7 , een binnen een onderneming overgeplaatste persoon]7 of een binnen een onderneming overgeplaatste persoon in het kader van korte of lange-termijnmobiliteit;]6
  [7 6° op de onderdanen van een derde land die de hoedanigheid hebben van onderzoeker of die een aanvraag hiertoe indienen overeenkomstig artikel 61/12 van de wet;
   7° op de onderdanen van een derde land die de hoedanigheid hebben van onderzoeker binnen het kader van korte-termijnmobiliteit of die hiertoe een kennisgeving indienen overeenkomstig 61/13/5 van de wet;
   8° op de onderdanen van een derde land die de hoedanigheid hebben van onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit of die hiertoe een aanvraag indienen overeenkomstig 61/13/8 van de wet.
   9° op de onderdanen van een derde land die de hoedanigheid hebben van een stagiair of die een aanvraag hiertoe indienen overeenkomstig artikel 61/13/18 van de wet;
   10° op de onderdanen van een derde land die de hoedanigheid hebben van vrijwilliger in het kader van Europees vrijwilligerswerk of hiertoe een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 61/13/27 van de wet.]7
  [2 § 6. [4 ...]4]2
  [3 § 7. [4 ...]4]3
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 2, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2018-11-12/09, art. 6, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (3)<KB 2019-06-06/25, art. 4, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (4)<KB 2020-03-23/23, art. 6, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (5)<KB 2020-06-12/19, art. 4, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (6)<KB 2021-11-26/02, art. 5, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (7)<KB 2022-11-27/08, art. 5, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 25/3. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 6; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. Indien de vreemdeling die verklaart zich in één der in artikel 10 of 10bis van de wet voorziene gevallen te bevinden zijn aanvraag indient bij de bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger wordt hij, overeenkomstig artikel 12bis, § 2, of 10ter, § 1, van de wet, na voorlegging van alle vereiste documenten, in het bezit gesteld van [1 een bewijs van indiening van de aanvraag, conform het model in de bijlage 15quinquies]1.
  § 2. Indien de vreemdeling die naar België komt in het bezit is van een toelating tot verblijf krachtens artikel 10 van de wet, schrijft het gemeentebestuur hem in het vreemdelingenregister in en geeft hem[2 de verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]2 af.
  Behalve in het geval van artikel 13, § 1, [1 vijfde lid]1, van de wet, zijn de toelating tot verblijf voor beperkte duur en [2verblijfstitel]2 geldig voor een duur van één jaar.
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 5, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 26. [1 § 1.De vreemdeling die een aanvraag voor een toelating tot verblijf indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, in toepassing van de artikelen 10 en 12bis, § 1, tweede lid, 1°, 2° of 4°, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
   1° de voor zijn binnenkomst en verblijf vereiste documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in artikel 12bis, § 1, tweede lid, 1°, 2° of 4°, van de wet bepaalde voorwaarden;
   2° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
   Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs van zijn aanvraag, conform het model in de bijlage 15bis. De aanvraag en een kopie van de bijlage 15bis worden onmiddellijk naar de Minister of zijn gemachtigde gestuurd. Met het oog op de eventuele inschrijving van de vreemdeling in het vreemdelingenregister laat de burgemeester of zijn gemachtigde tot een verblijfsonderzoek overgaan.
   Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 15ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
   § 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, of indien binnen de in artikel 12bis, §3, tweede lid, van de wet bepaalde termijn geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, conform het model in de bijlage 4. Dit attest van immatriculatie vervalt zes maanden na de afgifte van het ontvangstbewijs van de aanvraag. [2 Indien de aanvraag echter wordt ingediend door een familielid bedoeld bij artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6° van de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en die voormalig houder is van een Europese blauwe kaart, vervalt het attest van immatriculatie vier maanden na de afgifte van het ontvangstbewijs van de aanvraag.]2
   Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 15quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, geeft de Minister of zijn gemachtigde, in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem af.
   § 3. [2 Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 12bis, § 3, vierde lid, of § 3bis, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikelen 12bis, § 3, derde, of § 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de Burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.]2
   § 4. [2 Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 12bis, § 3, derde lid, of § 3bis, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde [3 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]3 af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van [3 dit verblijfstitel]3]2
   Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 6, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 26/1. [1 § 1. De vreemdeling die een verblijfsaanvraag indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, in toepassing van de artikelen 10 en 12bis, § 1, tweede lid, 3°, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
   1° een geldig paspoort;
   2° de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de buitengewone omstandigheden, zoals gedefinieerd in artikel 12bis, § 1, tweede lid, 3°, van de wet;
   3° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
   Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een kopie van de aanvraag naar de gemachtigde van de Minister, zodat de laatstgenoemde persoon de ontvankelijkheid ervan kan verifiëren. Met het oog op de eventuele inschrijving van de vreemdeling in het vreemdelingenregister laat de burgemeester of zijn gemachtigde tot een verblijfsonderzoek overgaan.
   Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 15ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
   § 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, geeft hem een ontvangstbewijs van de aanvraag conform het model in de bijlage 15bis af, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, conform het model in de bijlage 4. Dit attest van immatriculatie vervalt zes maanden na de afgifte van het genoemd ontvangstbewijs. [2 Indien de aanvraag echter wordt ingediend door een familielid bedoeld bij artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6° van de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en voormalig houder is van een Europese blauwe kaart, vervalt het attest van immatriculatie vier maanden na de afgifte van het ontvangstbewijs van de aanvraag.]2
   Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 15quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, geeft de Minister of zijn gemachtigde, in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem af.
   § 3. [2 Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 12bis, § 3, vierde lid, of § 3bis, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikel 12bis, § 3, derde lid, of § 3bis, eerste lid, van de wet bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de Burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.]2
   § 4. [2 Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 12bis, § 3, derde lid, of § 3bis, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde [3 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]3 af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van [3 deze verblijfstitel]3.]2
   Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 7, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 26/2.[1 § 1. Onverminderd artikel 26/2/1 kan de vreemdeling in de volgende gevallen een aanvraag voor een machtiging tot verblijf op basis van artikel 10bis, van de wet, indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats :
   1° indien hij in een andere hoedanigheid reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk;
   2° indien hij gemachtigd is tot een verblijf van maximum drie maanden en indien hij, indien de wet dat vereist, beschikt over een geldig visum, met het oog op het afsluiten van een huwelijk of een partnerschap in België, indien dit huwelijk of partnerschap effectief werd afgesloten vóór het einde van deze machtiging;
   3° indien hij gemachtigd is tot een verblijf van maximum drie maanden en een minderjarig kind, bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, tweede en derde streepje, is, [2 ...]2 van de wet.
   § 2. De vreemdeling dient zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf in vooraleer zijn toelating of machtiging tot verblijf verstrijkt en overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
   1° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in de eerste paragraaf voorziene voorwaarden;
   2° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
   In afwijking van het eerste lid overlegt de vreemdeling die een aanvraag indient op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden ten laatste binnen de vier maanden na de indiening van zijn aanvraag.
   § 3. Indien de vreemdeling zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf overeenkomstig de tweede paragraaf indient, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs van zijn aanvraag conform het model in de bijlage 41bis. Indien uit de controle van het effectief verblijf blijkt dat de vreemdeling in de gemeente verblijft, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie (model A), waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, [4 zonder echter langer te mogen zijn dan negen maanden]4. De burgemeester of zijn gemachtigde stuurt onmiddellijk een kopie van de aanvraag en van de bijlage 41bis naar de gemachtigde van de Minister.
   Indien de aanvraag echter wordt ingediend op basis van [4 artikel 10bis, § 3 of § 4 van de wet, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van negen maanden]4 verminderd tot vier maanden.
  [4 Indien de aanvraag wordt ingediend op basis van artikel 10bis § 5 of § 6, wordt de in het eerste lid voorziene termijn van negen maanden verminderd tot 90 dagen.]4
   Indien de vreemdeling zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf niet overeenkomstig de tweede paragraaf indient, beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om deze aanvraag niet in overweging te nemen, door middel van het document conform het model in de bijlage 41ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
   § 4. [2 Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 10ter, § 2, derde lid, § 2bis, tweede lid, of § 2ter, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, § 2bis, eerste lid, of § 2ter, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn te verlengen overhandigt de Burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum.]2
   § 5. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, [2 of § 2ter, eerste lid,]2 van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde [3 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]3 af aan de vreemdeling. De geldigheidsduur van dit bewijs is gelijk aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van dit bewijs.
   Indien de aanvraag voor een machtiging tot verblijf echter op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt ingediend en binnen de in artikel 10ter, § 2bis, eerste lid, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde wordt [3 de verblijfstitel]3 enkel indien alle documenten werden overgelegd overeenkomstig het eerste lid afgegeven. Indien dit niet het geval is, verwerpt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft, in voorkomend geval, aan de vreemdeling het bevel om het grondgebied te verlaten, door middel van het document conform het model in de bijlage 14.
   Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 6, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 8, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (4)<KB 2021-11-26/02, art. 6, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>

  Art. 26/2/1.[1 § 1. De vreemdeling die een verblijfsaanvraag indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, op basis van de artikelen 9bis en 10bis, van de wet, overlegt de volgende documenten om deze aanvraag te staven :
   1° een identiteitsdocument of het bewijs dat hij vrijgesteld is van het overleggen van een dergelijk document;
   2° de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de buitengewone omstandigheden, bedoeld in artikel 9bis, van de wet;
   3° de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden.
   In afwijking van het eerste lid overlegt de vreemdeling die een aanvraag indient op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, de bewijsdocumenten die betrekking hebben op de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden ten laatste binnen de vier maanden na de indiening van zijn aanvraag.
   § 2. Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag alle vereiste documenten overlegt, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van de aanvraag naar de gemachtigde van de Minister, zodat de laatstgenoemde persoon de ontvankelijkheid ervan kan verifiëren, voor zover uit de controle van het verblijf waartoe de burgemeester of zijn gemachtigde laat overgaan blijkt dat de vreemdeling effectief op het grondgebied van de gemeente verblijft.
   Indien de vreemdeling bij de indiening van zijn aanvraag echter niet alle vereiste documenten overlegt, of indien uit de controle van de verblijfplaats bedoeld in het 1e lid blijkt dat de vreemdeling niet op het grondgebied van de gemeente verblijft, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing aan de vreemdeling, door middel van een document conform het model in de bijlage 41ter. Een kopie van dit document wordt onmiddellijk aan de Minister of zijn gemachtigde bezorgd.
   § 3. Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, informeert de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling dat zijn aanvraag ontvankelijk is, geeft hem een ontvangstbewijs van de aanvraag af, conform het model in de bijlage 41bis, schrijft hem in in het vreemdelingenregister en geeft hem een attest van immatriculatie (model A) af, waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, [4 zonder echter langer te mogen zijn dan negen maanden]4.[2 Indien de aanvraag echter wordt ingediend op basis van [4 artikel 10bis, § 3 of § 4 van de wet, wordt de termijn van negen maanden]4 verminderd tot vier maanden.]2
   Indien de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk verklaart, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van het document conform het model in de bijlage 41quater. Indien de vreemdeling zich bovendien in één van de in artikel 7 van de wet bepaalde gevallen bevindt, wordt in voorkomend geval, door middel van het formulier A of B, conform het model van de bijlage 12 of 13, een bevel om het grondgebied te verlaten aan hem betekend.
  [4 Indien de aanvraag wordt ingediend op basis van artikel 10bis § 5 of § 6, wordt de termijn van negen maanden verminderd tot 90 dagen.]4
   § 4. [2 Indien de Minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 10ter, § 2, derde lid, § 2bis, tweede lid, of § 2ter, tweede lid, van de wet, beslist om de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, § 2bis, eerste lid, of § 2ter, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn te verlengen, overhandigt de Burgemeester of zijn gemachtigde een kopie van deze beslissing aan de vreemdeling en verlengt zijn attest van immatriculatie (model A) met drie maanden, te rekenen vanaf zijn vervaldatum. "]2
   § 5. Indien de beslissing gunstig is of indien binnen de in artikel 10ter, § 2, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde [3 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]3, waarvan de geldigheidsduur gelijk is aan die van de verblijfstitel van de vreemdeling die vervoegd wordt, af aan de vreemdeling. Het attest van immatriculatie (model A) wordt desgevallend verlengd tot de afgifte van [3 deze verblijfstitel]3.
   Indien de aanvraag voor een machtiging tot verblijf echter op basis van artikel 10bis, § 3, van de wet, wordt ingediend en binnen de in artikel 10ter, § 2bis, eerste lid, bedoelde termijn, die eventueel verlengd wordt, geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde wordt [3 de verblijfstitel]3 enkel indien alle documenten werden overgelegd overeenkomstig het eerste lid afgegeven. Indien dit niet het geval is, verwerpt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft, in voorkomend geval, aan de vreemdeling het bevel om het grondgebied te verlaten, door middel van het document conform het model in de bijlage 14.
   Indien de Minister of diens gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet toegelaten wordt tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk weigert hij de aanvraag, en, in voorkomend geval, geeft hij hem het bevel om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze twee beslissingen door middel van het document conform het model in de bijlage 14.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 7, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 5, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 9, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (4)<KB 2021-11-26/02, art. 7, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>

  Art. 26.3.[1 Vormt een voldoende huisvesting in de zin van de artikelen 10 en 10bis van de wet, de huisvesting die, voor de vreemdeling en zijn familieleden die zich bij hem willen voegen, voldoet aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid in de zin van artikel 2 van de wet van 20 februari 1991 houdende wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur.
   Om te bewijzen dat hij beschikt over een in het eerste lid bedoelde huisvesting, maakt de vreemdeling het bewijs van het geregistreerde huurcontract van de woning die hij huurt als hoofdverblijfplaats, of van de eigendomstitel van de huisvesting waar hij woont over.
   Het bewijs van voldoende huisvesting zal niet aanvaard worden als de huisvesting onbewoonbaar verklaard werd door een daartoe bevoegde overheid.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-26/47, art. 1, 037; Inwerkingtreding : 08-10-2010>

  Art. 26/4.[1 § 1. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het verblijf van de op grond van artikel 10, van de wet, toegelaten vreemdeling, geeft hij hem, zo nodig, het bevel om binnen een bepaalde termijn het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze beslissing aan de vreemdeling door hem het document overeenkomstig het model van bijlage 14ter te overhandigen.
   § 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het verblijf van de op grond van artikel 10bis, van de wet, toegelaten vreemdeling, geeft hij hem, zo nodig, het bevel om binnen een bepaalde termijn het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent deze beslissing aan de vreemdeling door hem het document overeenkomstig het model van bijlage 14quater te overhandigen.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 8, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 26/5.<Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 11; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. Wanneer de minister of zijn gemachtigde aan de vreemdeling bedoeld in artikel 13, § 3, van de wet het bevel geeft het grondgebied te verlaten, bepaalt hij de termijn waarbinnen die persoon het grondgebied moet verlaten. Deze beslissing wordt betekend door middel van de afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 13.
  § 2. Dit geldt ook wanneer de minister of zijn gemachtigde de gezinsleden van de in § 1 bedoelde vreemdeling of de gezinsleden van een student, op basis van artikel 13, § 4, van de wet, het bevel geeft het grondgebied te verlaten. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 9, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 27. De inschrijving bij het gemeentebestuur van een vreemd kind beneden vijftien jaar moet gevraagd worden hetzij door de vader of de moeder, hetzij door de persoon of de instelling onder wiens bewaring het kind staat.

  Art. 28. Vreemdelingen die in een woonwagen, in een kermiswagen of op een boot wonen, moeten zich, binnen de gestelde termijnen, laten inschrijven in het vreemdelingenregister van de gemeente waar zij de officiële mededelingen wensen te ontvangen.
  De afgifte van [1 de verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 gebeurt door de autoriteiten van deze gemeente.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 10, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  HOOFDSTUK III. - (Vestiging en status van langdurig ingezetene.) <KB 2008-07-22/33, art. 7; Inwerkingtreding : 08-09-2008>

  Art. 29.[1 De aanvraag voor een machtiging tot vestiging wordt bij de burgemeester van de verblijfplaats of bij zijn gemachtigde ingediend door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 16.
   Indien de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde van artikel 14, tweede lid, van de wet en indien hij, als zijn identiteit niet is vastgesteld, een geldig nationaal paspoort voorlegt, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs overeenkomstig het model van bijlage 16bis. De burgemeester of zijn gemachtigde maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.
   Indien de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 14, tweede lid, van de wet of indien hij geen geldig nationaal paspoort voorlegt wanneer dit vereist is overeenkomstig het tweede lid, beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om de aanvraag niet in overweging te nemen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 16ter. De burgemeester of zijn gemachtigde maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.
   § 2. De aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene wordt bij de burgemeester van de verblijfplaats of bij zijn gemachtigde ingediend door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 16. De vreemdeling moet bovendien bij het indienen van deze aanvraag de bewijzen leveren dat hij de voorwaarden vervult die zijn bepaald in artikel 15bis, § 3, van de wet.
   Indien de vreemdeling in het bezit is van een geldige verblijfs- of vestigingsvergunning en indien hij, als zijn identiteit niet is vastgesteld, een geldig nationaal paspoort voorlegt, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hem een ontvangstbewijs overeenkomstig het model van bijlage 16bis. De burgemeester of zijn gemachtigde maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.
   Indien de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige verblijfs- of vestigingsvergunning of indien hij geen geldig nationaal paspoort voorlegt wanneer dit vereist is overeenkomstig het tweede lid, beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om de aanvraag niet in overweging te nemen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 16ter. De burgemeester of zijn gemachtigde maakt een kopie van dit document over aan de gemachtigde van de minister.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 30. [1 § 1. In afwachting van een beslissing van de minister of zijn gemachtigde omtrent de aanvraag voor een machtiging tot vestiging of de aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene dient, wanneer de verblijfstitel vervalt, deze titel te worden afgenomen en het document overeenkomstig het model van bijlage 15 aan de vreemdeling te worden afgegeven. Dit document bewijst dat de vreemdeling een aanvraag voor een machtiging tot vestiging of een aanvraag voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene heeft ingediend en dekt voorlopig zijn verblijf gedurende de termijn vermeld in het tweede lid, desgevallend verlengd tot de afgifte [2 van de vestigingsvergunning]2 of de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene.
   Is de beslissing gunstig of wordt, binnen een termijn van vijf maanden na de afgifte van het ontvangstbewijs, geen beslissing ter kennis van de burgemeester of zijn gemachtigde gebracht, dan geeft deze, naargelang het geval, [2 van de vestigingsvergunning]2 of de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene af.
   Indien de minister of zijn gemachtigde de aanvraag verwerpt, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de vreemdeling kennis van die beslissing door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 17.
   § 2. Wanneer de status van langdurig ingezetene wordt verleend aan een vreemdeling die in het Rijk internationale bescherming geniet, wordt op de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene de bijzondere vermelding "internationale bescherming verleend op [datum] door België" aangebracht.
   Wanneer de status van langdurig ingezetene wordt verleend aan een vreemdeling die reeds een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene bezit die door een andere lidstaat van de Europese Unie is afgegeven en die de bijzondere vermelding "Internationale bescherming verleend op [datum] door [naam van een lidstaat]" bevat, wordt op de Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene dezelfde bijzondere vermelding geplaatst, tenzij de internationale bescherming bij een definitieve beslissing van die andere lidstaat is ingetrokken. Alvorens deze bijzondere vermelding aan te brengen op de Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene, verzoekt de minister of zijn gemachtigde de bevoegde overheid van de in de vermelding aangewezen lidstaat te bevestigen of de betrokkene aldaar nog steeds internationale bescherming geniet.
   § 3. Wanneer uit een verzoek van de autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie blijkt dat deze lidstaat de internationale bescherming heeft verleend aan een vreemdeling die houder is van een Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene of de verantwoordelijkheid voor de internationale bescherming van deze langdurig ingezetene heeft overgenomen, alvorens zij zelf een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene hebben afgegeven, wordt binnen de drie maanden na ontvangst van dit verzoek, de in § 2 bedoelde bijzondere vermelding inzake internationale bescherming op de Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene dienovereenkomstig aangebracht of gewijzigd.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 11, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 30bis. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 14; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Indien de minister of zijn gemachtigde, in toepassing van artikel 18, § 2, van de wet, beslist dat de vreemdeling niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven, wordt de beslissing betekend aan de vreemdeling door overhandiging van het document overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 13 en wordt [2 de vestigingsvergunning]2(of de [1 EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene]1) ingetrokken. <KB 2008-07-22/33, art. 10, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  Indien de minister of zijn gemachtigde, in toepassing van artikel 18, § 2, van de wet, beslist dat de vreemdeling niet meer gemachtigd is zich in het Rijk te vestigen, maar zijn recht op verblijf behoudt, wordt [2 de vestigingsvergunning]2 ingetrokken. De vreemdeling wordt dan in het bezit gesteld [2 van een verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]2.
  [1 Indien de minister of zijn gemachtigde beslist, met toepassing van artikel 18, §§ 2 of 3, van de wet, dat de vreemdeling de status van langdurig ingezetene heeft verloren maar zijn recht op verblijf behoudt, wordt de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene ingetrokken. De vreemdeling wordt dan, naargelang het geval, [2 in het bezit gesteld van de vestigingsvergunning of een verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]2.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 12, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  HOOFDSTUK IV. [1 [2 Geldigheidsduur, vernieuwing en intrekking van de verblijfstitels en verblijfsdocumenten die aan vreemdelingen afgegeven worden]2]1
  ----------
  (1)<KB 2020-03-23/23, art. 7, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 13, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. 31.[7 § 1.]7 [1 De geldigheidsduur van de volgende verblijfstitels en verblijfsdocumenten wordt als volgt bepaald:
   1° [6 onverminderd 6°, 12°, 18° tot 22°]6 heeft de verblijfstitel, die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld en aantoont dat de vreemdeling toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van beperkte duur, een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf of de erkende toelating tot verblijf;
   2° de verblijfstitel, die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld en aantoont dat de vreemdeling toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur, is vijf jaar geldig;
   3° de Europese blauwe kaart, die overeenkomstig het model in bijlage 6bis is opgesteld, heeft een standaard geldigheidsduur tussen één en vier jaar, afhankelijk van de wetgeving van de gemeenschappen of de gewesten.
   De precieze geldigheidsduur komt overeen met de duur van de arbeidsvergunning bepaald door de [6 bevoegde regionale overheid]6. Wanneer de periode gedekt door de arbeidsovereenkomst echter lager is dan die standaard duur, is de geldigheidsduur van de Europese blauwe kaart gelijk aan de duur van de toelating tot arbeid verhoogd met drie maanden.
   4° de vestigingsvergunning, die overeenkomstig het model in bijlage 7 is opgesteld, is [4 tien jaar]4 geldig;
   5° de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene, die overeenkomstig het model in bijlage 7bis is opgesteld, is [4 tien jaar]4 geldig;
   6° de gecombineerde vergunning die aantoont dat de onderdaan van een derde land tot een verblijf van beperkte duur gemachtigd is, heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toelating tot arbeid die aan hem wordt toegekend;
   7° de gecombineerde vergunning die aantoont dat de onderdaan van een derde land tot een verblijf van onbeperkte duur gemachtigd is, is vijf jaar geldig;
   8° het verblijfsdocument dat overeenkomstig het model in bijlage 8 is opgesteld, is vijf jaar geldig, tenzij de burger van de Unie van plan is om voor een kortere duur in het Rijk te verblijven. In dat geval komt de geldigheidsduur van dit verblijfsdocument overeen met de duur van het beoogde verblijf;
   [3 9° het verblijfsdocument dat overeenkomstig het model in bijlage 8bis is opgesteld, is tien jaar geldig;]3
   10° de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, die overeenkomstig het model in bijlage 9 is opgesteld, is vijf jaar geldig, tenzij de begeleide of vervoegde burger van de Unie van plan is om voor een kortere duur in het Rijk te verblijven. In dit geval komt de geldigheidsduur van de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie overeen met de duur van het beoogde verblijf van de burger van de Unie;
   [3 11° de duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, die overeenkomstig het model in bijlage 9bis is opgesteld, is tien jaar geldig;]3
   12° de seizoenarbeidersvergunning heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende verblijfsvergunning in de hoedanigheid van seizoenarbeider;
   13° het visum lang verblijf dat met toepassing van artikel 61/29-7, § 2, van de wet wordt afgegeven heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende verblijfsvergunning in de hoedanigheid van seizoenarbeider.]1.
  [2 14° de verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord die overeenkomstig het model in bijlage 53 is opgesteld, is vijf jaar geldig;
   15° de duurzame verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord die opgesteld is overeenkomstig het model in bijlage 54, is tien jaar [5 geldig ;]5]2
  [5 16° de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toelating tot arbeid die aan hem wordt toegekend, rekening houdend met de maximumtermijn bedoeld in artikel 61/38, § 1, van de wet;
   17° de vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toelating tot arbeid die wordt toegekend, rekening houdend met de maximumtermijn bedoeld in artikel 61/47, § 2, van de wet;]5
  [6 18° de vergunning voor een onderzoeker heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van onderzoeker, dewelke overeenstemt met de toelating tot arbeid overeenkomstig de toepasselijke regionale wetgeving;
   19° de vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit, dewelke overeenstemt met de toelating tot arbeid overeenkomstig de toepasselijke regionale wetgeving;
   20° de vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf, rekening houdend met de maximumtermijn van 12 maanden;
   21° de vergunning voor stagiair heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van stagiair, dewelke overeenstemt met de toelating tot arbeid overeenkomstig de toepasselijke regionale wetgeving, rekening houdend met de maximumtermijn van 6 maanden bedoeld in artikel 53 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
   22° de vergunning voor vrijwilliger heeft een geldigheidsduur die overeenkomt met de duur van de toegekende machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van vrijwilliger, dewelke overeenstemt met de toelating tot arbeid overeenkomstig de toepasselijke regionale wetgeving, rekening houdend met de maximumtermijn van 12 maanden bedoeld in artikel 61, tweede lid van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018.]6
  [7 § 2. In afwijking van paragraaf 1 hebben de documenten bedoeld in paragraaf 1 afgegeven aan een vreemdeling onder de twaalf jaar een maximale geldigheidsduur van drie jaar.
   In alle gevallen blijven de documenten bedoeld in het eerste lid geldig tot hun vervaldatum, zelfs indien de houder ervan de leeftijd van twaalf jaar bereikt.]7
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 14, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>
  (2)<KB 2020-12-24/09, art. 2, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 14, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (4)<KB 2021-10-03/01, art. 1, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>
  (5)<KB 2021-11-26/02, art. 8, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (6)<KB 2022-11-27/08, art. 6, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>
  (7)<KB 2023-10-27/20, art. 1, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. 31/1. [1 § 1. Het verblijfsdocument of de verblijfstitel, afgegeven aan een vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk om andere doeleinden dan werk, bevat, afhankelijk van de beperkingen van de toegang tot de arbeidsmarkt die vastgelegd zijn door de federale wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, één van de volgende vermeldingen:
   1° indien de betrokkene gemachtigd is om op beperkte wijze te werken: "Arbeidsmarkt: beperkt";
   2° indien de betrokkene gemachtigd is om op onbeperkte wijze te werken: "Arbeidsmarkt: onbeperkt";
   3° indien de betrokkene niet gemachtigd is om te werken: "Arbeidsmarkt: nee".
   § 2. Het verblijfsdocument of de verblijfstitel afgegeven aan een onderdaan van een derde land die toegelaten is om te werken krachtens de wetgeving van de gemeenschappen of de gewesten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, bevat, afhankelijk van de beperkingen van de toegang tot de arbeidsmarkt daarin, één van de volgende vermeldingen:
   1° indien de betrokkene gemachtigd is om op beperkte wijze te werken: "Arbeidsmarkt: beperkt";
   2° indien de betrokkene gemachtigd is om op onbeperkte wijze te werken: "Arbeidsmarkt: onbeperkt. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 15, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. 31/2. [1 De verblijfstitels en verblijfsdocumenten bedoeld in artikel 31 zijn geldig voor het hele grondgebied van het Rijk. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 16, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021GT}

  Art. 31/3. [1 De afgifte van de documenten bedoeld in artikel 31 aan een vreemdeling onder de twaalf jaar, alsook de vernieuwing ervan gebeurt op verzoek van de persoon of personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over deze vreemdeling of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
   Indien de vreemdeling onder de twaalf jaar echter met name door de jeugdrechtbank of een comité voor bijzondere jeugdzorg, in een pleeggezin of een pleeginstelling geplaatst wordt, mogen de uitreiking van de in artikel 31 bedoelde documenten en de vernieuwing ervan gebeuren op verzoek van de pleegouders of de verantwoordelijke van de pleeginstelling op voorwaarde dat de beslissing tot plaatsing wordt voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2023-10-27/20, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>
  

  Art. 32.§ 1. [5 Onder voorbehoud van paragraaf 2 moet de vreemdeling de vernieuwing van de in artikel 31, 1°, 2°, 4°, [6 5°, 7° tot 11°, 14° en 15°]6 bedoelde documenten waarvan hij houder is, aanvragen bij de Burgemeester van de gemeente waar hij verblijft of diens gemachtigde, en dit tussen de veertigste en de dertigste dag voor de vervaldatum van het document.
   De vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van beperkte duur, legt de documenten die aantonen dat hij de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden nog steeds vervult, voor om zijn aanvraag tot vernieuwing te staven.
   § 2. De verplichting om de vernieuwing te vragen van de verblijfsdocumenten bedoeld in paragraaf 1 wordt in het kader van de volgende hypotheses opgeschort:
   1° de vreemdeling is voor behandeling opgenomen in een ziekenhuis of een soortgelijke verplegingsinrichting;
   2° de vreemdeling is aangehouden of opgesloten in een strafinrichting of een inrichting voor bescherming van de maatschappij. De directeur van de strafinrichting of de inrichting voor bescherming van de maatschappij moet zich bij de vasthouding of de internering, en voor de gehele duur ervan, evenwel vergewissen van de administratieve verblijfssituatie van de betrokkene;
   3° de vreemdeling is vijfenzeventig jaar of ouder. Indien de betrokkene moet reizen moet hij de vernieuwing echter vragen.
   § 3. De verblijfsdocumenten bedoeld in artikel 31, 2°, 4°, [6 5°, 7° tot 11°, 14° en 15°]6 kunnen door de Burgemeester of diens gemachtigde vernieuwd worden voor een geldigheidsduur zoals die voorzien wordt in artikel 31, tenzij de vreemdeling niet langer toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf of tot vestiging in het Rijk of indien hij zijn verblijfsstatus verloren heeft. Deze verblijfsdocumenten kunnen onder de in artikel 41 bepaalde voorwaarden vervroegd vernieuwd worden.
   De verblijfsdocumenten bedoeld in artikel 31, 1°, 3°, 6° [6 , 12°, 13°, 16°, 17°, 18° en 21°]6 worden door de Burgemeester of diens gemachtigde, na daartoe te zijn gemachtigd door de Minister of diens gemachtigde, vernieuwd ]5
  ----------
  (5)<KB 2020-06-12/19, art. 17, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>
  (6)<KB 2022-11-27/08, art. 7, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 33.[1 § 1. Indien de vreemdeling zijn aanvraag tot vernieuwing heeft ingediend overeenkomstig artikel 32, § 1,en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat was over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van het verblijfsdocument waarvan hij houder is, stelt de Burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest conform het model in bijlage 15.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de vreemdeling op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde duur verlengd worden.
   § 2. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn arbeidsvergunning heeft ingediend, op basis van artikel 61/25-1 van de wet, en de [3 bevoegde regionale overheid]3 en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de gecombineerde vergunning waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van de volgende documenten:
   1° zijn gecombineerde vergunning die verstreken is;
   2° het door de [3 regionale overheid]3 afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig, te rekenen vanaf de kennisgeving van het ontvankelijk en volledig karakter van de aanvraag, en kan twee keer met dezelfde duur worden verlengd.
   § 3. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn arbeidsvergunning heeft ingediend, op basis van artikel 61/26 van de wet, en de bevoegde [3 regionale overheid]3 en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de Europese blauwe kaart waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van het door de gewestelijke overheid afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   § 4. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn arbeidsvergunning heeft ingediend, op basis van artikel 61/29-5 van de wet, en de bevoegde [3 regionale overheid]3 en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de seizoenarbeidersvergunning waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van de volgende documenten:
   1° zijn seizoenarbeidersvergunning die verstreken is of zijn visum lang verblijf dat verstreken is;
   2° het door de [3 regionale overheid]3 afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vijftien dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   § 5. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn arbeidsvergunning heeft ingediend, op basis van artikel 61/25-1 van de wet, terwijl hij gemachtigd is om met het oog op tewerkstelling meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven, op basis van een arbeidskaart B [2 of van een attest van vrijstelling van een arbeidskaart B,]2 die voor 24 december 2018 afgegeven werd, geeft de Burgemeester van de verblijfplaats of diens gemachtigde, op zijn verzoek, een voorlopig verblijfsdocument conform het model in bijlage 49 aan hem af, na voorlegging van de volgende documenten:
   1° een geldige verblijfstitel of het bewijs dat hij over een dergelijke verblijfstitel beschikte toen hij zijn aanvraag voor een arbeidsvergunning indiende;
   2° een geldige arbeidskaart B [2 of een attest van vrijstelling van een arbeidskaart B,]2 die voor 24 december 2018 afgegeven werd of het bewijs dat hij over een dergelijke arbeidskaart beschikte toen hij zijn aanvraag voor een arbeidsvergunning indiende;
   3° het door de [3 regionale overheid]3 afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag voor de arbeidsvergunning ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het ontvankelijk en volledig karakter van de aanvraag voor een arbeidsvergunning, en kan twee keer met dezelfde duur worden verlengd.
   Deze paragraaf is niet van toepassing op de onderdanen van derde landen die, op basis van een arbeidskaart B, gemachtigd zijn om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven om als jonge au pair te werken.]1
  [2 § 6. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" heeft ingediend, op basis van artikel 61/34 of 61/45 van de wet, en de [3 bevoegde regionale overheid]3 en de Minister of zijn gemachtigde niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van de volgende documenten:
   1° zijn vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon of vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" die verstreken is;
   2° het door de [3 regionale overheid]3 afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.]2
  [3 § 7. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn vergunning voor een onderzoeker heeft ingediend, op basis van artikel 61/13 van de wet, en de bevoegde regionale overheid of de Minister of zijn gemachtigde, of beiden niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de vergunning voor een onderzoeker waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na:
   1° de afgifte van zijn vergunning voor een onderzoeker die verstreken is;
   2° de voorlegging van het door de regionale overheid afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.]3
  [3 § 8. Indien de onderdaan van een derde land een aanvraag tot vernieuwing van zijn vergunning voor stagiair heeft ingediend, op basis van artikel 61/13/20 van de wet, en de bevoegde regionale overheid of de Minister of zijn gemachtigde, of beiden niet in staat waren over deze aanvraag een beslissing te nemen vóór het verstrijken van de geldigheid van de vergunning voor stagiair waarvan hij houder is, geeft de Burgemeester of diens gemachtigde aan de betrokkene, op diens verzoek, een attest conform het model in bijlage 49 af, na voorlegging van de volgende documenten:
   1° zijn vergunning voor stagiair die verstreken is;
   2° het door de gewestelijke overheid afgegeven document dat bewijst dat de aanvraag tot vernieuwing ontvankelijk en volledig is.
   Het in het eerste lid bedoelde attest dekt voorlopig het verblijf van de betrokkene op het grondgebied van het Rijk. Het attest is dertig dagen geldig en kan eenmaal met eenzelfde periode verlengd worden.]3
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 18, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>
  (2)<KB 2021-11-26/02, art. 9, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (3)<KB 2022-11-27/08, art. 8, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 34. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 19, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 35. [1 De verblijfsdocumenten bedoeld in artikel 31 en elk ander Belgisch verblijfsdocument worden ontnomen van de vreemdeling aan wie kennis wordt gegeven van een maatregel tot verwijdering.
   De verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur, de vestigingsvergunning en de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie verliezen hun geldigheid zodra de houder ervan langer dan twaalf opeenvolgende maanden buiten het Rijk verblijft, tenzij hij heeft voldaan aan de verplichtingen en voorwaarden waarin artikel 39 voorziet.
   Het document ter staving van duurzaam verblijf en de duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie verliezen hun geldigheid zodra de houder ervan langer dan vierentwintig opeenvolgende maanden buiten het Rijk verblijft.
   De EU-verblijfsvergunning van langdurig ingezetene verliest haar geldigheid zodra de houder ervan langer dan twaalf achtereenvolgende maanden buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie of langer dan zes jaar buiten het Rijk verblijft, tenzij hij heeft voldaan aan de verplichtingen en voorwaarden voorzien door het koninklijk besluit van 22 juli 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 19, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. 35/1. [1 Elk verblijfsdocument bedoeld in artikel 31 dat niet meer geldig is of waarvan de geldigheidsduur verstreken is, wordt van de vreemdeling ontnomen door de Minister of diens gemachtigde, door de met de grenscontrole belaste overheden, door de politiediensten of door de Burgemeester of diens gemachtigde, of door elke andere door de Minister aangeduide overheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 20, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. 36.[2 De vreemdeling of de personen bedoeld in artikel 31/3 moeten]2 zijn verblijfs- of vestigingsvergunning of enig ander verblijfsdocument laten vervangen :
  1° bij beschadiging, verlies, diefstal of vernieling;
  2° wanneer de foto niet meer overeenkomt met de gelaatstrekken van de houder.
  [1 3° wanneer zijn vingerafdrukken dusdanig beschadigd zijn dat ze niet meer vergeleken kunnen worden met die op zijn verblijfstitel.]1
  Het gemeentebestuur gaat (, na zonodig contact te hebben opgenomen met de Minister of zijn gemachtigde,) ambtshalve over tot de vervanging van die vergunningen, onder meer : <KB 2007-04-27/56, art. 20, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  1° bij verandering van identiteit (...); <KB 2007-04-27/56, art. 20, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  2° bij verandering van nationaliteit of van status;
  3° (...); <KB 2007-04-27/56, art. 20, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  4° (...); <KB 2007-04-27/56, art. 20, 4°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (De nieuwe vergunning vermeldt de vervanging en heeft dezelfde vervaldatum als deze die vermeld was op de vervangen vergunning, behoudens wanneer het de vervanging betreft van een vergunning die constateert dat de vreemdeling een verblijf van onbepaalde duur heeft of tot vestiging gemachtigd is en de vervanging gebeurt tijdens de laatste zes maanden voor de vervaldatum ervan.) <KB 2007-04-27/56, art. 20, 5°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  [1 De Burgemeester of zijn gemachtigde gaat over tot de vernieuwing van de verblijfstitel wanneer de vingerafdrukken van de vreemdeling, tussen het moment van de aanvraag van de verblijfstitel en zijn vernieuwing, dusdanig beschadigd zijn dat ze niet meer vergeleken kunnen worden met die op zijn verblijfstitel. In dit geval is er geen vermelding van de vervanging, zoals die voorzien wordt in het derde lid.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/40, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 15-03-2014>
  (2)<KB 2023-10-27/20, art. 3, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. 36bis.[1 § 1. In geval van verlies, diefstal of vernieling van zijn verblijfsdocument of verblijfstitel bedoeld in artikel 31 of elk ander verblijfsdocument [2 doen de vreemdeling of de personen bedoeld in artikel 31/3 daarvan aangifte]2 bij de politiediensten van de plaats waar het verlies, de diefstal of de vernieling werd vastgesteld of van de gemeente waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft.
   § 2. [2 De vreemdeling of de personen bedoeld in artikel 31/3 kunnen]2 ook aangifte doen bij de Helpdesk van het Rijksregister bedoeld in artikel 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten.
   Na het verlies, de diefstal of de vernieling van zijn verblijfsdocument of verblijfstitel bedoeld in artikel 31 of elk ander verblijfsdocument te hebben aangegeven bij de Helpdesk bedoeld in het eerste lid, [2 moeten de vreemdeling of de personen bedoeld in artikel 31/3 zich]2 naar de in paragraaf 1 bedoelde politiediensten begeven.
   § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid leveren de politiediensten [2 aan de vreemdeling of aan de personen bedoeld in artikel 31/3]2 een attest van verlies, diefstal of vernieling af dat is opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, en zenden er een kopie van over aan de gemeente van hoofdverblijf van de vreemdeling die het bewaart in het dossier van de vreemdeling, en aan de Helpdesk bedoeld in paragraaf 2, eerste lid. Indien dat nodig is, en met name wanneer er meermaals sprake is van verlies, diefstal of vernieling, stellen de politiediensten een onderzoek in naar de omstandigheden van het verlies, de diefstal of de vernieling.
   De politiediensten leveren het attest zoals bedoeld in het eerste lid, niet af in de volgende gevallen:
   1° de geldigheidsduur van de verblijfstitel die of het verblijfsdocument dat verloren, gestolen of vernield is, is verstreken;
   2° de houder van de verblijfstitel of het verblijfsdocument is niet meer toegelaten of gemachtigd tot een verblijf in het Rijk;
   3° de houder van de verblijfstitel of het verblijfsdocument is het voorwerp van een ambtshalve schrapping uit de bevolkingsregisters.".
   § 4. De Helpdesk bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, en paragraaf 3, eerste lid, belast de certificaatsdienstverlener met het uitschakelen van de certificaten waarvan de verloren, gestolen of vernielde verblijfstitels en verblijfsdocumenten voorzien zijn, zodat de elektronische functies van de elektronische verblijfstitel of het elektronisch verblijfsdocument definitief uitgeschakeld worden.
   De gemeente van verblijf van de vreemdeling annuleert de verloren, gestolen of vernielde verblijfstitel of het verloren, gestolen of vernielde verblijfsdocument.
   § 5. Indien een verblijfstitel of verblijfsdocument die of dat als verloren, gestolen of vernield is aangegeven teruggevonden wordt, moet deze verblijfstitel of dit verblijfsdocument teruggegeven worden aan het gemeentebestuur, dat onmiddellijk tot de fysieke vernietiging van de kaart overgaat. Een vreemdeling mag in geen geval houder of drager zijn van meer dan één verblijfstitel, verblijfsdocument of attest bedoeld in paragraaf 3.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 21, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>
  (2)<KB 2023-10-27/20, art. 4, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. 36ter.[1 Indien het verlies, de diefstal of de vernieling van de verblijfsdocumenten bedoeld in artikel 31 of van elk ander verblijfsdocument buiten het grondgebied van het Rijk plaatsvindt, doet de vreemdeling [2 of doen de personen bedoeld in artikel 31/3]2 daarvan aangifte bij de politiediensten van zijn hoofdverblijfplaats wanneer hij naar België terugkeert.
   Voor het overige wordt artikel 36bis, §§ 2 tot 5 toegepast. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 22, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>
  (2)<KB 2023-10-27/20, art. 5, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. 37.De vreemdeling die voorgoed het land verlaat, moet, voor zijn vertrek, hiervan kennis geven aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats en [6 zijn verblijfsdocument of verblijfstitel waarvan hij houder is,]6 teruggeven. <KB 2008-07-22/33, art. 17, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  Het gemeentebestuur mag niet overgaan tot de afvoering van de echtgenoot van een vreemdeling wanneer alleen de andere echtgenoot om dergelijke afvoering verzoekt.
  ----------
  (1)<KB 2012-08-15/07, art. 13, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (2)<KB 2015-02-13/06, art. 13, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (3)<KB 2018-11-12/09, art. 12, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (4)<KB 2020-03-23/23, art. 12, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (5)<KB 2021-11-26/02, art. 10, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (6)<KB 2022-11-27/08, art. 9, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 38. Elke vreemdeling, ouder dan vijftien jaar, moet zijn verblijfs- of vestigingsvergunning of enig ander verblijfsdocument altijd bij zich hebben en op vordering van enige overheidspersoon overleggen.

  HOOFDSTUK V. - Afwezigheden en terugkeer van de vreemdeling.

  Art. 39.§ 1. De vreemdeling die het recht van terugkeer, bedoeld in (artikel 19, (§ 1,) eerste lid van de wet), wil genieten, moet : <KB 1996-12-11/38, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2008-07-22/33, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  - bij zijn terugkeer in het bezit zijn van een verblijfs- of vestigingsvergunning waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is;
  - zich binnen vijftien dagen na zijn terugkeer aanmelden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats als hij meer dan drie maanden afwezig is geweest.
  (Om het recht van terugkeer, bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid, te kunnen genieten, dient de vreemdeling die houder is van een [1 EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene]1 zich aan te melden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, binnen vijftien dagen na zijn terugkeer, om te bewijzen dat hij de voorwaarden vermeld in dit artikel vervult.) <KB 2008-07-22/33, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  § 2. De vreemdeling (, houder van een verblijfs- of vestigingsvergunning,) die voornemens is langer dan drie maanden afwezig te zijn geeft het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kennis van zijn voornemen om het land te verlaten en er terug te keren. <KB 2008-07-22/33, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  § 3. De vreemdeling die houder is van een geldige verblijfs- of vestigingsvergunning kan het recht op terugkeer uitoefenen na een afwezigheid van meer dan een jaar op voorwaarde dat hij :
  1° vóór zijn vertrek bewezen heeft dat hij zijn hoofdbelangen in België behoudt en het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kennis heeft gegeven van zijn voornemen om het land te verlaten en er terug te keren [3 . Indien de betrokkene zijn recht op mobiliteit uitoefent naar een andere lidstaat wordt verondersteld dat hij zijn hoofdbelangen in België behoudt voor zover hij de geldigheidsduur van zijn door België afgeleverde verblijfsvergunning niet overschrijdt]3;
  2° bij zijn terugkeer in het bezit is van een verblijfs- of vestigingsvergunning waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is;
  3° zich binnen vijftien dagen na zijn terugkeer aanmeldt bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
  § 4. De vreemdeling die wenst in het land terug te keren na de datum waarop zijn verblijfs- of vestigingsvergunning verstrijkt, moet vóór zijn vertrek de (...) vernieuwing van die vergunning vragen. <KB 2007-04-27/56, art. 22, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 5. De vreemdeling (, houder van een verblijfs- of vestigingsvergunning,) die in zijn land zijn wettelijke militaire verplichtingen moet vervullen, moet alleen het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kennis geven van zijn afwezigheid. (Bij zijn terugkeer) in België wordt hij van rechtswege opnieuw in de toestand geplaatst waarin hij zich bevond, op voorwaarde dat hij teruggekeerd is binnen zestig dagen na het vervullen van zijn militaire verplichtingen. <Err B.St. 28-10-1981> <KB 2008-07-22/33, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  § 6. De vreemdeling die zich bij het gemeentebestuur aanmeldt om aangifte te doen van zijn vertrek om een bepaalde reden, wordt in het bezit gesteld van een attest overeenkomstig het model van bijlage 18.
  (§ 7. De vreemdeling die ambtshalve wordt geschrapt door het gemeentebestuur of van wie de verblijfstitel al meer dan drie maanden is verstreken wordt verondersteld het land te hebben verlaten, behoudens bewijs van het tegendeel.) <KB 2008-07-22/33, art. 18, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  [2 § 8. [3 ...]3]2
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 14, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2021-11-26/02, art. 11, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (3)<KB 2022-11-27/08, art. 10, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 40. De vreemdeling die overeenkomstig de bepalingen van artikel 39, § 2, 3, 4 en 5, het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats op de hoogte gebracht heeft van zijn voornemen het land te verlaten en er terug te keren, en die, wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, niet in staat is geweest binnen de voorziene termijnen naar het land terug te keren, kan opnieuw in zijn vroegere toestand geplaatst worden bij beslissing van de (Minister) of van zijn gemachtigde. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  In afwachting van die beslissing, geeft het gemeentebestuur, na inzage van de documenten die vereist zijn voor zijn terugkeer in het Rijk, aan de vreemdeling een document af overeenkomstig het model van bijlage 15.
  Dit document bewijst dat de vreemdeling zich bij het gemeentebestuur heeft aangemeld en dekt voorlopig zijn verblijf gedurende drie maanden.
  Is de beslissing gunstig of wordt, binnen die termijn, geen beslissing ter kennis van het gemeentebestuur gebracht, dan wordt de vreemdeling opnieuw in zijn vroegere toestand geplaatst.
  Indien de (Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft) of zijn gemachtigde beslist dat de vreemdeling niet meer tot verblijf wordt toegelaten, brengt het gemeentebestuur hem deze beslissing ter kennis door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 14. <KB 1992-07-13/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 15-07-1992>

  Art. 41.(Het gemeentebestuur vernieuwt de verblijfs- of vestigingsvergunning (of de [1 EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene]1), van tevoren, in de loop van het laatste jaar van haar geldigheidsduur in het geval bedoeld in artikel 39, (§ 1), of op verzoek van de vreemdeling, op voorwaarde dat die formaliteit vereist is voor het verkrijgen van een visum.) <KB 2007-04-27/56, art. 23, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> <KB 2008-07-22/33, art. 19, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 23, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Elke aanvraag om (...) vernieuwing van tevoren die buiten de in dit artikel bepaalde termijnen en voorwaarden is ingediend, moet met de nodige verantwoording worden voorgelegd aan de (Minister) of aan zijn gemachtigde. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996> <KB 2007-04-27/56, art. 20, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 15, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 42.De vreemdeling die houder is van een geldige Belgische verblijfs- of vestigingsvergunning (of een [1 EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene]1) mag in het Rijk terugkeren op eenvoudig vertoon van een van die documenten en van zijn geldig paspoort of van de daarmee gelijkgestelde reistitel. <KB 2008-07-22/33, art. 20, 034; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  Franse, Luxemburgse en Nederlandse onderdanen mogen echter in België terugkeren op eenvoudig vertoon van hun Belgische vestigingsvergunning waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is.
  [2 De in artikel 19, § 5, van de wet bedoelde vreemdeling kan terugkeren in het Rijk op vertoon van:
   1° zijn Belgische verblijfsvergunning waarvan de geldigheidsduur is verstreken;
   2° het document opgemaakt overeenkomstig de bijlage 33quater dat wordt afgeleverd door de Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland wanneer de Belgische verblijfsvergunning is verstreken en de tweede lidstaat waar de betrokkene zijn recht op mobiliteit uitoefende, België verzoekt om hem terug te nemen.]2
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 16, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 11, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  TITEL II. - Aanvullende en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen.

  HOOFDSTUK I. - (Vreemdelingen, burgers van de Unie en hun familieleden, en vreemdelingen, familieleden van een Belg.) <KB 2008-05-07/33, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 43.[1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de volgende vreemdelingen :
   1° de burgers van de Unie zoals omschreven in artikel 40, § 2, van de wet;
   2° de familieleden van een burger van de Unie zoals omschreven in artikel 40bis, van de wet;
   3° de familieleden van een Belg zoals omschreven in artikel 40ter, van de wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 11, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 44.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> De familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, van de wet, die geen burger van de Unie zijn, kunnen enkel genieten van de bepalingen van dit hoofdstuk indien zij het bewijs overleggen aangaande de bloed- of aanverwantschap of partnerschap met de burger van de Unie die ze begeleiden of bij wie ze zich voegen.
  [1 Indien wordt vastgesteld dat het familielid de ingeroepen bloed- of aanverwantschapsband of het partnerschap niet kan bewijzen door middel van officiële documenten, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie, kan de minister of zijn gemachtigde rekening houden met andere geldige bewijzen die in dit verband worden voorgelegd.]1
  [1 Indien dat niet mogelijk is, kan de minister of zijn gemachtigde overgaan of laten overgaan tot een onderhoud met het familielid en de burger van de Europese Unie waarbij het familielid zich wil voegen, of tot elk ander onderzoek dat noodzakelijk wordt geacht en in voorkomend geval, voorstellen om een aanvullende analyse uit te laten voeren.]1
  ----------
  (1)<KB 2009-06-08/05, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 02-07-2009>

  Art. 45.[1 Het inreisvisum bedoeld in artikel 41, § 2, van de wet, wordt kosteloos en binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de aanvrager bewijst dat richtlijn 2004/38/EG op hem van toepassing is, afgegeven.
   In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, kan de in het eerste lid bedoelde termijn echter verlengd worden.]1
  ----------
  (1)<Hersteld door KB 2015-02-13/06, art. 17, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 46.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> § 1. [1 ...]1.
  § 2. Bij gebreke [1 aan een geldige nationale identiteitskaart of een geldig nationaal paspoort]1, verlenen de met grenscontrole belaste overheden toegang tot het grondgebied aan de burger van de Unie op overmaking van een van de volgende documenten :
  1° een vervallen nationaal paspoort of een vervallen identiteitskaart, of
  2° enig ander bewijs van de identiteit en nationaliteit van de betrokkene.
  Er wordt hem een bijzonder doorlaatbewijs afgegeven, overeenkomstig het model van bijlage 10quater.
  In het geval vermeld onder 2°, wordt de beslissing genomen door de minister of zijn gemachtigde.
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 18, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 47. <KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> § 1. De met grenscontrole belaste overheden verlenen overeenkomstig artikel 41, tweede lid, van de wet, toegang tot het grondgebied aan het familielid van een burger van de Unie dat geen burger van de Unie is, en dat geen houder is van de documenten die krachtens artikel 2 van de wet vereist zijn, op overmaking van een van de volgende documenten :
  1° een, al dan niet geldig, nationaal paspoort of identiteitskaart, of
  2° een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, verstrekt op basis van artikel 10 van de richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004, of
  3° een duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie verstrekt op basis van artikel 20 van de richtlijn 2004/38/EG van 29 april 2004, of
  4° enig ander bewijs van de identiteit en nationaliteit van de betrokkene.
  Indien het familielid is vrijgesteld van de visumplicht, wordt hem een bijzonder doorlaatbewijs afgegeven, overeenkomstig het model van bijlage 10quater.
  Indien het familielid onderworpen is aan de visumplicht, ontvangt hij een visum, of, indien de betrokkene geen geldig paspoort heeft, een visumverklaring met een geldigheidsduur van 3 maanden.
  In het geval vermeld onder 4°, wordt de beslissing genomen door de minister of zijn gemachtigde.
  § 2. Indien het familielid niet de in artikel 2 van de wet of § 1 vermelde documenten overmaakt, wordt hij door de met grenscontrole belaste overheden teruggedreven. De beslissing tot terugdrijving wordt ter kennis gebracht door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 11.

  Art. 48. <KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> De burgers van de Unie en hun familieleden zijn vrijgesteld van de meldingsplicht bedoeld in artikel 41bis van de wet in de gevallen bepaald bij artikel 18.
  De burgers van de Unie en de familieleden die hun aanwezigheid melden, ontvangen van het gemeentebestuur, na inzage van de documenten vermeld in artikel 46 of 47, als bewijs een document overeenkomstig het model van bijlage 3ter. Dit document is geen verblijfsdocument en wordt kosteloos verstrekt.

  Art. 49. <KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> Wanneer de minister of zijn gemachtigde op grond van artikel 41ter van de wet een einde stelt aan het verblijf van de burger van de Unie of zijn familie, wordt de betrokkene in kennis gesteld van deze beslissing door overhandiging van een document overeenkomstig het model van de bijlage 21 waarbij hem bevolen wordt het grondgebied te verlaten.

  Art. 50.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> § 1. [1 De burger van de Unie die langer dan drie maanden op het grondgebied van het Rijk wil verblijven en die zijn burgerschap bewijst, overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de wet, dient een aanvraag voor een verklaring van inschrijving in bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19.
   In dit geval, wordt de burger van de Unie die in het wachtregister ingeschreven is, zodra uit de controle van de effectieve verblijfplaats, waartoe de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten overgaan, blijkt dat hij op het grondgebied van de gemeente verblijft, in het vreemdelingenregister ingeschreven. Het gemeentebestuur maakt het verslag dat na de controle van de verblijfplaats wordt opgesteld over aan de gemachtigde van de minister.
   Indien de vreemdeling daarentegen niet het bewijs van zijn burgerschap, overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de wet, overlegt, om zijn aanvraag te staven, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging, door middel van een document overeenkomstig de bijlage 19quinquies. Hij overhandigt geen bijlage 19 aan de vreemdeling.]1
  Zodra uit de controle van de reële verblijfsplaats, die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren, blijkt dat de burger van de Unie, ingeschreven in het wachtregister, op het grondgebied van de gemeente woont, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister. Het gemeentebestuur maakt het verslag opgesteld bij de controle van de verblijfplaats over aan de gemachtigde van de minister.
  § 2. Bij de aanvraag of ten laatste binnen de drie maanden na de aanvraag dient de burger van de Unie naargelang het geval de volgende documenten over te maken :
  1° werknemer : een verklaring van indienstneming of tewerkstelling overeenkomstig het model van bijlage 19bis ;
  2° zelfstandige : een inschrijving in de Kruispuntbank voor ondernemingen met ondernemingsnummer [1 en [2 een attest van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen overeenkomstig het model dat werd vastgesteld door de Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft en door de Minister die de zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft]2]1;
  3° werkzoekende :
  a) een inschrijving bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening of kopieën van sollicitatiebrieven; en
  b) het bewijs van de reële kans om te worden aangesteld waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, zoals behaalde diploma's, eventuele gevolgde of voorziene beroepsopleidingen, en duur van de werkloosheid;
  4° burger van de Unie bedoeld in artikel 40, § 4, eerste lid, 2° van de wet :
  a) het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, waarbij onder andere een invaliditeitsuitkering, een vervroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroepsziektenverzekering in aanmerking worden genomen. Zowel middelen waarover de burger van de Unie in eigen hoofde beschikt, als bestaansmiddelen die hij daadwerkelijk verkrijgt via een derde, worden in aanmerking genomen; en
  b) een ziektekostenverzekering;
  5° student bedoeld in artikel 40, § 4, eerste lid, 3° van de wet :
  a) een inschrijving aan een georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling; en
  b) een ziektekostenverzekering; en
  c) een verklaring van voldoende bestaansmiddelen, of een gelijkwaardig middel dat zekerheid verschaft dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt;
  6° [1 familielid bedoeld in artikel 40bis, van de wet :
   a) de officiële documenten of elk ander bewijs waarmee op geldige wijze de band van bloed- of aanverwantschap of van partnerschap, bedoeld in artikel 44, 2e lid, kan worden vastgesteld;
   b) elk ander document waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de andere voorwaarden, die zijn voorgeschreven bij artikel 40bis, § 2 en § 4, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult.]1
  [1 7° familielid bedoeld in artikel 40ter, van de wet :
   a) de officiële documenten of elk ander bewijs waarmee op geldige wijze de band van bloed- of aanverwantschap of van partnerschap, bedoeld in artikel 44, 2e lid, kan worden vastgesteld;
   b) elk ander document waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de andere voorwaarden, die zijn voorgeschreven bij artikel 40ter, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 13, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2015-10-12/08, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 14-11-2015>

  Art. 51. [1 § 1. Indien een burger van de Unie niet alle vereiste bewijsstukken overlegt binnen drie maanden na de indiening van zijn aanvraag voor een verklaring van inschrijving, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag, zonder hem het bevel te geven om het grondgebied te verlaten, door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20. [2 ...]2
  [2 In dit geval beschikt de burger van de Unie over een bijkomende termijn van een maand om de vereiste documenten over te leggen. Deze bijkomende termijn van een maand begint te lopen vanaf de kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde bijlage 20.]2
   Indien de burger van de Unie nog altijd niet beschikt over de vereiste documenten binnen de bijkomende termijn van een maand bedoeld in het eerste lid, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20.
   Indien de burger van de Unie de vereiste documenten overlegt binnen de termijn van drie maanden, eventueel verlengd met een maand, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag onmiddellijk door aan de gemachtigde van de Minister, behalve indien het recht op verblijf onmiddellijk aan de burger van de Unie is toegekend conform § 3.
   § 2. Indien de Minister of zijn gemachtigde het verblijfsrecht toekent of als er geen enkele beslissing is genomen binnen de termijn bepaald bij artikel 42, van de wet, [2 en mits de documenten bedoeld in artikel 50, § 2, werden overgelegd binnen de termijn van drie maanden, eventueel verlengd met een maand,]2 geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de burger van de Unie [3 een document dat zijn inschrijving aantoont opgesteld overeenkomstig]3 het model van bijlage 8 af.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde aan de burger van de Unie niet het verblijfsrecht toekent, weigert hij de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent beide beslissingen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 20.
   § 3. De burgemeester of zijn gemachtigde mag het verblijfsrecht onmiddellijk toekennen aan de burger van de Unie die alle vereiste bewijsstukken overlegt binnen de in § 1 bepaalde termijn, indien :
   1° hij werknemer of zelfstandige is in de zin van artikel 40, § 4, 1e lid, 1°, van de wet;
   2° hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 40, § 4, 1e lid, 2°, van de wet, mits het bewijs van de voldoende bestaansmiddelen wordt geleverd door een invaliditeitsuitkering, een vervroegd pensioen, een ouderdomsuitkering of een uitkering van de arbeidsongevallen- of beroepsziektenverzekering waarover de betrokkene voor zichzelf beschikt;
   3° hij ingeschreven is aan een georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling om er als hoofdbezigheid een studie te volgen, overeenkomstig artikel 40, § 4, 1e lid, 3°, van de wet;
   4° hij de echtgenoot is of de partner waarmee een geregistreerd partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als gelijkwaardig aan het huwelijk, in de zin van artikel 40bis, § 2, 1e lid, 1°, van de wet, mits de band van aanverwantschap of partnerschap wordt bewezen door middel van officiële documenten, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten ter zake;
   5° hij bloedverwant in neergaande lijn is jonger dan 21 jaar, in de zin van artikel 40bis, § 2, 1e lid, 3°, van de wet, mits de band van bloedverwantschap en het recht van bewaring, en, bij gedeelde bewaring, de toestemming van de andere houder van het recht van bewaring, zijn bewezen door middel van officiële documenten, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten ter zake.
   Als het recht op verblijf wordt toegekend aan een burger van de Unie bedoeld in het 1e lid, 1° tot 5°, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hem [3 een document dat zijn inschrijving aantoont af, opgesteld overeenkomstig]3 het model van bijlage 8 en stuurt hij onmiddellijk een kopie van de aanvraag door aan de gemachtigde van de Minister.
   § 4.[3 In afwachting van de afgifte van zijn document dat zijn inschrijving aantoont, wordt de burger van de Unie in het bezit gesteld van een voorlopig document dat zijn inschrijving aantoont, opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 8ter]3.]1
  [3 § 5. Het voorlopig document ter staving van de inschrijving wordt kosteloos afgegeven. De kosten van het document ter staving van de inschrijving die van de burger van de Unie worden gevorderd, mogen niet hoger zijn dan die welke van de Belg worden gevorderd voor zijn identiteitskaart.]3
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 14, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 14, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 23, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021GT}

  Art. 52.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> § 1. [1 Het familielid dat zelf geen burger van de Unie is en zijn familieband overeenkomstig artikel 44 bewijst, dient een aanvraag in voor een verblijfkaart van familielid van een burger van de Unie bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19ter.
   In dit geval wordt de betrokkene, na de controle van de verblijfplaats, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een attest van immatriculatie (model A) met een geldigheidsduur van zes maanden, te rekenen vanaf de aanvraag. De woorden " Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of ", die voorkomen in de tweede paragraaf van de tekst op de voorzijde van dit document, worden geschrapt.
   Indien de vreemdeling het bewijs van zijn familieband daarentegen niet overlegt, overeenkomstig artikel 44, om zijn aanvraag te staven, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging, door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 19quinquies. Hij overhandigt geen bijlage 19ter.]1
  Na de woonstcontrole wordt de betrokkene ingeschreven in het vreemdelingenregister en hij ontvangt een attest van immatriculatie model A met een geldigheidsduur van [1 zes maanden]1 te rekenen vanaf de aanvraag.
  De woorden " van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid of ", die voorkomen in het tweede lid van de tekst op zijde 1 van dit document, worden geschrapt.
  § 2. Bij de aanvraag of ten laatste binnen de drie maanden na de aanvraag dient het familielid bovendien de volgende documenten over te maken :
  1° het bewijs van zijn identiteit overeenkomstig artikel 41, tweede lid, van de wet;
  2° [1 de documenten waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de voorwaarden die zijn voorgeschreven bij de artikelen 40bis, § 2 en § 4, of 40ter, van de wet, die op hem van toepassing zijn, vervult.]1
  § 3. Indien het familielid na afloop van drie maanden niet alle vereiste bewijsdocumenten heeft overgemaakt of indien uit de woonstcontrole niet blijkt dat het familielid op het grondgebied van de gemeente verblijft, weigert het gemeentebestuur de aanvraag door middel van een bijlage 20 dat desgevallend een bevel om het grondgebied te verlaten bevat. Het attest van immatriculatie wordt ingetrokken.
  § 4. Indien het familielid alle vereiste documenten heeft overgemaakt, maakt het gemeentebestuur de aanvraag over aan de gemachtigde van de minister.
  [1 Indien de Minister of zijn gemachtigde het verblijfsrecht toekent of als er geen enkele beslissing is genomen binnen de termijn bepaald bij artikel 42, van de wet, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de vreemdeling een " verblijfkaart van een familielid van een burger van de Unie " overeenkomstig het model van bijlage 9 af.]1
  De kostprijs die de gemeente kan vorderen voor de afgifte van deze verblijfskaart mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
  Wanneer het gemeentebestuur zich in de onmogelijkheid bevindt om onmiddellijk over te gaan tot de afgifte van deze verblijfskaart, dient het attest van immatriculatie te worden verlengd tot de afgifte van de verblijfskaart.
  Indien de minister of zijn gemachtigde het recht op verblijf niet erkent, wordt het familielid van deze beslissing kennis gegeven door de afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 20, dat desgevallend een bevel om het grondgebied te verlaten bevat. Het attest van immatriculatie wordt ingetrokken.
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 15, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 53.
  <Opgeheven bij KB 2011-09-21/03, art. 16, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 54.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> Indien de minister of zijn gemachtigde een einde stelt aan het verblijf in toepassing van artikelen [1 40ter, vierde lid, 42bis, 42ter, 42quater of 42septies,]1 van de wet, wordt de betrokkene hiervan kennis gegeven door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 21 met [1 , zo nodig,]1 bevel om het grondgebied te verlaten. De verklaring van inschrijving of de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie wordt ingetrokken.
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 17, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. 55.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> De burger van de Unie die het document ter staving van het duurzaam verblijf, bedoeld in artikel 42quinquies, § 5, van de wet, wenst te verkrijgen, dient dit aan te vragen bij het gemeentebestuur via de bijlage 22. Bij deze aanvraag moet de burger van de Unie alle bewijzen overmaken die aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf, zoals voorzien in artikelen 42quinquies en 42sexies van de wet.
  Het gemeentebestuur verklaart de aanvraag onontvankelijk door middel van de bijlage 23, indien de burger van de Unie niet gedurende [1 minstens vijf jaar]1 in het Rijk verbleven heeft op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk, te rekenen vanaf de inschrijving in het wachtregister, en hij evenmin de bewijzen overmaakt waaruit blijkt dat hij :
  1° ofwel gewerkt heeft in het Rijk, hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige, en blijvend arbeidsongeschikt is of een vervroegd pensioen of ouderdomsuitkering ontvangt;
  2° ofwel een familielid is van een burger van de Unie bedoeld in 1°;
  3° ofwel een familielid is van een overleden burger van de Unie die gewerkt heeft in Rijk, hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige.
  In het andere geval maakt het gemeentebestuur de aanvraag over aan de gemachtigde van de minister, die een beslissing neemt binnen de vijf maanden.
  Indien de minister of zijn gemachtigde vaststelt dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf is voldaan, wordt hiervan kennis gegeven door afgifte van de bijlage 24.
  Indien de minister of zijn gemachtigde het duurzaam verblijf erkent, of indien geen beslissing werd genomen binnen de vijf maanden te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 22, ontvangt de betrokkene [2 een document ter staving van het duurzaam verblijf opgesteld overeenkomstig]2 overeenkomstig het model van bijlage 8bis. Hij wordt bovendien ingeschreven in het bevolkingsregister.
  [2 In afwachting van de afgifte van zijn document ter staving van zijn duurzaam verblijf, wordt de burger van de Unie in het bezit gesteld van een voorlopig document ter staving van het duurzaam verblijf opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 8quater]2.
  [2 Het voorlopig document ter staving van het duurzaam verblijf wordt kosteloos afgegeven. De kosten van het document ter staving van het duurzaam verblijf die van de burger van de Unie worden gevorderd, mogen niet hoger zijn dan die welke van de Belg worden gevorderd voor zijn identiteitskaart.]2
  [3 Indien het verblijfsdocument waarover de burger van de Unie beschikt tijdens het onderzoek van zijn aanvraag voor het verkrijgen van het recht op duurzaam verblijf vervalt, geeft de Burgemeester of zijn gemachtigde een voorlopig verblijfsdocument opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 8ter aan hem af. De geldigheidsduur van dit voorlopig verblijfsdocument stemt overeen met de resterende termijn waarover de minister of zijn gemachtigde beschikt om te beslissen over de aanvraag voor het verkrijgen van het recht op duurzaam verblijf.]3
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/09, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 08-08-2013>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 24, 072; Inwerkingtreding : 10-04-2021>
  (3)<KB 2021-10-03/01, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 56.<KB 2008-05-07/33, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008> Het familielid dat geen burger van de Unie is dient het duurzaam verblijf aan te vragen bij het gemeentebestuur via de bijlage 22. Bij deze aanvraag moet het familielid alle bewijzen overmaken die aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf, zoals voorzien in artikelen 42quinquies en 42sexies van de wet.
  Het gemeentebestuur verklaart de aanvraag onontvankelijk door middel van de bijlage 23, indien het familielid niet gedurende [1 minstens vijf jaar]1 in het Rijk verbleven heeft op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk, te rekenen vanaf de afgifte van de bijlage 19ter of bijlage 15, en hij evenmin de bewijzen overmaakt waaruit blijkt dat hij
  1° ofwel een familielid is van een burger van de Unie bedoeld in artikel 55, tweede lid, 1°;
  2° ofwel een familielid is van een overleden burger van de Unie die gewerkt heeft in Rijk, hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige.
  In het andere geval maakt het gemeentebestuur de aanvraag over aan de gemachtigde van de minister, die een beslissing neemt binnen de vijf maanden.
  In afwachting van een beslissing van de minister of zijn gemachtigde dient, wanneer de verblijfskaart van een familielid van een burger van de unie vervalt, deze verblijfskaart te worden afgenomen en dient het document overeenkomstig het model van bijlage 15 aan het familielid te worden afgegeven. Dit document bewijst dat het familielid een aanvraag om duurzaam verblijf heeft ingediend en dekt voorlopig zijn verblijf gedurende de termijn vermeld in het derde lid, desgevallend verlengd tot de afgifte van de duurzame verblijfskaart.
  Indien de minister of zijn gemachtigde vaststelt dat niet aan de voorwaarden voor duurzaam verblijf is voldaan, wordt hiervan kennis gegeven door afgifte van de bijlage 24.
  Indien de minister of zijn gemachtigde het duurzaam verblijf erkent of indien geen beslissing werd genomen binnen de vijf maanden te rekenen vanaf de datum van afgifte van de bijlage 22, ontvangt de betrokkene de " duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie " overeenkomstig het model van bijlage 9bis.
  De kostprijs van de duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie mag niet meer bedragen dan de prijs die geheven wordt voor de afgifte van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.
  [2 Indien de verblijfstitel waarover het familielid van een burger van de Unie beschikt tijdens het onderzoek van zijn aanvraag voor het verkrijgen van het recht op duurzaam verblijf vervalt, geeft de Burgemeester of zijn gemachtigde een voorlopig verblijfsdocument opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 15 aan hem af. De geldigheidsduur van dit voorlopig verblijfsdocument stemt overeen met de resterende termijn waarover de minister of zijn gemachtigde beschikt om te beslissen over de aanvraag voor het verkrijgen van het recht op duurzaam verblijf.]2
  ----------
  (1)<KB 2013-07-17/09, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 08-08-2013>
  (2)<KB 2021-10-03/01, art. 3, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 57. [1 Indien de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het recht op duurzaam verblijf op grond van artikel 42septies, van de wet, wordt deze beslissing aan de betrokkene betekend door het overhandigen van een document overeenkomstig het model van bijlage 21 met daarin, zo nodig, een bevel om het grondgebied te verlaten. Het document dat de duurzaamheid van het verblijf bewijst of de duurzame verblijfkaart van familielid van een burger van de Unie wordt ingetrokken.
   Indien echter de Minister of zijn gemachtigde beslist een einde te maken aan het recht op duurzaam verblijf maar het verblijfsrecht van de betrokkene te behouden, wordt aan de betrokkene [2 een document dat zijn inschrijving aantoont overeenkomstig]2 het model van bijlage 8 of een verblijfkaart van familielid van een burger van de Europese Unie overhandigd nadat het document bedoeld in het 1e lid is ingetrokken.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 18, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 25, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  HOOFDSTUK I/I. - [1 Andere familieleden van een burger van de Unie]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-02-13/06, art. 19, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 58.[1 Met uitzondering van artikel 45, zijn de bepalingen van hoofdstuk I die betrekking hebben op de familieleden van een burger van de Unie bedoeld in artikel 40bis van de wet, van toepassing op de andere familieleden bedoeld in artikel 47/1 van de wet." De Minister of zijn gemachtigde begunstigen echter hun binnenkomst en hun verblijf op het grondgebied van het Rijk, na een individueel en grondig onderzoek van hun aanvraag.]1
  ----------
  (1)<Hersteld door KB 2015-02-13/06, art. 20, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 59. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 60. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 61. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 62. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 63. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 64. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 65. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 66. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 67. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 68. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. 69. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 7, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  HOOFDSTUK Ibis. - (Onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en Ijsland, en leden van hun familie. <KB 1996-12-11/38, art. 18, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>

  Art. 69bis.<ingevoegd bij KB 1994-03-11/30, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-1994> [1 ...]1.
  De onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland, en de leden van hun familie, vallen onder de bepalingen van titel II, hoofdstuk I, (...).) <KB 1996-12-11/38, art. 19, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2008-05-07/33, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  (lid 3 opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 24, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  HOOFDSTUK Iter. - Onderdanen van Zwitserland en leden van hun familie. <Ingevoegd bij KB 2002-07-11/51, art. 4; Inwerkingtreding : 01-06-2002>

  Art. 69ter.[1 De onderdanen van Zwitserland en de leden van hun familie, vallen onder de bepalingen van Titel II, Hoofdstuk I.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-05-17/02, art. 1, 061; Inwerkingtreding : 06-06-2016>

  Art. 69quater.
  <Opgeheven bij KB 2015-02-13/06, art. 26, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 69quinquies.
  <Opgeheven bij KB 2016-05-17/02, art. 2, 061; Inwerkingtreding : 06-06-2016>

  HOOFDSTUK Iquater. - Onderdanen van [1 Kroatië,]1 Bulgarije en Roemenië), die naar België komen om er een activiteit in loondienst uit te oefenen en hun gezinsleden - Overgangsbepalingen. <Ingevoegd bij KB 2004-04-25/59, art. 1; Inwerkingtreding : 01-05-2004; Opheffing : ten laatste op 1 mei 2009> <KB 2006-12-20/31, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<KB 2013-07-04/03, art. 1, 049; Inwerkingtreding : 01-07-2013>

  Art. 69sexies.[1 De bepalingen van hoofdstuk I van titel II zijn van toepassing op de onderdanen van [2 Kroatië,]2 Bulgarije en Roemenië die naar België komen om er een activiteit in loondienst uit te oefenen evenals op hun familieleden met als enige uitzondering dat het document dat de [2 Kroatische,]2 Bulgaarse of Roemeense werknemer overeenkomstig artikel 50, § 2, 1° moet voorleggen, het bewijs is dat hij in het bezit is van een arbeidskaart B zoals bepaald in het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-01-08/08, art. 1, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<KB 2013-07-04/03, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-07-2013>

  Art. 69septies.[1 De bepalingen van dit hoofdstuk houden op van kracht te zijn op 1 januari 2014 voor wat betreft onderdanen van Bulgarije en Roemenië en op 1 juli 2015 voor wat betreft onderdanen van Kroatië.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-07-04/03, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 01-07-2013>

  Art. 69octies.
  <Opgeheven bij KB 2012-01-08/08, art. 3, 1°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

  Art. 69nonies.
  <Opgeheven bij KB 2012-01-08/08, art. 3, 2°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

  Art. 69decies.
  <Opgeheven bij KB 2012-01-08/08, art. 3, 3°, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

  HOOFDSTUK Iquinquies. [1 - Begunstigden van het terugtrekkingsakkoord.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. 69undecies. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op:
   1° de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die voor het einde van de overgangsperiode, overeenkomstig het recht van de Unie in België hun recht op verblijf hebben uitgeoefend en daar ook nadien hun verblijf voortzetten, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 1, onder b), van het terugtrekkingsakkoord;
   2° de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die voor het einde van de overgangsperiode als grensarbeider in de zin van artikel 9, onder b), van het terugtrekkingsakkoord in België actief waren en ook nadien hun activiteiten in België verderzetten, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 1, onder d), van het terugtrekkingsakkoord;
   3° familieleden van de in 1° en 2° bedoelde personen die voor het einde van de overgangsperiode, overeenkomstig het recht van de Unie in België hun recht op verblijf hebben uitgeoefend en daar ook nadien hun verblijf voortzetten, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 1, onder e), i) en f) en artikel 10, paragrafen 2 en 3, van het terugtrekkingsakkoord;
   4° rechtstreekse verwanten van Britse begunstigden van het terugtrekkingsakkoord die voor het einde van de overgangsperiode buiten België verbleven, mits zij op het moment waarop zij hun familielid willen vervoegen, voldoen aan de in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2004/38/EG vermelde voorwaarden, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 1, onder e), ii), van het terugtrekkingsakkoord;
   5° toekomstige kinderen van een begunstigde van het terugtrekkingsakkoord, geboren of geadopteerd na het einde van de overgangsperiode, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 1, onder e), iii), van het terugtrekkingsakkoord;
   6° de partner met wie de Britse begunstigde van het terugtrekkingsakkoord een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft, wanneer die partner voor het eind van de overgangsperiode buiten België woonachtig was, mits die relatie al voor het eind van de overgangsperiode duurzaam was en op het tijdstip waarop de partner vraagt de begunstigde te vervoegen, voortduurt, overeenkomstig artikel 10, paragraaf 4, van het terugtrekkingsakkoord.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. 69duodecies.[1 § 1. De in artikel 69undecies bedoelde personen dienen een aanvraag in voor een status als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord bij het gemeentebestuur van de plaats van verblijf door middel van een document overeenkomstig het model van de bijlage 58.
   De burgemeester of zijn gemachtigde levert onmiddellijk een bewijs van het indienen van de aanvraag af overeenkomstig het model van de bijlage 56 of 57, overeenkomstig artikel 18, paragraaf 1, tweede lid, onder b), van het terugtrekkingsakkoord. Dit document is drie maanden geldig vanaf de datum van afgifte en wordt daarna voor drie maanden verlengd tot over de aanvraag is beslist.
   In afwijking van het eerste lid, dienen de in artikel 69undecies, 2°, bedoelde personen hun aanvraag in bij het gemeentebestuur van de plaats waar zij werkzaam zijn.
   § 2. Bij de aanvraag of ten laatste binnen de drie maanden na de aanvraag, dienen de in artikel 69undecies, 1° tot 3°, bedoelde personen, die reeds in het bezit zijn van een geldige verklaring van inschrijving, een geldige verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, een geldig document ter staving van duurzaam verblijf, een geldige duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of een geldig document voor grensarbeiders, de volgende documenten voor te leggen:
   1° een kopie van het geldig paspoort, of, voor de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, een kopie van de geldige identiteitskaart van de betrokkene;
   2° naargelang hetgeen op hem van toepassing is, een kopie van zijn geldige verklaring van inschrijving, van zijn geldige verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, een geldig document ter staving van duurzaam verblijf, een geldige duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of van zijn geldige bijlage 15 als grensarbeider;
   3° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document, zoals bedoeld in artikel 47/5, § 4, tweede lid, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar.
   § 3. Bij de aanvraag of ten laatste binnen de drie maanden na de aanvraag dienen de in artikel 69undecies, 1° en 2°, bedoelde personen die niet in het bezit zijn van een geldige verklaring van inschrijving, een geldig document ter staving van duurzaam verblijf of een geldig document voor grensarbeiders voor het einde van de overgangsperiode, de volgende documenten voor te leggen:
   1° een kopie van het geldig paspoort, of, voor de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, een kopie van de geldige identiteitskaart van de betrokkene;
   2° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document, zoals bedoeld in artikel 47/5, § 4, tweede lid, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar;
   3° naargelang hetgeen op hem van toepassing is, het bewijs van de hoedanigheid in dewelke hij voor het einde van de overgangsperiode gebruik heeft gemaakt van zijn recht op verblijf of zijn recht om als grensarbeider actief te zijn overeenkomstig het recht van de Unie, zoals bedoeld in artikel 50, § 2, 1° tot 5°, of indien het niet mogelijk is het in artikel 50, § 2, 1° -3° bedoelde bewijs voor te leggen, enig ander bewijs dat aantoont dat hij van één van deze rechten gebruik heeft gemaakt;
   4° voor grensarbeiders, het bewijs dat zij de Britse nationaliteit hadden voor het einde van de overgangsperiode.
   § 4. Bij de aanvraag of ten laatste binnen de drie maanden na de aanvraag dienen de in artikel 69undecies, 3° tot 6°, bedoelde personen die niet in het bezit zijn van een geldige verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of van een geldige duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, de volgende documenten voor te leggen:
   1° een kopie van het geldig paspoort, of een kopie van de geldige identiteitskaart van de betrokkene;
   2° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document, zoals bedoeld in artikel 47/5, § 4, tweede lid, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar;
   3° de officiële documenten of elk ander bewijs waarmee op geldige wijze de band van bloed- of aanverwantschap of van partnerschap, overeenkomstig artikel 44 kan worden vastgesteld;
   4° elk ander document waarmee op geldige wijze kan worden vastgesteld dat hij de voorwaarden die op hem van toepassing zijn, overeenkomstig artikel 40bis, § 2 en § 4, of 47/3, van de wet, vervult;
   5° een kopie van de geldige verklaring van inschrijving, van het geldig document ter staving van duurzaam verblijf, van de geldige verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord of van de geldige duurzame verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord van het familielid dat zij willen vervoegen.
   De in artikel 69undecies, 4° en 5°, bedoelde personen, voegen bovendien het bewijs toe dat de verwantschapsband reeds bestond voor het einde van de overgangsperiode.
   De in artikel 69undecies, 6°, bedoelde personen, voegen daarenboven het bewijs toe dat zij voor het eind van de overgangsperiode een duurzame relatie hadden met een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk die de status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord heeft, die ook daarna voortduurt.
   § 5. De burgemeester of zijn gemachtigde stuurt de aanvraag van zodra zij volledig is onmiddellijk door aan de gemachtigde van de Minister, behalve indien het recht op verblijf of het recht op klein grensverkeer onmiddellijk aan de begunstigde van het terugtrekkingsakkoord wordt toegekend conform § 6.
   In afwijking van het eerste lid wordt de aanvraag steeds doorgestuurd naar de Minister of zijn gemachtigde wanneer de aanvraag buiten de in artikel 47/5, § 3, eerste lid, van de wet voorziene termijn werd ingediend of wanneer de aanvraag ingediend wordt door een persoon die zijn recht op verblijf of zijn recht als grensarbeider uitoefende als bevoorrechte persoon, onder de bevoegdheid van Directie Protocol van de FOD Buitenlandse Zaken.
   § 6. De burgemeester of zijn gemachtigde kent het verblijfsrecht of het recht op klein grensverkeer onmiddellijk toe aan de in § 2 bedoelde personen die binnen de in artikel 47/5, § 3, van de wet bedoelde termijn alle vereiste bewijsstukken overleggen en waarbij het voorgelegde uittreksel uit het strafregister geen veroordelingen bevat.
   In dit geval ontvangt de betrokkene, naar gelang het geval, een verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, een duurzame verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord of een kaart voor klein grensverkeer voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, overeenkomstig het model van de respectieve bijlagen 53, 54 of 55 en wordt de begunstigde ingeschreven in respectievelijk het vreemdelingenregister, het bevolkingsregister of het wachtregister.
   § 7. Indien de Minister of zijn gemachtigde het verblijfsrecht of het recht op klein grensverkeer toekent, ontvangt de betrokkene, naar gelang het geval, een verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, een duurzame verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord of een kaart voor klein grensverkeer voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, overeenkomstig het model van de respectieve bijlagen 53, 54 of 55 en wordt de begunstigde ingeschreven in respectievelijk het vreemdelingenregister, het bevolkingsregister of het wachtregister.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde aan de betrokkene niet het verblijfsrecht of het recht op klein grensverkeer toekent, weigert hij de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent beide beslissingen door middel van een document overeenkomstig het model van de bijlage 59.
   § 8. De in paragraaf 2 bedoelde persoon geeft op het moment dat hij zijn verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, zijn duurzame verblijfskaart voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord of zijn kaart voor klein grensverkeer ontvangt, naar gelang hetgeen op hem van toepassing is, zijn verklaring van inschrijving, verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, document ter staving van duurzaam verblijf, duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie of zijn bijlage 15 voor grensarbeiders terug aan het gemeentebestuur.
   § 9. Indien niet alle vereiste bewijsstukken werden voorgelegd binnen de in artikel 47/5, § 3, van de wet bedoelde termijn [2 ...]2, weigert de Minister of zijn gemachtigde de aanvraag voor een status als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van de bijlage 59.
  [2 Indien de aanvraag werd ingediend na 1 oktober 2021 en niet alle vereiste bewijsstukken werden voorgelegd binnen de drie maanden na de indiening van de aanvraag voor de status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag voor een status als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord zonder hem een bevel af te geven door middel van een document overeenkomstig het model van de bijlage 59.
   In dit geval beschikt de aanvrager over een bijkomende termijn van een maand om de vereiste documenten over te leggen. Deze bijkomende termijn van een maand begint te lopen vanaf de kennisgeving van de in het eerste lid bedoelde bijlage 59.
   Indien de aanvrager nog altijd de vereiste documenten binnen de bijkomende termijn van een maand bedoeld in het eerste lid, niet heeft voorgelegd, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 59.]2
   [2 In de in lid 1 en 2 bedoelde gevallen]2 wordt er een einde gesteld aan het verblijf van de in paragraaf 2 bedoelde personen.
   Indien betrokkene de vereiste documenten voorlegt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn of de vereiste documenten niet heeft voorgelegd binnen de drie maanden na het indienen van zijn aanvraag, stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag onmiddellijk door aan de gemachtigde van de Minister, behalve indien het recht op verblijf onmiddellijk wordt toegekend conform § 6 [2 of de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag heeft geweigerd overeenkomstig deze paragraaf]2.
   § 10. De kosten van de elektronische kaart mogen niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt geïnd voor de overhandiging van een identiteitskaart aan Belgische onderdanen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>
  (2)<KB 2021-11-26/02, art. 12, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>

  Art. 69terdecies. [1 § 1. De kaart voor klein grensverkeer voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord die overeenkomstig het model in bijlage 55 is opgesteld, is vijf jaar geldig.
   § 2. De in artikel 69undecies, 2°, bedoelde personen moeten zich tussen de veertigste en de dertigste dag voor de vervaldatum van hun document voor klein grensverkeer aanbieden bij het gemeentebestuur van de plaats waar zij werkzaam zijn om de vernieuwing aan te vragen van de kaart voor klein grensverkeer.
   § 3. Tot staving van de vernieuwing van de kaart voor klein grensverkeer, legt betrokkene de documenten over waaruit blijkt dat hij nog steeds de voorwaarden vervult die aan het klein grensverkeer zijn gesteld:
   1° een kopie van het geldig paspoort of een kopie van de geldige identiteitskaart van de betrokkene;
   2° een kopie van zijn geldige kaart voor klein grensverkeer;
   3° het bewijs dat hij als grensarbeider in België actief is, overeenkomstig artikel 50, § 2, 1° tot 3°, of indien het niet mogelijk is het in artikel 50, § 2, 1° tot 3° bedoelde bewijs voor te leggen, enig ander bewijs dat aantoont dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn recht om als grensarbeider actief te zijn.
   § 4. De burgemeester of zijn gemachtigde kent de vernieuwing onmiddellijk toe indien alle vereiste bewijsstukken worden overgelegd en de grensarbeider actief is als werknemer of zelfstandige.
   In dit geval ontvangt betrokkene onmiddellijk een nieuwe kaart voor klein grensverkeer voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, overeenkomstig het model van de bijlage 55.
   § 5. De burgemeester of zijn gemachtigde stuurt de aanvraag van zodra zij volledig is onmiddellijk door aan de gemachtigde van de Minister, behalve indien de vernieuwing onmiddellijk aan de begunstigde van het terugtrekkingsakkoord wordt toegekend conform § 4.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde de vernieuwing toekent, ontvangt betrokkene onmiddellijk een nieuwe kaart voor klein grensverkeer voor begunstigden van het terugtrekkingsakkoord, overeenkomstig het model van de bijlage 55.
   § 6. Indien de vereiste documenten binnen de drie maanden na het indienen van de aanvraag niet werden voorgelegd, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag om vernieuwing en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 59.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde aan de begunstigde van het terugtrekkingsakkoord niet de vernieuwing van zijn kaart voor klein grensverkeer toekent, weigert hij de aanvraag en geeft hij hem, zo nodig, het bevel om het grondgebied te verlaten. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent beide beslissingen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 59.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  HOOFDSTUK II. - Luxemburgse en Nederlandse onderdanen en leden van hun familie.

  Art. 70. (De Luxemburgse en Nederlandse onderdanen mogen slechts worden teruggedreven om één van de redenen opgesomd in artikel 3, eerste lid, 2°, 7° en 8°, van de wet.) <KB 1996-11-22/31, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  De beslissing tot terugdrijving wordt hun ter kennis gebracht door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 11.

  Art. 71. (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 16, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  HOOFDSTUK III. - (Vluchtelingen (, personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen) en Staatlozen). <KB 1996-12-11/38, art. 20; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2007-04-27/56, art. 34, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Voorafgaande afdeling. - (Overheden waarbij de vreemdeling (een asielaanvraag kan indienen). - Overname en [1 terugname]1 van een asielzoeker door de verantwoordelijke Staat of door België. - [1 ...]1.) <KB 1996-12-11/38, art. 21; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 1, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 71/2. (Oud artikel 71bis) <KB 1996-12-11/38, art. 22, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> § 1. (De overheden waarbij de vreemdeling, bedoeld in artikelen 50 en 50ter van de wet, aan de grens een asielaanvraag kan indienen, zijn de met grenscontrole belaste overheden.) <KB 2007-04-27/56, art. 36, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. (De overheden waarbij de vreemdeling, bedoeld in artikelen 50, 50bis en 51 van de wet, in het Rijk een asielaanvraag kan indienen, zijn de ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken, evenals de directeurs van de strafinrichtingen.) <KB 2007-04-27/56, art. 36, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (§ 3. Tenzij hij in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters ingeschreven is, wordt de vreemdeling die (aan de grens of in het Rijk een asielaanvraag indient), onmiddellijk door de (Minister), of door zijn gemachtigde, in het wachtregister ingeschreven.) <KB 1995-02-03/32, art. 1, 2°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996> <KB 2007-04-27/56, art. 36, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 71/2bis. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 37; Inwerkingtreding : 01-06-2007> In de gevallen voorzien in artikel 51/5, § 1, tweede lid, van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde de vasthouding van de vreemdeling in een welbepaalde plaats bevelen.
  De beslissing van de minister of van diens gemachtigde wordt door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 39ter betekend.

  Art. 71/2ter. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 38; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. Wanneer de vreemdeling, in het kader van de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, wordt opgeroepen of om inlichtingen wordt verzocht, maakt deze oproeping of dit verzoek melding van de inhoud van artikel 51/5, § 1, vijfde lid, van de wet.
  § 2. Indien de vreemdeling geacht wordt afstand gedaan te hebben van zijn asielverzoek en hem de binnenkomst in het Rijk geweigerd werd, wordt hij door de met grenscontrole belaste overheden teruggedreven. De minister of zijn gemachtigde stelt de vreemdeling hiervan in kennis door afgifte van het document overeenkomstig het model van bijlage 11.
  § 3. Indien de vreemdeling geacht wordt afstand gedaan te hebben van zijn asielverzoek en hem het verblijf in het Rijk geweigerd werd, dient deze het grondgebied te verlaten. De minister of zijn gemachtigde stelt de vreemdeling hiervan in kennis door afgifte van het document overeenkomstig het model van bijlage 13.
  Er wordt overgegaan tot de intrekking van de afgegeven documenten op het moment dat de vreemdeling een asielaanvraag indient en, zo nodig, van het attest van immatriculatie.

  Art. 71/3. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 23; Inwerkingtreding : 17-01-1997> § 1. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde het verzoek richt aan de verantwoordelijke Staat in de zin van (Europese regelgeving die België bindt), om de asielzoeker over te nemen of terug te nemen, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte en deelt hij hem de inhoud mee van de genomen beslissing. <KB 2007-04-27/56, art. 39, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. Wanneer de asielzoeker overgedragen moet worden aan de verantwoordelijke Staat en hem de binnenkomst in het Rijk geweigerd werd, wordt hij door de met grenscontrole belaste overheden teruggedreven of teruggeleid naar de grens van deze Staat en in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs overeenkomstig het model van bijlage 10bis (of bijlage 10ter). De beslissing tot weigering van binnenkomst wordt ter kennis gebracht door middel van een document overeenkomstig bijlage 25quater. <KB 1998-03-02/32, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
  § 3. Wanneer de asielzoeker overgedragen moet worden aan de verantwoordelijke Staat en hem het verblijf in het Rijk geweigerd werd, ontvangt hij een bevel om het grondgebied te verlaten en wordt hij in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs overeenkomstig het model van bijlage 10bis (of bijlage 10ter). De beslissing tot weigering van verblijf wordt ter kennis gebracht door middel van een document overeenkomstig bijlage 26quater. <KB 1998-03-02/32, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-09-1997>
  Er wordt overgegaan tot de intrekking van de afgegeven documenten, op het moment dat de vreemdeling (een asielaanvraag indient) en, zo nodig, van het attest van immatriculatie. <KB 2007-04-27/56, art. 39, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 71/4.<Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 24; Inwerkingtreding : 17-01-1997> De asielzoeker die door België moet worden overgenomen of teruggenomen en die overgebracht wordt door de verantwoordelijke Staat in de zin van (Europese regelgeving die België bindt) en die zich aanbiedt aan de grens, wordt door de met grenscontrole belaste overheden in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 26 [1 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, een document overeenkomstig het model van bijlage 26quinquies]1. <KB 2007-04-27/56, art. 40, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Wanneer de asielzoeker die overgenomen of teruggenomen moet worden door België, overgebracht wordt door de verantwoordelijke Staat in de zin van (Europese regelgeving die België bindt) en zich in het Rijk bij de Minister of zijn gemachtigde aanbiedt, wordt hij in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 26 [1 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, een document overeenkomstig het model van bijlage 26quinquies]1. <KB 2007-04-27/56, art. 40, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Zonodig kan (de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen) dadelijk overgaan tot het verhoor van de in de leden 1 en 2 bedoelde asielzoekers. <KB 2007-04-27/56, art. 40, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 71/5.
  <Opgeheven bij KB 2013-08-17/03, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Afdeling 1. - (Asielzoekers). - Onregelmatige binnenkomst en onregelmatig verblijf. <KB 2007-04-27/56, art. 42, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 72.<KB 28-01-1988, art. 2> [1 § 1.]1 De met de grenscontrole belaste overheden geven aan de vreemdeling die zich aan de grens aanmeldt zonder in het bezit te zijn van de vereiste documenten en die (een asielaanvraag indient) een document overeenkomstig het model van bijlage 25 [1 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, een document overeenkomstig het model van bijlage 25quinquies]1. <KB 2007-04-27/56, art. 43, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Overeenkomstig artikel 52/3, § 2, van de wet, ontvangt deze vreemdeling eveneens een beslissing tot terugdrijving overeenkomstig het model van bijlage 11ter.) <KB 2007-04-27/56, art. 43, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  [1 § 2. De vreemdeling die zich aan de grens aanmeldt zonder in het bezit te zijn van de vereiste documenten, die bij de met grenscontrole belaste overheden een asielaanvraag indient en aan wie de toegang tot het grondgebied niet geweigerd is, wordt gemachtigd het Rijk binnen te komen en er te verblijven tot over zijn asielaanvraag beslist is.
   De met de grenscontrole belaste overheden brengen die machtiging aan op het document overeenkomstig het model van bijlage 25 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, op het document overeenkomstig het model van bijlage 25quinquies.
   § 3. De vreemdeling die zich aan de grens aanmeldt zonder in het bezit te zijn van de vereiste documenten en aan wie de vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus geweigerd werd of wiens asielaanvraag niet in overweging genomen werd door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, wordt, onverminderd de opschortende werking bedoeld bij artikel 39/70 van de wet, teruggedreven en kan, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 53bis van de wet teruggeleid worden naar de grens van het land waaruit hij gevlucht is en waar volgens zijn verklaring zijn leven of zijn vrijheid bedreigd zou zijn.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 72bis.
  <Opgeheven bij KB 2013-08-17/03, art. 5, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 72ter.
  <Opgeheven bij KB 2013-08-17/03, art. 6, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 73.<KB 28-01-1988, art. 5> (De in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden), geven aan de vreemdeling die het Rijk binnengekomen is zonder in het bezit te zijn van de vereiste documenten en die (...) (een asielaanvraag indient), een document af overeenkomstig het model van bijlage 26 [1 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, een document overeenkomstig het model van bijlage 26quinquies]1. <KB 1996-12-11/38, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2005-02-03/31, art. 1, 028 ; Inwerkingtreding : 08-02-2005> <KB 2007-04-27/56, art. 46, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 7, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 74.<KB 28-01-1988, art. 6> § 1. De vreemdeling die (aan de grens een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend) en die gemachtigd werd het Rijk binnen te komen moet zich, binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst, aanmelden (bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats). <KB 1995-02-03/32, art. 2, 1°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 2007-04-27/56, art. 47, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Na inzage van het document dat de met de grenscontrole belaste overheden afgegeven hebben, geeft dit bestuur hem een attest van immatriculatie, [2 geldig voor vier maanden]2 [3 vanaf de datum van indiening van zijn aanvraag]3.) <KB 1995-02-03/32, art. 2, 2°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995>
  § 2. (De vreemdeling die binnen het Rijk een asielaanvraag heeft ingediend bij een van de in artikel 71/2, § 2, aangewezen overheden, en die overeenkomstig artikel 74/6, § 1bis, van de wet, in een bepaalde plaats wordt vastgehouden, ontvangt kennisgeving van deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 39bis. In dit geval ontvangt de betrokkene, overeenkomstig artikel 52/3, § 2, van de wet, eveneens een bevel om het grondgebied te verlaten door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 13quinquies.) <KB 2007-04-27/56, art. 47, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 3. De vreemdeling die (binnen het Rijk een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend) bij een van de (in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden) moet zich, binnen acht werkdagen na zijn (aanvraag), aanmelden (bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats). <KB 1996-12-11/38, art. 27, 1°, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 1995-02-03/32, art. 2, 3°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 2007-04-27/56, art. 47, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Na inzage van het document dat een dezer overheden afgegeven heeft, (geeft dit bestuur hem een attest van immatriculatie, [2 geldig voor vier maanden]2 [3 vanaf de datum van indiening van zijn aanvraag]3). <KB 2007-04-27/56, art. 47, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 4. Wanneer de vreemdeling gemachtigd werd tot een verblijf van meer dan drie maanden waarvan de duur uitdrukkelijk beperkt werd, de machtiging tot verblijf verstreken en niet verlengd is en de betrokkene daarna (een [1 eerste]1 asielaanvraag indient), moet hij zich binnen acht werkdagen na zijn verklaring aanmelden (bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats). <KB 1995-02-03/32, art. 2, 4°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 2007-04-27/56, art. 47, 4°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Na inzage van het document dat hem door een der (in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden) afgegeven is, handelt dit bestuur overeenkomstig de bepalingen van (§ 3, tweede lid). <KB 1996-12-11/38, art. 27, 2°, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2007-04-27/56, art. 47, 4°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Indien de vreemdeling nog titularis is van een document of verblijfstitel waarvan de geldigheidsduur vervallen is wordt dit door het gemeentebestuur afgenomen.
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 8, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<KB 2018-11-12/09, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (3)<KB 2019-06-06/25, art. 8, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 75.<KB 1993-05-19/32, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993> § 1. Het attest van immatriculatie, afgegeven aan de vreemdeling die (een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend), wordt verlengd om het verblijf te dekken tot over de aanvraag is beschikt [1 door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen]1. <KB 2007-04-27/56, art. 48, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. (Indien de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vluchtelingenstatus weigert te erkennen en de subsidiaire beschermingsstatus weigert toe te kennen aan een vreemdeling [1 of de asielaanvraag niet in overweging neemt]1 , geeft de minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 52/3, § 1, van de wet, aan de betrokkene een bevel om het grondgebied te verlaten.) <KB 2007-04-27/56, art. 48, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Onverminderd de opschortende werking bedoeld bij (artikel 39/70), van de wet, worden de beslissingen van de Minister of van diens gemachtigde door middel van een document overeenkomstig het model van (bijlage 13quinquies) betekend. <KB 2007-04-27/56, art. 48, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De documenten die aan de vreemdeling afgegeven werden op het ogenblik dat hij (een asielaanvraag indiende), en, in voorkomend geval, het attest van immatriculatie, worden afgenomen. <KB 2007-04-27/56, art. 48, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 3. (In geval van weigering op grond van artikel 52, beveelt de minister of zijn gemachtigde, indien hij het nodig acht met het oog op het waarborgen van de effectieve verwijdering uit het grondgebied bovendien de vasthouding van de vreemdeling in een welbepaalde plaats, bedoeld bij artikel 74/6, § 1.) <KB 2007-04-27/56, art. 48, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De beslissing van de Minister of van diens gemachtigde wordt door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 39, betekend.
  [1 § 4. De bijlage 26quinquies of de in artikel 72, § 2, bedoelde bijlage 25quinquies, afgegeven aan de vreemdeling die een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet heeft ingediend, wordt door de minister of zijn gemachtigde verlengd om het verblijf te dekken tot de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een beslissing op grond van artikel 57/6/2 van de wet heeft genomen.
   In geval van inoverwegingname van de asielaanvraag door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen op grond van artikel 57/6/2 van de wet, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde, op onderrichting van de minister of zijn gemachtigde, aan de betrokken vreemdeling een [2 attest van immatriculatie geldig voor vier maanden vanaf de datum van indiening van zijn volgende aanvraag]2. Dit attest van immatriculatie wordt verlengd om het verblijf te dekken tot de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen over de in overweging genomen asielaanvraag heeft beslist.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<KB 2019-06-06/25, art. 9, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 76. <KB 2007-04-27/56, art. 49, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Onder voorbehoud van de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid, van de wet, wordt de vreemdeling aan wie de vluchtelingenstatus wordt toegekend, na inzage van het vluchtelingenbewijs dat hem door de bevoegde overheid is afgegeven, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld [1 van een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]1.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 26, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 77. <KB 2007-04-27/56, art. 50, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Wanneer de bevoegde overheid aan een vreemdeling de subsidiaire beschermingsstatus toekent, schrijft het gemeentebestuur, na instructie van de Minister of zijn gemachtigde, de betrokkene in in het vreemdelingenregister en wordt hij in het bezit gesteld [1 van een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 overeenkomstig artikel 49/2, §§ 2 en 3, van de wet.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 27, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Afdeling 2. - (Asielzoekers). - Regelmatige binnenkomst en regelmatig verblijf. <KB 2007-04-27/56, art. 51, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 78. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 52, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 79.<KB 1996-12-11/38, art. 28, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997> De in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden geven aan de vreemdeling bedoeld in artikel (50bis of) 51 van de wet een document af overeenkomstig het model van bijlage 26 [1 of, indien het een volgende asielaanvraag in de zin van artikel 51/8 van de wet betreft, een document overeenkomstig het model van bijlage 26quinquies]1 . <KB 2007-04-27/56, art. 53, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 10, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 80. § 1. (...) <KB 2007-04-27/56, art. 54, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. (De vreemdeling die zich in België bevindt voor een verblijf van niet meer dan drie maanden en die (een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend), moet zich binnen acht werkdagen na zijn (aanvraag), aanmelden (bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats).) <KB 28-01-1988, art. 12> <KB 1995-02-03/32, art. 3, 3°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 2007-04-27/56, art. 54, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Na inzage van de documenten die voor zijn binnenkomst vereist zijn en van het document dat werd afgegeven door één van de (in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden), geeft dit bestuur hem een attest van immatriculatie, model A, geldig voor drie maanden vanaf de datum van afgifte.) <KB 1995-02-03/32, art. 3, 4°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 1996-12-11/38, art. 29, 1°, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  Is de vreemdeling reeds in het bezit van een verklaring overeenkomstig het model van bijlage 3, dan wordt dat document hem door het gemeentebestuur afgenomen.
  (§ 3. De vreemdeling die zich in België bevindt voor een verblijf van meer dan drie maanden, waarvan de duur uitdrukkelijk beperkt werd, die (een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend) en wiens machtiging tot verblijf komt te verstrijken en niet verlengd werd, moet zich, binnen acht werkdagen na het vervallen van zijn document of zijn verblijfstitel, aanmelden (bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats). <KB 1995-02-03/32, art. 3, 5°, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995>
  (De vreemdeling die op grond van artikel 57/29 van de wet een tijdelijke bescherming heeft genoten, en die een [1 eerste]1 asielaanvraag heeft ingediend overeenkomstig artikel 50bis, tweede lid, van de wet, moet zich binnen de acht werkdagen na zijn aanvraag, aanmelden bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats.) <KB 2007-04-27/56, art. 54, 3°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  Na inzage van het document dat hem door de (in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden) afgegeven is, handelt dit bestuur overeenkomstig [1 de bepalingen van § 2, tweede lid]1. <KB 1996-12-11/38, art. 29, 2°, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  Indien de vreemdeling nog titularis is van een document of een verblijfstitel waarvan de geldigheidsduur vervallen is, wordt het door het gemeentebestuur afgenomen.) <Ingevoegd bij KB 28-01-1988, art. 12>
  (§ 4. Wanneer de minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 57/36, § 2, van de wet, de machtiging tot verblijf afgegeven aan een vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet of aan zijn familielid, van wie het onderzoek van de asielaanvraag werd geschorst op basis van artikel 51/9 van de wet, beëindigt, wordt [2 de verblijfstitel]2 waarvan deze houder is, ingetrokken.
  Na inzage van het document dat werd afgegeven door een van de in artikel 71/2, § 2, aangewezen overheden, handelt het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats van de betrokkene overeenkomstig de bepalingen van § 2, tweede lid.) <KB 2007-04-27/56, art. 54, 4°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 11, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<KB 2020-06-12/19, art. 28, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 81. Artikel 75, artikel 76 en artikel 77 zijn van toepassing op de gevallen bedoeld in artikel 80.

  Art. 82. (Opgeheven) <KB 28-01-1988, art. 13>

  Art. 83. <KB 28-01-1988, art. 14> Onder voorbehoud van (de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid) (, van de wet) wordt de vreemdeling die titularis is van een verblijfs- of vestigingstitel en die als vluchteling erkend is, na inzage van het vluchtelingenbewijs dat hem door de bevoegde overheid afgegeven is, in het bezit gesteld van een nieuwe verblijfs- of vestigingstitel waarbij rekening gehouden is met de tussengekomen wijziging van zijn statuut. <KB 1993-05-19/32, art. 15, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993> <KB 2007-04-27/56, art. 55, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 84.[1 Wanneer de internationale bescherming wordt verleend aan een vreemdeling die houder is van een Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene en onder voorbehoud van de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid, van de wet, geeft de minister of zijn gemachtigde binnen de drie maanden na deze beslissing de instructie aan de burgemeester of zijn gemachtigde om een nieuwe EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene af te leveren waarin de in artikel 30, § 2 bedoelde bijzondere vermelding inzake internationale bescherming wordt aangebracht.
   Wanneer de internationale bescherming wordt verleend aan een vreemdeling die houder is van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene, afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie, en onder voorbehoud van de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid, van de wet, verzoekt de minister of zijn gemachtigde de bevoegde overheid van de lidstaat die de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene heeft afgegeven om deze te wijzigen teneinde de bijzondere vermelding inzake de internationale bescherming, verleend door België, en de datum waarop deze internationale bescherming werd verleend, er op aan te brengen.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 27, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 85. § 1. De vluchteling die regelmatig in het Rijk verblijft, mag, na zich naar het buitenland te hebben begeven, naar het land terugkeren op enkel vertoon van zijn geldige, door de Belgische autoriteiten afgegeven reistitel.
  § 2. De in paragraaf 1 bedoelde vreemdeling die niet in staat is geweest voor het verstrijken van zijn reistitel terug te keren, kan, door de met de grenscontrole belaste overheden gemachtigd worden naar het land terug te keren.
  Deze overheden geven hem een machtiging tot terugkeer af, overeenkomstig het model van bijlage 27.
  § 3. De vluchteling die geen regelmatig verblijf meer heeft in het Rijk of die uit de (bevolkingsregisters) werd afgevoerd, maar wiens Belgische reistitel nog geldig is, kan, bij beslissing van de (Minister) of van zijn gemachtigde, gemachtigd worden naar het Rijk terug te keren. <KB 1995-02-03/32, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 01-02-1995> <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  Indien de beslissing gunstig is, geven de met de grenscontrole belaste overheden hem een machtiging tot terugkeer af, geldig drie werkdagen.
  Voor het verstrijken van die termijn moet de vluchteling zich aanmelden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. Na inzage van de reistitel en van de machtiging tot terugkeer, gaat dit bestuur over tot inschrijving in het vreemdelingenregister en tot afgifte van [1 de verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]1.
  § 4. De in § 3 bedoelde vluchteling, wiens Belgische reistitel niet meer geldig is, kan, bij beslissing van de (Minister) of van zijn gemachtigde, gemachtigd worden naar het Rijk terug te keren. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  Te dien einde moet hij een met redenen omklede aanvraag indienen bij een Belgische diplomatieke of consulaire post, die ze zonder verwijl voor beslissing overmaakt aan de (Minister) of aan zijn gemachtigde. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  Indien de beslissing gunstig is, wordt de vluchteling in het bezit gesteld van een " doorlaatbewijs " overeenkomstig het model van bijlage 28, geldig vijftien dagen vanaf de datum van afgifte.
  Voor het verstrijken van het doorlaatbewijs moet de vluchteling zich aanmelden bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. Na inzage van het doorlaatbewijs gaat dit bestuur over tot inschrijving in het vreemdelingenregister en tot afgifte van het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 29, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 86. De vluchteling-werknemer, die tot verblijf in Luxemburg of Nederland werd toegelaten, heeft, vanaf de dag waarop hij het Rijk heeft verlaten, gedurende twee jaar recht op terugkeer.
  Hij wordt zonder formaliteiten wederom in België toegelaten op enige voorwaarde dat hij houder is van een geldige reistitel, afgegeven door de Belgische autoriteiten.

  Art. 87. De vluchteling, die tot verblijf in een ander land werd toegelaten, kan het genot van de in artikel 85 voorziene bepalingen niet meer opeisen.
  De vluchteling aan wie een verblijfsvergunning in Oostenrijk is verleend, mag echter gedurende een termijn van twee jaar naar België terugkeren op vertoon van de geldige reistitel, afgegeven door de Belgische autoriteiten. Hetzelfde geldt voor de vluchteling-werknemer aan wie een verblijfsvergunning in Zwitserland is verleend.

  Art. 88. <KB 2007-04-27/56, art. 56, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Behalve indien zij houder zijn van een verblijfstitel, ontvangen de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, van de wet bedoelde familieleden van de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend een attest van immatriculatie model A, met dezelfde geldigheidsduur als die van het attest van immatriculatie van de vreemdeling.

  Afdeling 2bis. - Asielzoekers. - Verwijdering uit het Rijk.

  Art. 88bis. <KB 1993-05-19/32, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993> § 1. Wanneer de (Minister), aan de in het artikel (52.4), eerste lid, van de wet bedoelde vreemdeling de toegang tot het grondgebied weigert, gaan de met de grenscontrole belaste overheden tot terugdrijving over. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  De beslissing van de Minister wordt door een document overeenkomstig het model van bijlage 11bis betekend. De documenten die aan de vreemdeling afgegeven werden op het ogenblik dat hij (een asielaanvraag indiende), worden afgenomen. <KB 2007-04-27/56, art. 57, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 2. Wanneer de (Minister), beslist dat de in artikel (52.4), eerste lid, van de wet, bedoelde vreemdeling niet of niet meer in het Rijk mag verblijven, geeft hij hem het bevel om het grondgebied te verlaten. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996> <KB 2007-04-27/56, art. 57, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De beslissing van de Minister wordt door een document overeenkomstig het model van bijlage 13bis betekend. De documenten die aan de vreemdeling afgegeven werden op het ogenblik dat hij (een asielaanvraag indiende), en, in voorkomend geval, het attest van immatriculatie, worden afgenomen. <KB 2007-04-27/56, art. 57, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Afdeling 2ter.- Vluchtelingen (en genieters van subsidiaire bescherming) <KB 2007-04-27/56, art. 58, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Verwijdering uit het Rijk. <Ingevoegd bij KB 1996-11-22/31, art. 11, Inwerkingtreding : 16-12-1996> <KB 2007-04-27/56, art. 58, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 88ter. <KB 2007-04-27/56, art. 59, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> De beslissing van de minister of diens gemachtigde waarbij een bevel om het grondgebied te verlaten wordt gegeven overeenkomstig artikel 49, § 3, of artikel 49/2, § 5, van de wet, wordt ter kennis gebracht door afgifte van het document overeenkomstig het model van bijlage 13. De verblijfstitel en, in voorkomend geval, het vluchtelingenbewijs, worden afgenomen.

  Afdeling 3. - In een andere Staat erkende vluchtelingen.

  Art. 89. Deze afdeling is van toepassing op de vreemdelingen die als vluchteling erkend zijn terwijl zij zich bevonden op het grondgebied van een andere Staat, verdragsluitende partij bij het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 en goedgekeurd bij de wet van 26 juni 1953.

  Art. 90.§ 1. [1 Onverminderd meer voordelige bepalingen vervat in een internationaal verdrag of Europese verordeningen, wordt de in artikel 89 bedoelde vreemdeling gemachtigd het Rijk binnen te komen voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, op voorwaarde dat hij houder is van een geldig reisdocument, afgegeven door de autoriteiten van het land waar hij verblijf houdt, voorzien van een visum, geldig voor België, aangebracht door een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger of door een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt.]1
  [1 ...]1.
  § 2. De algemene bepalingen van titel 1, hoofdstuk I, afdeling 2, zijn van toepassing op die vreemdeling.
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 28, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 91. § 1. De in artikel 89 bedoelde vreemdeling die naar België komt voor een verblijf van meer dan drie maanden, is onderworpen aan de algemene reglementering.
  Om nochtans het recht op terugkeer van die vreemdeling naar het land dat hem erkend heeft te vrijwaren, wordt de machtiging tot voorlopig verblijf beperkt tot twee jaar.
  § 2. Het gemeentebestuur geeft aan de vreemdeling [1 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 af waarvan de vervaldatum drie maanden vroeger valt dan die van de reistitel.
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 60, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 30, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 92. Alvorens het aan de in artikel 89 bedoelde vreemdeling afgegeven[1 verblijfstite]1 (...) te vernieuwen, moet het gemeentebestuur nagaan of de reistitel verlengd werd. Zo ja, dan (...) vernieuwt het het [1 verblijfstite]1. Zo neen, dan verzoekt het de vreemdeling door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 29, zijn reistitel te laten verlengen. <KB 2007-04-27/56, art. 61, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 31, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 93.<KB 28-01-1988, art. 17> De in artikel 89 bedoelde vreemdeling kan bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen de bevestiging van zijn hoedanigheid van vluchteling vragen, op voorwaarde dat hij regelmatig en zonder onderbreking gedurende achttien maanden in België verbleven heeft en de duur van zijn verblijf niet om een welbepaalde reden beperkt werd.
  [1 Wanneer de hoedanigheid van vluchteling bevestigd wordt van de in artikel 89 bedoelde vreemdeling die houder is van een Belgische EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene en onder voorbehoud van de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid, van de wet, geeft de minister of zijn gemachtigde binnen de drie maanden na deze beslissing de instructie aan de burgemeester of zijn gemachtigde om een nieuwe EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene af te leveren waarin de in artikel 30, § 2, bedoelde bijzondere vermelding inzake internationale bescherming wordt gewijzigd.
   Wanneer de hoedanigheid van vluchteling bevestigd wordt van de in artikel 89 bedoelde vreemdeling die houder is van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene, afgegeven door een andere lidstaat van de Europese Unie, en onder voorbehoud van de indiening van een beroep bedoeld bij artikel 39/56, tweede lid, van de wet, verzoekt de minister of zijn gemachtigde de bevoegde overheid van de lidstaat die de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene heeft afgegeven om deze te wijzigen teneinde de bijzondere vermelding inzake internationale bescherming, aan te passen.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 29, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 94. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 13, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  (NOTA : Het blijft echter van toepassing wanneer, voor het in werking treden van dit besluit, een aanvraag is ingediend overeenkomstig artikel 55 van de wet van 15 december 1980 betreffend de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, opgeheven door de wet van 15 juli 1996.)

  Afdeling 4. - Met de vluchteling gelijkgestelde vreemdelingen. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 95. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 96. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 97. (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 14, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  (NOTA : Die artikelen blijven echter van toepassing wanneer, voor het in werking treden van dit besluit, een aanvraag om met de vluchteling gelijkgesteld te worden ingediend is, overeenkomstig artikel 57 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 juli 1992.)

  Afdeling 5. - Staatlozen.

  Art. 98. De staatloze en zijn familieleden zijn onderworpen aan de algemene reglementering.
  Wanneer de staatloze echter gemachtigd is om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven, geeft het gemeentebestuur hem [1 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]1 af waarvan de vervaldatum drie maanden vroeger valt dan die van de reistitel.
  (Derde lid opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 62, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  De artikelen 85 en 92 zijn van toepassing op de staatloze die gemachtigd is om in het Rijk te verblijven.
  ----------
  (1)<KB 2020-06-12/19, art. 32, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  HOOFDSTUK IV. [1 - Studenten]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 99.[1 Het attest, bedoeld in artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, van de wet, moet conform het model van het standaardformulier opgesteld zijn en behoorlijk ingevuld zijn door de instelling voor hoger onderwijs. Dit model wordt vastgesteld door de minister.
   Overeenkomstig artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, van de wet bevestigt dit attest dat de onderdaan van een derde land hetzij ingeschreven is om voltijds hogere studies of een voorbereidend jaar te volgen, hetzij toegelaten is tot de studies, hetzij ingeschreven is voor een toelatingsproef.
   Al naargelang het geval vermeldt dit attest tevens:
   1° de totale duur van de beoogde opleiding en of deze opleiding deel uitmaakt van een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs dat of die de betrokkene in staat stelt om een deel van zijn studies in een andere lidstaat te volgen;
   2° het totaal aantal studiepunten van de volledige opleiding waarvoor de student werd toegelaten of waarvoor hij zich heeft ingeschreven en, indien reeds gekend, het aantal studiepunten dat hij het betreffende academiejaar zal opnemen;
   3° de bevestiging dat de onderdaan van een derde land een voltijdse studie zal volgen tijdens het betreffende academiejaar of de reden waarom hij niet aan het vereiste aantal studiepunten kan voldoen.
   De inschrijvingen als vrije student of op basis van een examencontract of creditcontract worden niet in aanmerking genomen.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 100.[1 § 1. De verbintenis tot tenlasteneming bedoeld in artikel 61, § 1, eerste lid, 2°, van de wet, moet in overeenstemming met het model van bijlage 32 zijn.
   De handtekening op dit document moet gelegaliseerd zijn.
   § 2. De persoon die de verbintenis tot tenlasteneming bedoeld in artikel 61, § 1, eerste lid, 2°, van de wet, heeft aangegaan, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
   1° een natuurlijke persoon van tenminste achttien jaar oud zijn of ontvoogd zijn;
   2° over voldoende bestaansmiddelen beschikken voor zichzelf, voor elke persoon die te zijnen laste is en voor elke onderdaan van een derde land, bedoeld in dit hoofdstuk, die hij ten laste neemt.
   § 3. De garant wordt geacht voor zichzelf en voor elke persoon die te zijnen laste is over voldoende bestaansmiddelen te beschikken indien zijn bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet.
   Daarbovenop dient de garant, voor elke onderdaan van een derde land, bedoeld in dit hoofdstuk, die hij te zijnen laste neemt of zal nemen, te beschikken over het geïndexeerde bedrag voorzien in het koninklijk besluit van 8 juni 1983 tot vaststelling van het minimumbedrag van de middelen van bestaan waarover een vreemdeling die in België wenst te studeren, moet beschikken.
   De garant moet op het ogenblik dat hij zich aanbiedt bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in België respectievelijk de Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland om de verbintenis te laten legaliseren, de volgende documenten overleggen:
   1° indien hij een activiteit in loondienst vervult: minimum 3 recente loonfiches en zijn arbeidscontract of een werkgeversattest dat het type en de effectieve duur van het arbeidscontract verduidelijkt, waarbij het arbeidscontract geldig moet zijn hetzij voor minstens één academiejaar of de beoogde duur van de studie hetzij voor 12 maanden;
   2° indien hij een activiteit als zelfstandige vervult: een document, opgesteld door een overheidsdienst, waaruit zijn maandelijkse of jaarlijkse netto-/bruto-inkomsten blijken, het bewijs van de betaling van de sociale bijdragen, alsook van de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
   3° indien hij in het buitenland verblijft en hij geen buitenlandse documenten gelijkwaardig aan de documenten bedoeld in 1° en 2° kan overmaken: enig ander document, opgesteld door een overheidsdienst, waarin het bedrag van zijn inkomsten vermeld wordt.
   Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen:
   1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid;
   2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels, met name het leefloon en de gewaarborgde gezinsbijslag, alsook de financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet in aanmerking genomen;
   3° worden de werkloosheidsuitkering, inschakelingsuitkering en de overbruggingsuitkering niet in aanmerking genomen.
   § 4. De verbintenis tot tenlasteneming vormt slechts een bewijs van voldoende bestaansmiddelen in hoofde van de ten laste genomen onderdaan van een derde land indien deze aanvaard wordt door, naargelang het geval, de Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland, de Minister of zijn gemachtigde of de burgemeester of zijn gemachtigde.
   § 5. De persoon die de verbintenis tot tenlasteneming heeft aangegaan, is samen met de onderdaan van een derde land hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van gezondheidszorgen, verblijf, studie en repatriëring.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 101.[1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land zijn aanvraag overeenkomstig artikel 60, § 1 van de wet heeft ingediend vanuit het buitenland en alle vereiste documenten tijdig heeft voorgelegd, overhandigt de diplomatieke of consulaire post hem, conform artikel 61/1, § 1 of 2 van de wet, onverwijld een ontvangstbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 33ter.
   § 2. Indien de onderdaan van een derde land zijn aanvraag overeenkomstig artikel 60, § 2 van de wet heeft ingediend bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats op het grondgebied van het Rijk en alle vereiste documenten tijdig heeft voorgelegd, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem, conform artikel 61/1, § 1 of 2 van de wet, onverwijld een ontvangstbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 33ter, voor zover uit de controle van de reële verblijfplaats, die de burgemeester of zijn gemachtigde moet laten uitvoeren, blijkt dat hij op het grondgebied van de gemeente verblijft. De bijlage 33ter vermeldt de datum waarop betrokkene alle vereiste documenten heeft voorgelegd ook al vond de controle van de reële verblijfplaats op een later tijdstip plaats.
   Het gemeentebestuur maakt de aanvraag, vergezeld van de door de onderdaan van een derde land voorgelegde documenten onverwijld over aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Van zodra de controle van de reële verblijfplaats heeft plaatsgevonden, maakt het gemeentebestuur ook het verslag opgesteld bij deze controle onverwijld over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   Indien uit de controle van de reële verblijfplaats blijkt dat betrokkene niet op het grondgebied van de gemeente verblijft, beslist de burgemeester of zijn gemachtigde om de aanvraag niet in overweging te nemen door middel van een document overeenkomstig het model van bijlage 40. Het gemeentebestuur maakt een kopie van dit document over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   § 3. Indien de vereiste documenten niet tijdig worden voorgelegd, kan de Minister of zijn gemachtigde, op grond van artikel 61/1, § 4 van de wet, een beslissing tot onontvankelijkheid nemen, overeenkomstig het model van bijlage 29.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 102.[1 Het voorlopig verblijfsdocument dat betrokkene ontvangt op grond van artikel 61/1/1, § 2 of § 4 van de wet betreft een attest van immatriculatie overeenkomstig het model in bijlage 4.
   § 2. Indien betrokkene tot een verblijf in de hoedanigheid van student gemachtigd is overeenkomstig artikel 61/1/1, § 3, van de wet, wordt een verblijfstitel afgegeven ter staving van een beperkt verblijf die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld, met de vermelding "student" en waarvan de geldigheidsduur tot de duur van de toegekende machtiging tot verblijf beperkt is.
   In afwijking van het eerste lid, indien de beoogde opleiding deel uitmaakt van een uniaal of multilateraal programma met mobiliteitsmaatregelen of een overeenkomst tussen twee of meer instellingen voor hoger onderwijs dat of die het voor de betrokkene mogelijk maakt om een deel van zijn studies in een andere lidstaat te volgen, bevat de verblijfstitel de vermeldingen "student" en "mobiliteitsprogramma".
   § 3. Indien betrokkene in het bezit werd gesteld van een voorlopig verblijfsdocument, bedoeld in paragraaf 1, dient hij bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats de afgifte te vragen van de verblijfsvergunning bedoeld in paragraaf 2. Na voorlegging van, naargelang het geval, het attest van inschrijving bedoeld in artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, a) van de wet, dan wel het bewijs van ziektekostenverzekering bedoeld in artikel 60, § 3, eerste lid, 6° van de wet, geeft het gemeentebestuur hem de verblijfsvergunning bedoeld in paragraaf 2 af. Voormeld attest van inschrijving of bewijs van ziektekostenverzekering moet worden voorgelegd binnen de termijn vermeld in artikel 61/1/1, § 2, tweede lid van de wet respectievelijk artikel 61/1/1, § 4, tweede lid van de wet. Het gemeentebestuur maakt voormeld attest van inschrijving of bewijs van ziektekostenverzekering over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   Indien niet is voldaan aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten aan de student betekend door middel van het formulier A, overeenkomstig het model van bijlage 12.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 103.[1 § 1. De aanvraag tot vernieuwing van de verblijfstitel, bedoeld in artikel 61/1/2 van de wet, gaat met de volgende documenten gepaard:
   1° een kopie van het geldig paspoort van de betrokkene of een daarmee gelijkgestelde reistitel;
   2° een attest van inschrijving, zoals bedoeld in artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, a), van de wet en opgesteld conform het model van het standaardformulier bedoeld in artikel 99;
   3° het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, overeenkomstig artikel 61 van de wet;
   4° het bewijs dat hij beschikt over een ziektekostenverzekering die de risico's in België dekt.
   5° een attest dat de voortgang van de studies aantoont.
   Het attest bedoeld in het eerste lid, 5° moet conform het model van het standaardformulier opgesteld zijn en behoorlijk ingevuld zijn door de instelling voor hoger onderwijs. Dit model wordt vastgesteld door de minister.
   Dit attest vermeldt minstens de volgende informatie:
   1° het totaal aantal studiepunten van de volledige opleiding waarvoor de student was ingeschreven en het aantal studiepunten dat hij het voorgaande academiejaar had opgenomen;
   2° de examenresultaten van de student behaald in het voorgaande academiejaar;
   3° het aantal credits waarvoor de student geslaagd is in het voorgaande academiejaar en hoeveel credits hij in totaal heeft verworven in zijn huidige opleiding;
   4° de behaalde credits uit voorgaande opleidingen waarvoor in de huidige opleiding een vrijstelling werd verleend.
   Dit attest kan daarnaast ook een advies bevatten van de instelling voor hoger onderwijs over de voortgang van de studies.
   § 2. Zodra de aanvraag ontvangen wordt, controleert de burgemeester of zijn gemachtigde of de aanvraag binnen de termijn voorzien in artikel 61/1/2, eerste lid, van de wet ingediend is en of alle documenten voorzien in paragraaf 1 voorgelegd zijn. Indien dit het geval is, overhandigt hij de student onverwijld een ontvangstbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 33ter.
   Het gemeentebestuur maakt de aanvraag, vergezeld van de door de student voorgelegde documenten, onverwijld over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   De burgemeester of zijn gemachtigde kan ook zelf de verblijfstitel onmiddellijk vernieuwen indien:
   1° de student alle vereiste documenten heeft voorgelegd binnen de termijn voorzien in het eerste lid en in paragraaf 3
   2° en hij aan alle voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 voldoet
   3° en hij zijn studies niet op overdreven wijze verlengt, zoals bedoeld in artikel 104.
   § 3. Indien de aanvraag is ingediend binnen de termijn voorzien in artikel 61/1/2, eerste lid, van de wet, maar niet alle vereiste documenten werden voorgelegd, dan stelt de burgemeester of zijn gemachtigde de student schriftelijk in kennis van de documenten die hij nog dient over te leggen.
   De student beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving bedoeld in het vorige lid, om zijn aanvraag aan te vullen.
   Indien hij de gevraagde documenten binnen deze termijn voorlegt, dan stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem onverwijld in het bezit van een ontvangstbewijs, zoals bedoeld in paragraaf 2.
   § 4. De burgemeester of zijn gemachtigde kan de aanvraag tot vernieuwing in de volgende gevallen onontvankelijk verklaren:
   1° de aanvraag wordt niet ingediend binnen de termijn voorzien in artikel 61/1/2, eerste lid, van de wet;
   2° de ontbrekende documenten worden niet voorgelegd binnen de termijn vermeld in paragraaf 3, tweede lid;
   De beslissing tot onontvankelijkheid wordt in overeenstemming met het model van bijlage 29 opgesteld.
   De burgemeester of zijn gemachtigde betekent de beslissing tot onontvankelijkheid aan de betrokkene en maakt een kopie over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   § 5. Indien de aanvraag ontvankelijk is, neemt de Minister of zijn gemachtigde een beslissing en betekent die aan de student binnen een termijn van negentig dagen na afgifte van het ontvangstbewijs, bedoeld in paragraaf 2. Dit geldt onder voorbehoud van hetgeen voorzien is in paragraaf 2, derde lid.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde niet in staat was over deze aanvraag een beslissing te nemen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvan de student houder is, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest overeenkomstig het model van bijlage 15.
   Dit attest dekt voorlopig het verblijf van de student op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 103.2.
  <Opgeheven bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 103.3.
  <Opgeheven bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 104.[1 § 1. De Minister of zijn gemachtigde kan op grond van artikel 61/1/4, § 2, eerste lid, 6° van de wet een einde stellen aan de machtiging tot verblijf in de hoedanigheid van student of een aanvraag tot vernieuwing van dergelijke machtiging, ingediend overeenkomstig artikel 61/1/2 van de wet, weigeren indien de student, rekening houdend met de resultaten, zijn studies op overdreven wijze verlengt, met name wanneer:
   1° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaats- of bacheloropleiding te volgen en hij na de eerste twee jaren van zijn studie niet minstens 45 credits behaalde;
   2° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaats- of bacheloropleiding te volgen en hij na zijn derde jaar van de studie niet minstens 90 credits behaalde;
   3° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een bacheloropleiding te volgen en hij na zijn vierde jaar van de studie niet minstens 135 credits behaalde;
   4° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een graduaatsopleiding van 90 of 120 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk drie of vier jaar van zijn studie;
   5° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een bacheloropleiding van 180 of 240 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk vijf of zes jaar van zijn studie;
   6° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een voortgezette bacheloropleiding ("bachelor na bachelor") van 60 studiepunten te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na twee jaar van zijn studie;
   7° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding, al dan niet gecombineerd met een schakel- of voorbereidingsprogramma te volgen, en hij na het tweede jaar van zijn studie niet minstens 60 credits behaalde;
   8° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding, al dan niet gecombineerd met een schakel- of voorbereidingsprogramma te volgen, en hij na het derde jaar van zijn studie niet minstens 120 credits behaalde;
   9° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een masteropleiding of een voortgezette masteropleiding ("master na master") van 60, 120 of 180 studiepunten te volgen, en hij deze niet met vrucht beëindigde na respectievelijk twee, drie of vier jaar van zijn studie;
   10° hem een machtiging tot verblijf werd toegekend om een aggregaatsopleiding voor het hoger secundair onderwijs te volgen en hij deze niet met vrucht beëindigde na het tweede jaar van zijn studie.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 1° tot 9°, moeten de termen graduaat, bachelor, master, voorbereidings- en schakelprogramma, credits en studiepunten, begrepen worden conform de decreten van de bevoegde Gemeenschap betreffende de regeling van het hoger onderwijs.
   Voor de toepassing van het eerste lid, punt 9°, in het geval een masteropleiding gepaard gaat met een schakelprogramma of voorbereidingsprogramma vanaf 30 studiepunten, wordt de termijn waarbinnen zijn verblijf kan worden beëindigd verlengd met één extra studiejaar.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 1° tot 9°, indien de student, in voorkomend geval, zijn voorbereidend jaar niet met vrucht beëindigde, dan wordt dit voorbereidend jaar ook meegeteld als een jaar van zijn studie.
   Voor de toepassing van het eerste lid, 1° tot 9°, indien de student tijdens het vorige academiejaar een opleiding heeft gevolgd van een hoger academisch niveau dan de huidige opleiding en die voorafgaande hogere opleiding niet met vrucht beëindigde, dan wordt dat voorafgaand jaar ook meegeteld als een jaar van zijn studie.
   § 2. Voor de toepassing van de eerste paragraaf, wordt voor de beoordeling van het aantal credits enkel rekening gehouden met:
   1° de credits verworven in de huidige opleiding;
   2° de behaalde credits uit voorafgaande opleidingen waarvoor in de huidige opleiding een vrijstelling werd verleend.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde kan aan de student of aan de instelling voor hoger onderwijs bij welke de student is of was ingeschreven, alle informatie of documenten vragen die nuttig zijn voor de toepassing van dit artikel.
   Deze informatie of deze documenten moeten verschaft worden binnen vijftien dagen nadat het gevraagd is. Na afloop van de gestelde termijn kan de Minister of zijn gemachtigde een beslissing nemen zonder de gevraagde informatie of documenten af te wachten.]1
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. 104/1. [1 Wanneer de Minister of zijn gemachtigde, na een beslissing te hebben genomen met toepassing van artikel 61/1/3 of 61/1/4 van de wet, in voorkomend geval, aan de student het bevel geeft om het grondgebied te verlaten, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 33bis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Afdeling 2. [1 - Grensstudenten]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 104/2. [1 § 1. Onder grensstudent wordt de vreemdeling verstaan die als regelmatig leerling of student in het Rijk studeert voor meer dan negentig dagen en die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van een aangrenzend land en daarheen in principe dagelijks of tenminste elk weekend terugkeert.
   § 2. De onderdaan van een derde land die als grensstudent naar België komt, moet zich, binnen acht werkdagen na zijn eerste binnenkomst, aanmelden bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert of, bij gebreke daaraan, van de plaats waar hij studeert.
   Het gemeentebestuur geeft hem een document af overeenkomstig het model van bijlage 33, op vertoon van:
   1° de documenten die voor zijn binnenkomst vereist zijn;
   2° een attest afgegeven door een instelling voor hoger onderwijs, zoals bedoeld in artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, a), van de wet of een attest van inschrijving als regelmatig leerling in een door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling;
   3° een door de overheden van het aangrenzend land afgegeven geldig verblijfsdocument;
   4° het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, conform artikel 61 van de wet.
   § 3. De Unieburger die als grensstudent naar België komt, kan zich aanmelden bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert of, bij gebreke daaraan, van de plaatst waar hij studeert. Het gemeentebestuur geeft hem een document af overeenkomstig het model van bijlage 33, op vertoon van de documenten vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 1° en 2°.
   § 4. De bijlage 33 is geldig voor de duur van de inschrijving in de onderwijsinstelling en kan door de Minister of zijn gemachtigde worden ingetrokken indien de grensstudent niet langer voldoet aan de voorwaarden vermeld in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Afdeling 3. [1 - Mobiliteit]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 104/3. [1 § 1. Indien de student, op grond van artikel 61/1/6 van de wet, in het kader van mobiliteit, meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk wenst te verblijven om er een deel van zijn studie te voltooien, dan dient de instelling voor hoger onderwijs op het grondgebied van het Rijk waar de student zijn mobiliteit zal uitoefenen, het voornemen tot mobiliteit ter kennis te brengen van de Dienst Vreemdelingenzaken door toezending van de hiernavolgende documenten en informatie:
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel;
   2° een geldige vergunning in de hoedanigheid van student afgeleverd op grond van richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, door de eerste lidstaat voor de totale periode van de mobiliteit;
   3° indien reeds gekend, het verblijfsadres van de student in België, en overige relevante contactgegevens;
   4° de beoogde duur en data van de mobiliteit;
   5° het bewijs dat de student voor de duur van de mobiliteit over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België dekt;
   6° het bewijs dat de student voor de duur van de mobiliteit over voldoende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 61 van de wet.
   De voorgelegde stukken dienen, indien zij in een andere taal dan één van de drie landstalen of het Engels zijn opgesteld, vergezeld te zijn van een beëdigde vertaling in één van de drie landstalen of het Engels.
   Het model van de kennisgeving wordt vastgesteld door de minister.
   § 2. De kennisgeving vindt plaats van zodra een voornemen tot mobiliteit bekend is en uiterlijk 30 dagen voor de aanvang van de mobiliteit.
   Indien de kennisgeving onvolledig is, dan stelt de Minister of zijn gemachtigde de instelling voor hoger onderwijs die de kennisgeving heeft gedaan, schriftelijk in kennis van de documenten en informatie die nog moeten overgelegd worden.
   De instelling voor hoger onderwijs beschikt over een termijn van vijftien dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving bedoeld in het vorige lid, om de gevraagde documenten en informatie over te leggen.
   De instelling voor hoger onderwijs stelt de Dienst Vreemdelingenzaken in kennis van alle wijzigingen die van invloed zijn op de voorwaarden die ten grondslag liggen aan de goedkeuring van de mobiliteit.
   § 3. De student die in het kader van mobiliteit toegelaten wordt op het grondgebied van het Rijk op grond van artikel 61/1/7, § 2, eerste lid, van de wet, om er een deel van zijn studie te voltooien, ontvangt van de instelling voor hoger onderwijs die de kennisgeving heeft gedaan een schriftelijke bevestiging. De burgemeester van zijn verblijfplaats of zijn gemachtigde stelt de student, op vertoon van voormelde bevestiging, in het bezit van een verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 33.
   § 4. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde een beslissing heeft genomen met toepassing van artikel 61/1/7, § 3 van de wet, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door afgifte van een document overeenkomstig het model van bijlage 33bis.
   De eerste lidstaat wordt hiervan op de hoogte gebracht, en dit met het oog op de eventuele terugname van de student op zijn grondgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 104/4. [1 In het geval bedoeld in artikel 61/1/8, § 2, van de wet, wordt de student in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 33quater.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Afdeling 4. [1 - Verblijf na studie teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 104/5. [1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land zijn aanvraag overeenkomstig artikel 61/1/9, § 1, derde lid van de wet heeft ingediend vanuit het buitenland en alle vereiste documenten tijdig heeft voorgelegd, overhandigt de diplomatieke of consulaire post hem, conform artikel 61/1/10 van de wet, onverwijld een ontvangstbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 33ter.
   § 2. Indien de onderdaan van een derde land zijn aanvraag overeenkomstig artikel 61/1/9, § 1, tweede of derde lid, van de wet heeft ingediend bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats op het grondgebied van het Rijk en alle vereiste documenten tijdig heeft voorgelegd, overhandigt de burgemeester of zijn gemachtigde hem, conform artikel 61/1/10 van de wet, onverwijld een ontvangstbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 33ter.
   Het gemeentebestuur maakt de aanvraag, vergezeld van de door de onderdaan van een derde land voorgelegde documenten, onverwijld over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   § 3. Indien de aanvraag niet tijdig werd ingediend of de ontbrekende documenten niet tijdig werden voorgelegd, kan de Minister of zijn gemachtigde, op grond van artikel 61/1/11 van de wet, een beslissing tot onontvankelijkheid nemen, overeenkomstig het model van bijlage 29.
   § 4. Indien de aanvraag ontvankelijk is, neemt de Minister of zijn gemachtigde een beslissing en betekent die binnen een termijn van negentig dagen na afgifte van de bijlage 33ter aan de onderdaan van een derde land.
   Indien de Minister of zijn gemachtigde niet in staat was over deze aanvraag een beslissing te nemen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvan de onderdaan van een derde land houder is, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest overeenkomstig het model van bijlage 15.
   Dit attest dekt voorlopig het verblijf van de onderdaan van een derde land op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  Art. 104/6. [1 Indien de machtiging tot verblijf wordt toegekend conform artikel 61/1/12 van de wet, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde betrokkene in het bezit van een verblijfstitel ter staving van een beperkt verblijf die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld, met de vermelding "werk zoeken" en geldig voor een periode van twaalf maanden vanaf de datum van afgifte. Indien betrokkene reeds in het bezit werd gesteld van een bijlage 15 overeenkomstig artikel 104/5, § 4, dan wordt de periode van twaalf maanden berekend vanaf de datum van afgifte van de bijlage 15.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-10-13/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
  

  HOOFDSTUK V. - Rijnschippers.

  Art. 105. Voor de uitoefening van het beroep van Rijnschipper worden, voor zover hun reisdocumenten de vermelding : " Rijnschipper - Batelier du Rhin - Rheinschiffer " dragen, zonder visum noch machtiging tot voorlopig verblijf, toegelaten het Rijk binnen te komen en er te reizen :
  1° de onderdanen van de Rijnoeverstaten : Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Zwitserland;
  2° de onderdanen van de overige Westeuropese landen;
  3° de onderdanen van Turkije en van Joegoslavië;
  4° de in de Rijnoeverstaten gevestigde vluchtelingen die aldaar een geldige reistitel voor vluchtelingen hebben verkregen;
  5° de in de Rijnoeverstraten gevestigde vreemdelingen en staatlozen, die aldaar hetzij een geldig paspoort of een geldige reistitel voor vreemdelingen, hetzij een geldige reistitel voor staatlozen hebben verkregen.

  HOOFDSTUK Vbis. [1 - Onderdanen van derde landen die met het oog op tewerkstelling voor een periode van meer dan negentig dagen in het Rijk verblijven of wensen te verblijven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. 105/1.[1 Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/25-1 van de wet op zijn minst de volgende inlichtingen :
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokken onderdaan van een derde land, wanneer die zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt ;
   2° het adres van de effectieve verblijfplaats of het huisvestingsadres van de onderdaan van een derde land, indien die, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van niet meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven of indien hij, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven ;
   3° [2 ...]2 het elektronisch adres van zijn werkgever.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2020-03-23/23, art. 13, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/2.[1 § 1 . Wanneer de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 tot arbeid gemachtigd wordt en tot verblijf met toepassing van artikel 61/25-5, § 1, van de wet, betekent de minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   De minister of zijn gemachtigde stuurt ook een afschrift naar:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland : indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt ;
   2° naar het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of zijn huisvestingsadres : indien de betrokkene, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van niet meer dan negentig dagen, of, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan negentig dagen.
   § 2. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/25-5, § 2, tweede lid, van de wet, beslist om de termijn van vier maanden voorzien in artikel 61/25-5, § 2, eerste lid, van de wet te verlengen betekent hij deze beslissing aan de betrokkene.
   § 3. Indien de [2 bevoegde regionale overheid]2 en de minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing genomen hebben binnen de,eventueel verlengde, termijn van vier maanden voorzien in artikel 61/25-5, § 2, eerste lid, van de wet, informeert de minister of zijn gemachtigde de betrokkene, overeenkomstig artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, dat hij gemachtigd is tot verblijf en arbeid, en dit door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 47.
   De minister of zijn gemachtigde stuurt ook een afschrift naar:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland : indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt ;
   2° het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of zijn huisvestingsadres : indien de betrokkene, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf op het grondgebied van het Rijk van niet meer dan negentig dagen, of, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet, tot een verblijf van meer dan negentig dagen.
   § 4. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt, vraagt hij de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland. De post geeft het visum onverwijld aan hem af, voor zover hij de volgende documenten voorlegt :
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde geldige reistitel; en
   2° de beslissing tot machtiging tot verblijf en arbeid bedoeld in paragraaf 1 of het document dat de machtiging tot verblijf en arbeid bedoeld in paragraaf 3 aantoont.
   De betrokkene die in het bezit is van een visum lang verblijf dat met toepassing van het eerste lid afgegeven werd begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de aflevering van een gecombineerde vergunning van beperkte duur.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de gecombineerde vergunning geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   § 5. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 61/25-6, § 2, van de wet, die in het bezit is van de beslissing bedoeld in paragraaf 1 of van het document bedoeld in paragraaf 3 begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn eventuele inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van een gecombineerde verguning van beperkte duur.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en/of de afgifte van de gecombineerde vergunning geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   Indien de betrokkene in het bezit is van een verblijfsdocument of een verblijfstitel geeft hij deze terug wanneer het voorlopig verblijfsdocument afgegeven wordt.
   § 6. Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist dat de onderdaan van een derde land niet gemachtigd is tot verblijf betekent hij hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48.
   § 7. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/25-5, § 3, van de wet, van de onderdaan van een derde land eist dat die aanvullende inlichtingen of documenten naar hem stuurt, informeert hij hem over de inlichtingen en/of documenten die hij moet voorleggen.
   Indien de aanvullende inlichtingen en/of documenten niet binnen de termijn voorzien in artikel 61/25-5, § 3, verstrekt werden weigert de minister of zijn gemachtigde de aanvraag en wordt deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 12, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/3.[1 § 1 . Wanneer de onderdaan van een derde land die tot een arbeid van onbeperkte duur toegelaten is zijn aanvraag voor verlenging, met toepassing van artikel 61/25-6, § 5, van de wet, indient bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een document aan hem af dat de aanvraag bewijst [2 en zijn verblijf voorlopig dekt,]2 en dat overeenkomstig het model in bijlage 50 opgesteld is, voor zover hij alle vereiste documenten en inlichtingen voorlegt.
   Het attest is dertig dagen geldig en kan driemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   De burgemeester of zijn gemachtigde stuurt de aanvraag en een afschrift van de bijlage 50 onverwijld naar de gemachtigde van de Minister.
   § 2. Indien de onderdaan van een derde land niet alle vereiste documenten voorlegt wanneer hij zijn aanvraag indient, neemt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag niet in overweging en betekent deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 41 aan de onderdaan van een derde land.
   Een afschrift van dit document wordt onverwijld naar de minister of zijn gemachtigde gestuurd.
   § 3. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/25-5, § 2, tweede lid, van de wet, beslist om de termijn van vier maanden voorzien in artikel 61/25-5, § 2, eerste lid, van de wet te verlengen betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing aan de onderdaan van een derde land.
   § 4. Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist dat de onderdaan van een derde land gemachtigd is tot verblijf betekent de burgemeester of zijn gemachtigde deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46 aan de betrokkene en overhandigt hem een gecombineerde vergunning van beperkte of onbeperkte duur, naargelang het geval.
   § 5. Wanneer de minister of zijn gemachtigde geen negatieve beslissing genomen heeft binnen de, eventueel verlengde, termijn van vier maanden voorzien in artikel 61/25-5, § 2, eerste lid, van de wet, wordt de onderdaan van een derde land door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 47 op de hoogte gebracht van het feit dat hij gemachtigd is tot verblijf en arbeid. De burgemeester of zijn gemachtigde betekent dit document en overhandigt een gecombineerde vergunning van beperkte of onbeperkte duur, naargelang het geval, aan de onderdaan van een derde land.
   § 6. Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist dat de onderdaan van een derde land niet gemachtigd is tot verblijf wordt deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 betekend.
   § 7. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/25-5, § 3, van de wet, van de onderdaan van een derde land eist dat die aanvullende inlichtingen of documenten naar hem stuurt, informeert hij hem over de inlichtingen en/of documenten die hij moet voorleggen.
   Indien de aanvullende inlichtingen of documenten niet binnen de termijn voorzien in artikel 61/25-5, § 3, van de wet, verstrekt werden weigert de minister of zijn gemachtigde de machtiging tot verblijf te verlengen. Deze beslissing wordt door middel van een document overeenkomstig bijlage 48 aan de betrokkene betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2019-06-06/25, art. 10, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 105/4.[1 Indien de onderdaan van een derde land niet meer gemachtigd wordt tot arbeid door de [2 bevoegde regionale overheid]2 geeft de burgemeester of zijn gemachtigde hem een verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 51 af, wanneer de geldigheidsduur van zijn verblijfstitel gedurende de termijn van negentig dagen voorzien in artikel 61/25-2, § 5, van de wet, vervalt, voor zover de minister of zijn gemachtigde geen beslissing heeft genomen die een einde stelt aan zijn verblijf.
   De gezinsleden van de betrokkene ontvangen hetzelfde document, met dezelfde geldigheidsduur.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 13, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/5. [1 Indien de machtiging tot verblijf, met toepassing van artikel 61/25-6, § 4, van de wet, onbeperkt wordt, geeft de minister of zijn gemachtigde de burgemeester van de hoofdverblijfplaats van de onderdaan van een derde land de instructie om hem een gecombineerde vergunning van onbeperkte duur af te geven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. 105/6. [1 Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/25-7, van de wet, beslist om een einde te maken aan aan het verblijf van een onderdaan van een derde land wordt deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 52 aan hem betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  HOOFDSTUK Vter. [1 - Hooggekwalificeerde werknemers - Europese blauwe kaart.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-06-06/25, art. 11, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 105/7.[1 Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/26 van de wet op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokken onderdaan van een derde land, wanneer die zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
   2° het adres van de effectieve verblijfplaats of het huisvestingsadres van de onderdaan van een derde land, indien die, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van niet meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven of indien hij, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet reeds toegelaten of gemachtigd is om voor een periode van meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven;
   3° [2 ...]2 het elektronisch adres van zijn werkgever.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-06-06/25, art. 11, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<KB 2020-03-23/23, art. 14, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/8.[1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 tot arbeid gemachtigd wordt en tot verblijf met toepassing van artikel 61/27-4, § 1, van de wet, geeft de minister of zijn gemachtigde hem van deze beslissing kennis door middel van een document opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 46.
   De minister of zijn gemachtigde stuurt ook een afschrift naar:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland: indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
   2° naar het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of zijn huisvestingsadres: indien de betrokkene, overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van niet meer dan negentig dagen, of, overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet, reeds toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan negentig dagen.
   § 2. Indien de [2 bevoegde regionale overheid]2 en de minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing hebben genomen, informeert de minister of zijn gemachtigde de betrokkene dat hij mag verblijven en werken door middel van een document opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 47, dit krachtens artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en artikel 61/27-5, § 3, van de wet.
   Bovendien stuurt de minister of zijn gemachigde er een kopie van:
   1° naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn plaats van verblijf of oponthoud in het buitenland: indien de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt;
   2° naar het gemeentebestuur van zijn effectieve verblijfplaats of van zijn huisvesting: indien de betrokkene al is toegelaten of gemachtigd tot het verblijf op het grondgebied van het Rijk voor een periode die negentig dagen niet overschrijdt overeenkomstig titel I, hoofdstuk II, van de wet of voor een periode van meer dan negentig dagen overeenkomstig titel I, hoofdstuk III, van de wet.
   § 3. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt, vraagt hij de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland. De post geeft het visum onverwijld aan hem af, voor zover hij de volgende documenten voorlegt:
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde geldige reistitel dewelke op zijn minst de duur van het voorgenomen verblijf dekken; en
   2° de beslissing tot machtiging tot verblijf en arbeid bedoeld in paragraaf 1.
   De betrokkene die in het bezit is van een visum lang verblijf dat met toepassing van het eerste lid afgegeven werd begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de aflevering van een Europese blauwe kaart van beperkte duur.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de Europese blauwe kaart geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   § 4. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 61/27-5, § 2, van de wet, die in het bezit is van de beslissing bedoeld in paragraaf 1 of van het document bedoeld in paragraaf 2 begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn eventuele inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van een Europese blauwe kaart van beperkte duur.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en/of de afgifte van de Europese blauwe kaart geeft de burgemeester of zijn gemachtigde aan de betrokkene onmiddelijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49 af. Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.
   Indien de betrokkene in het bezit is van een verblijfsdocument of een verblijfstitel geeft hij deze terug wanneer het voorlopig verblijfsdocument afgegeven wordt.
   § 5. Wanneer de minister of zijn gemachtigde beslist dat de onderdaan van een derde land niet gemachtigd is tot verblijf betekent hij hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48.
   § 6. Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/27-4, § 3, van de wet, van de onderdaan van een derde land eist dat die aanvullende inlichtingen of documenten naar hem stuurt, informeert hij hem over de inlichtingen en/of documenten die hij moet voorleggen.
   Indien de aanvullende inlichtingen en/of documenten niet binnen de termijn voorzien in artikel 61/27-4, § 3, van de wet verstrekt werden weigert de minister of zijn gemachtigde de aanvraag en wordt deze beslissing door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-06-06/25, art. 11, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 14, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/9. [1 Indien de minister of zijn gemachtigde, met toepassing van artikel 61/27-6, van de wet, beslist om een einde te maken aan aan het verblijf van een onderdaan van een derde land wordt deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 52 aan hem betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-06-06/25, art. 11, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  HOOFDSTUK Vquater. [1 - Seizoenarbeiders.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/10. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die zich buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie bevinden en die het Rijk in de hoedanigheid van seizoenarbeider wensen binnen te komen en er wensen te verblijven en op de onderdanen van derde landen die in deze hoedanigheid gemachtigd zijn om in het Rijk te verblijven en er te werken, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VIIIbis van Titel II van de wet.
   De algemene bepalingen van dit besluit zijn op hen van toepassing, tenzij de bepalingen van dit hoofdstuk daarvan afwijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Afdeling 2. [1 - Toegang tot het grondgebied en kort verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 1. [1 - Vereiste documenten voor de binnenkomst en de overhandiging van het verblijfsdocument.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/11. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 61/29, § 1, van de wet, en onverminderd de artikelen 3 en 61/29, § 4, van de wet, machtigen de overheden die belast zijn met de grenscontrole de onderdaan van een derde land om het grondgebied te betreden om er als seizoenarbeider te verblijven, gedurende een periode van niet meer dan negentig dagen, indien hij tijdens de controle aan de buitengrenzen de volgende zaken voorlegt:
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode;
   2° indien dit vereist is, een geldig visum kort verblijf met de vermelding " seizoenarbeider " dat overeenkomstig artikel 105/12 afgegeven wordt;
   3° de arbeidsvergunning die overeenkomstig artikel 105/38 vereist is.
   § 2. Indien de met de grenscontrole belaste overheden of de Minister of zijn gemachtigde dit eisen legt de onderdaan van een derde land bovendien het bewijs overeenkomstig artikel 105/42 voor dat hij tijdens zijn verblijf over voldoende huisvesting zal beschikken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/12. [1 § 1. De onderdaan van een derde land die in het bezit moet zijn van een visum kort verblijf om het grondgebied te kunnen betreden en er, als seizoenarbeider, gedurende een periode van niet meer dan negentig dagen te verblijven, dient een visumaanvraag in, overeenkomstig de Visumcode.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61/29, § 3, eerste en tweede lid, van de wet, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II, van titel III, van de Visumcode, legt de onderdaan van een derde land de volgende zaken voor om zijn aanvraag te ondersteunen:
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode;
   2° de vereiste arbeidsvergunning, overeenkomstig artikel 105/38;
   3° het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/41;
   4° het bewijs dat hij over voldoende huisvesting beschikt, overeenkomstig artikel 105/42.
   § 3. Indien de aanvraag ontvankelijk is, neemt de Minister of zijn gemachtigde een beslissing overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III, van Titel III, van de Visumcode.
   Het eerste lid is van toepassing, onverminderd artikel 61/29, § 3, derde lid, van de wet, en de artikelen 105/40en 105/43.
   § 4. Het visum kort verblijf dat in toepassing van dit artikel wordt afgegeven bevat de vermelding " seizoenarbeider ".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/13. [1 Overeenkomstig artikel 61/29-1 van de wet en onverminderd artikel 3 van de wet, laten de met de grenscontrole belaste overheden de onderdaan van een derde land toe om het grondgebied binnen te komen om er gedurende een periode van meer dan negentig dagen als seizoenarbeider te verblijven, indien hij tijdens de controle aan de buitengrenzen de volgende zaken voorlegt:
   1° een geldig paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode;
   2° een geldig visum lang verblijf met de vermelding " seizoenarbeider ", dat overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 werd afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/14. [1 Onverminderd artikel 3 van de wet, indien de toegang in toepassing van artikel 61/29, § 4, van de wet, geweigerd wordt aan de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/10, wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde genomen.
   De met de grenscontrole belaste overheden kunnen de beslissing zelf nemen, indien de betrokkene de documenten die overeenkomstig artikel 105/11, § 1, of artikel 105/13 voor zijn binnenkomst vereist zijn niet voorlegt.
   De beslissing wordt overeenkomstig artikel 14 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/15. [1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land gemachtigd is tot een verblijf van niet meer dan negentig dagen als seizoenarbeider, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem, op zijn verzoek en overeenkomstig artikel 20, in het bezit van een document conform het model in bijlage 3, na voorlegging van de documenten bedoeld in artikel 105/11, § 1. Dit document bevat de vermelding: "Arbeidsmarkt: beperkt".
   § 2. De geldigheidsduur van dit document mag echter niet langer zijn dan de periode gedurende dewelke de betrokkene gemachtigd is om als seizoenarbeider te werken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 2. [1 - Verlenging van het kort verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/16. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdaan van een derde land die gemachtigd is om, als seizoenarbeider, voor een periode van niet meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven en die zijn verblijf wenst te verlengen, zonder de maximale duur van het kort verblijf te overschrijden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/17. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 61/29, § 5, eerste en tweede lid, van de wet, dient de onderdaan van een derde land een aanvraag tot verlenging van zijn verblijf in bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert, en dit ten laatste vooraleer zijn verblijf verstrijkt.
   § 2. Indien het verblijf van de onderdaan van een derde land door een visum kort verblijf gedekt wordt, is de aanvraag tot verlenging van het verblijf een aanvraag tot verlenging van een visum in de zin van de Visumcode.
   § 3. De onderdaan van een derde land voegt de volgende documenten toe aan zijn aanvraag:
   1° een kopie van zijn paspoort of van de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig 6, § 1, a) van de Schengengrenscode;
   2° een kopie van de overeenkomstig artikel 105/38 vereiste arbeidskaart;
   3° het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/41;
   4° het bewijs dat hij over voldoende huisvesting beschikt, overeenkomstig artikel 105/42;
   5° een kopie van het document conform de bijlage 3dat in toepassing van artikel 105/15 aan hem afgegeven werd en geldig is.
   § 4. Indien de betrokkene zijn aanvraag niet binnen de voorgeschreven termijn bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft, indient, of indien hij geen enkel van de documenten bedoeld in paragraaf 3 voorlegt, verklaart de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag onontvankelijk en betekent hij hem zijn beslissing.
   § 5. Indien de aanvraag binnen de voorgeschreven termijn wordt ingediend bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert, maar niet alle documenten bedoeld in paragraaf 3 werden voorgelegd, beschikt de betrokkene over een termijn van tien dagen om die voor te leggen, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag.
   De burgemeester of zijn gemachtigde informeert de betrokkene over de documenten die hij moet voorleggen en over de termijn waarover hij te dien einde beschikt, overeenkomstig het eerste lid.
   § 6. Behalve in de gevallen die in paragraaf 4 bedoeld worden stuurt de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag en de documenten die voorgelegd worden om de aanvraag te ondersteunen onverwijld naar de Dienst Vreemdelingenzaken, zodat een beslissing genomen wordt overeenkomstig artikel 105/18.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/18. [1 § 1. De Minister of zijn gemachtigde neemt een beslissing over de aanvraag die in toepassing van artikel 105/17, § 6, aan hem werd overgemaakt, binnen de vijftien dagen na de datum va de ontvangst van de aanvraag.
   § 2. Tijdens het onderzoek van de aanvraag wordt gecontroleerd of de betrokkene de voorwaarden voor de verlenging vervult. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de evaluatie van het risico op illegale immigratie of het risico voor de veiligheid van de lidstaten dat gevormd zou worden door de betrokkene, evenals zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten ten laatste op de datum waarop zijn verblijf verstrijkt te verlaten.
   Onverminderd de artikelen 105/40 en 105/43 kan de Minister of zijn gemachtigde van de onderdaan van een derde land of zijn werkgever eisen dat ze binnen een termijn van tien dagen aanvullende documenten of inlichtingen voorleggen. Ze worden geïnformeerd over de documenten of de inlichtingen die ze moeten voorleggen en de termijn waarover ze te dien einde beschikken.
   § 3. Onder voorbehoud van paragraaf 4 machtigt de Minister of zijn gemachtigde de betrokkene om zijn verblijf te verlengen, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden die voorzien worden in artikel 61/29, §§ 1, 1° en 3°, en 2, van de wet.
   § 4. De Minister of zijn gemachtigde weigert het verblijf te verlengen indien:
   1° de betrokkene de ontbrekende documenten niet binnen de voorgeschreven termijn heeft ingediend;
   2° de betrokkene de voorwaarden die voorzien worden in artikel 61/29, §§ 1, 1° en 3°, en 2, van de wet niet vervult;
   3° de betrokkene zich bevindt in een van de gevallen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5° tot 9°, van de wet;
   4° de maximale duur van het kort verblijf bereikt is;
   5° de maximale duur bedoeld in artikel 61/29-2 van de wet, bereikt is;
   6° de betrokkene de aanvullende documenten of inlichtingen die vereist worden niet binnen de opgelegde termijn heeft voorgelegd;
   7° er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de voorgelegde bewijsstukken die ter ondersteuning van de aanvraag voorgelegd worden of over de waarheidsgetrouwheid van hun inhoud, over de betrouwbaarheid van de door de betrokkene afgelegde verklaringen of over zijn voornemen het grondgebied voor het verstrijken van het beoogde verblijf te verlaten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/19. [1 § 1. Indien de betrokkene gemachtigd wordt om zijn verblijf te verlengen wordt de toegestane duur van zijn verblijf voor de duur van de toelating tot arbeid verlengd.
   In afwijking van het eerste lid wordt, indien de duur van de toelating tot arbeid de maximale duur van het kort verblijf overschrijdt, de duur van de machtiging tot verblijf tot de maximale duur van het kort verblijf beperkt.
   § 2. Behalve indien een beslissing tot verlenging van het visum wordt genomen worden de onderdaan van een derde land en het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert onmiddellijk op de hoogte gebracht van de beslissing tot verlenging. De betrokkene wordt uitgenodigd om zich, met het oog op de verlenging van het document conform de bijlage 3 dat in toepassing van artikel 105/15 aan hem werd afgegeven, bij het gemeentestuur aan te bieden.
   De burgemeester of zijn gemachtigde verlengt de geldigheidsduur van dit document, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van dit document en van de beslissing tot verlenging.
   De geldigheidsduur van dit document wordt verlengd voor de toegestane duur van het verblijf .
   § 3. Indien een beslissing tot verlenging van het visum wordt genomen worden de onderdaan van een derde land en de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken onverwijld geïnformeerd over de beslissing tot verlenging. De betrokkene wordt uitgenodigd om zich, met het oog op de verlenging van zijn visum, bij deze dienst aan te bieden.
   Deze dienst verlengt het visum, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van zijn geldig paspoort of van de daarmee gelijkgestelde reistitel, en van een kopie van de beslissing tot verlenging van het visum.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/20. [1 Behalve indien de Minister of zijn gemachtigde een tegenovergestelde instructie geeft verlengt de burgemeester van het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert of zijn gemachtigde het document conform de bijlage 3 dat in toepassing van artikel 105/15 aan de betrokkene werd afgegeven, op zijn verzoek, indien de aanvraag tot verlenging ontvankelijk is en de toegestane duur van het verblijf van de betrokkene tijdens het onderzoek van de aanvraag vervalt.
   De geldigheidsduur van dit document wordt met vijftien dagen verlengd, te rekenen vanaf het moment waarop het vervalt, en kan iedere keer met eenzelfde duur verlengd worden, totdat een beslissing wordt genomen over de aanvraag tot verlenging zonder evenwel de maximale duur te mogen overschrijden van het kort verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Afdeling 3. [1 - Lang verblijf - Gecombineerde aanvraagprocedure]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 1. [1 - Seizoenarbeidersvergunning en visum lang verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/21. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die zich buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie bevinden en die, met het oog op een verblijf van meer dan negentig dagen als seizoenarbeider, een aanvraag overeenkomstig artikel 61/29-4 van de wet, indienen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/22. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/29-4 van de wet, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokkene;
   2° het elektronisch adres van zijn werkgever;
   3° de vermelding dat de betrokkene reeds gedurende de afgelopen vijf jaar in de hoedanigheid van seizoenarbeider op het grondgebied heeft verbleven.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61/29-4, § 3, van de wet, en onverminderd artikel 61/29-4, § 6, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag, naast het bewijs van betaling van de retributie:
   1° een kopie van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel dat of die aan de door artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode voorziene geldigheidsvoorwaarden voldoet;
   2° het bewijs dat hij over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/39;
   3° het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/41;
   4° het bewijs dat hij over voldoende huisvesting beschikt, overeenkomstig artikel 105/42;
   5° een medisch getuigschrift, zoals bedoeld in artikel 61/29-8, § 1, eerste lid, 5°, van de wet;
   6° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document zoals bedoeld in artikel 61/29-8, § 1, eerste lid, 6°, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/23.[1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/29-8, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   Overeenkomstig artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 informeert de Minister of zijn gemachtigde de betrokkene dat hij tot verblijf en arbeid gemachtigd is, door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 47, indien de [2 bevoegde regionale overheid]2 en de Minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing genomen hebben wanneer de behandelingstermijn verstrijkt.
   § 2. Overeenkomstig de artikelen 3 en 19 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/29-9, § 1, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   In afwijking van het eerste lid wordt indien de duur van de toelating tot arbeid de maximale duur bedoeld in artikel 61/29-2 van de wet, overschrijdt, de machtiging tot verblijf tot deze maximale duur beperkt .
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47, naargelang het geval, dat overeenkomstig paragraaf 1 aan hem betekend werd, naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland, met het oog op de afgifte van het visum dat vereist is voor zijn binnenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 15, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/24. [1 § 1. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/23 vraagt de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland.
   De post geeft onverwijld een visum lang verblijf met de vermelding " seizoenarbeider " aan hem af, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode, en van het document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47, naargelang het geval, dat aan hem betekend werd.
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet, begeeft de onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig paragraaf 1 een visum lang verblijf werd afgegeven zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn seizoenarbeidersvergunning.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de seizoenarbeidersvergunning geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/25. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 2. [1 - Verlenging van het kort verblijf Visum lang verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/26. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die gemachtigd zijn tot een verblijf in de hoedanigheid van seizoenarbeider, voor een duur van niet meer dan negentig dagen, en die, overeenkomstig artikel 61/29, § 5, eerste en derde lid, van de wet, een aanvraag bedoeld in artikel 61/29-4 van de wet, indienen, met het oog op de verlenging van het verblijf nadat de maximale duur van het kort verblijf verstreken is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/27. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de aanvraag op zijn minst het adres waar de betrokkene logeert.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61/29-4, § 3, van de wet, en onverminderd artikel 61/29-4, § 6, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag, naast het bewijs van betaling van de retributie:
   1° een kopie van het paspoort van de betrokkene dat of de daarmee gelijkgestelde reistitel die aan de door artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode voorziene geldigheidsvoorwaarden voldoet;
   2° het bewijs dat de betrokkene over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/39;
   3° het bewijs dat de betrokkene over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/41;
   4° het bewijs dat de betrokkene over voldoende huisvesting beschikt, overeenkomstig artikel 105/42;
   5° een medisch getuigschrift, zoals bedoeld in artikel 61/29-8, § 1, eerste lid, 5° ;
   6° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document, zoals bedoeld in artikel 61/29-8, § 1, eerste lid, 6°, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar;
   7° een kopie van het document overeenkomstig de bijlage 3 dat in toepassing van artikel 105/15 aan de betrokkene werd afgegeven.
   § 3. Overeenkomstig artikel 17, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/29-4, § 4, derde lid, van de wet, wordt de beslissing over de machtiging tot verblijf ten laatste dertig dagen na de kennisgeving van het feit dat de aanvraag volledig is door de Minister of zijn gemachtigde genomen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/28.[1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 gemachtigd wordt om te werken en in toepassing van artikel 61/29-8, § 1, van de wet, gemachtigd wordt tot een verblijf, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document dat overeenkomstig de bijlage 46 wordt opgesteld.
   Overeenkomstig artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 informeert de Minister of zijn gemachtigde de betrokkene dat hij tot verblijf en arbeid gemachtigd is, door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 47, indien de [2 bevoegde regionale overheid]2 en de Minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing genomen hebben binnen de opgelegde termijn.
   § 2. De duur van de machtiging tot verblijf stemt overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   In afwijking van het eerste lid wordt, indien de duur van de toelating tot arbeid de maximale duur bedoeld in artikel 61/29-2 van de wet overschrijdt, de duur van de machtiging tot verblijf tot deze maximale duur beperkt.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document overeenkomstig de bijlage 46 of 47, dat overeenkomstig paragraaf 1 aan de betrokkene werd betekend, naar de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken, met het oog op de afgifte van een visum lang verblijf, overeenkomstig paragraaf 4.
   § 4. De onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 begeeft zich naar de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, om de toekenning van een visum lang verblijf bedoeld in het tweede lid aan te vragen.
   Overeenkomstig artikel 21, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 geeft deze dienst onverwijld een visum lang verblijf met de vermelding " seizoenarbeider " af aan de betrokkene, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a) van de Schengengrenscode en het document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47 dat aan hem betekend werd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 16, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/29. [1 De beslissing tot weigering van verlenging wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/30.[1 Behalve indien de Minister of zijn gemachtigde een tegenovergestelde instructie geeft, verlengt de burgemeester van het gemeentebestuur van de plaats waar hij logeert of zijn gemachtigde, indien de toegestane duur van het verblijf van de betrokkene tijdens het onderzoek van de aanvraag vervalt, het document overeenkomstig bijlage 3 waarvan hij houder is, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van dit document en van het document dat bewijst dat zijn aanvraag ontvankelijk en volledig is en dat door de [2 bevoegde regionale overheid]2 werd afgegeven.
   De geldigheidsduur van het document overeenkomstig bijlage 3 wordt, vanaf het moment waarop het vervalt, met vijftien dagen verlengd en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat een beslissing genomen wordt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 17, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Onderafdeling 3. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/31. [1 e bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die gemachtigd zijn om gedurende meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven, in de hoedanigheid van seizoenarbeider.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/32. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 61/29-5, § 2, van de wet, en onverminderd artikel 61/29-5, § 5, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag voor vernieuwing bedoeld in artikel 61/29-5 van de wet:
   1° een kopie van het paspoort van de betrokkene van de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode;
   2° een kopie van de geldige seizoenarbeidersvergunning die of het visum lang verblijf dat het verblijf van de betrokkene dekt;
   3° het bewijs dat de betrokkene over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/39;
   4° het bewijs dat de betrokkene over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/41;
   5° het bewijs dat de betrokkene over voldoende huisvesting beschikt, overeenkomstig artikel 105/42.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/33.[1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land, in toepassing van artikel 61/29-8, § 1, van de wet, door de [2 bevoegde regionale overheid]2 gemachtigd wordt om verder te werken en verder op het grondgebied te verblijven wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde, door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46, aan hem betekend.
   Indien de [2 bevoegde regionale overheid]2 en de Minister of zijn gemachtigde geen enkele negatieve beslissing genomen hebben vooraleer de behandelingstermijn verstrijkt, informeert de Minister of zijn gemachtigde de betrokkene, overeenkomstig artikel 25, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, dat hij gemachtigd is tot verblijf en arbeid, door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 47.
   § 2. De duur van de machtiging tot verblijf stemt overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   In afwijking van het eerste lid wordt, indien de duur van de toelating tot arbeid de maximale duur bedoeld in artikel 61/29-2 van de wet overschrijdt, de duur van de machtiging tot verblijf tot deze maximale duur beperkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 18, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/34. [1 § 1. Indien het verblijf van de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/33 door een seizoenarbeidersvergunning gedekt wordt, stuurt de Minister of zijn gemachtigde een kopie van het aan hem betekende document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47 onverwijld naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op de verlenging van de vergunning, overeenkomstig paragraaf 2.
   § 2. De onderdaan van een derde land vraagt de verlenging van zijn vergunning aan bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
   De burgemeester of zijn gemachtigde verlengt de vergunning onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van het document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47 dat aan hem betekend werd.
   Overeenkomstig artikel 61/29-7, § 4, van de wet, stemt de geldigheidsduur van de seizoenarbeidersvergunning overeen met de toegestane duur van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/35. [1 § 1. Indien het verblijf van de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/33 door een visum lang verblijf gedekt wordt, stuurt de Minister of zijn gemachtigde een kopie van het aan hem betekende document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47 onverwijld naar de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken, met het oog op de verlenging van het visum, overeenkomstig paragraaf 2.
   § 2. De onderdaan van een derde land vraagt de verlenging van zijn visum aan bij de bevoegde dienst van de FOD Buitenlandse Zaken.
   Deze dienst verlengt het visum onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van zijn paspoort of een daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode en van het aan hem betekende document overeenkomstig het model in bijlage 46 of 47.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/36. [1 De beslissing tot weigering van vernieuwing wordt door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/37. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Afdeling 4.. [1 - Bijzondere bewijsregels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 1. [1 - Vereiste arbeidsvergunning, toereikende bestaansmiddelen en doel van het verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/38.[1 § 1. Voor een verblijf in de hoedanigheid van seizoenarbeider dat niet meer dan negentig dagen duurt, wordt het bewijs van de arbeidsvergunning bedoeld in artikel 61/29, § 1, 3°, van de wet, geleverd door middel van het document dat de betrokken onderdaan van een derde land machtigt om tijdens de verblijfsperiode in kwestie als seizoenarbeider te werken en dat door de [2 bevoegde regionale overheid]2 aan hem werd afgegeven, overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
   § 2. Met het oog op de toepassing van de regels met betrekking tot de overschrijding van de buitengrenzen en het kort verblijf, met inbegrip van de afgifte van de visa kort verblijf, vormt dit document het bewijs van het doel van het verblijf en van de toereikende bestaansmiddelen die vereist zijn voor het verblijf in kwestie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 19, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/39. [1 § 1. Voor een verblijf in de hoedanigheid van seizoenarbeider van meer dan negentig dagen wordt het bewijs van de toereikende bestaansmiddelen die voor het verblijf in kwestie vereist zijn geleverd door de arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomsten die door de betrokkene met het oog op het verblijf in kwestie afgesloten werd of werden.
   Overeenkomstig artikel 12, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 moet deze arbeidsovereenkomst of arbeidsovereenkomsten rechtstreeks afgesloten worden tussen de betrokkene en een of meerdere werkgevers die in België gevestigd zijn, voor een bepaalde duur.
   § 2. Met het oog op de toepassing van de regels met betrekking tot de overschrijding van de buitengrenzen kunnen de arbeidsovereenkomst of de arbeidsovereenkomsten bedoeld in paragraaf 1 ook geëist worden door de overheden die belast zijn met de grenscontrole of door de Minister of zijn gemachtigde, als bewijs van het doel van het beoogde verblijf en van de vereiste bestaansmiddelen, indien er getwijfeld wordt aan de echtheid van het reisdocument of het visum dat door de betrokkene wordt voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/40.[1 § 1. Indien er getwijfeld wordt aan het feit dat de bestaansmiddelen toereikend zijn of aan het doel van het verblijf kan de overheid die deze voorwaarden moet controleren van de onderdaan van een derde land of de werkgever elk document of elke inlichting eisen dat of die het mogelijk maakt om de financiële bekwaamheid van de betrokkene of zijn echt voornemen om de beoogde seizoenarbeid uit te voeren, vast te stellen.
   § 2. In het geval de overheid bedoeld in paragraaf 1 vermoedens van economische uitbuiting in hoofde van de werkgever heeft, brengt deze overheid de [2 bevoegde regionale overheid]2 daarvan op de hoogte.
   § 3. Indien de bestaansmiddelen ontoereikend blijken te zijn kan de overheid die belast is met hun beoordeling van de onderdaan van een derde land eisen dat die een attest van tenlasteneming, zoals voorzien in artikel 3bis van de wet, voorlegt.
   De bepalingen van artikel 3bis van de wet, en van Titel Ibis, Hoofdstuk I/I, afdeling 1bis zijn van toepassing, onverminderd de paragrafen 3 en 4.
   § 4. De verbintenis tot tenlasteneming kan worden aangegaan door de werkgever of een van de werkgevers voor wie de arbeidsvergunning afgegeven werd en die in België gevestigd is. In dit geval wordt het bewijs dat de werkgever in België gevestigd is, voorgelegd, in plaats van de documenten bedoeld in artikel 17/3, § 1, 2°, en artikel 17/4, § 2, eerste lid, 2°.
   § 5. Indien de verbintenis tot tenlasteneming tijdens de controle aan de buitengrenzen of ter ondersteuning van een aanvraag voor een verlenging van het verblijf geëist wordt, wordt dit overeenkomstig artikel 17/2 en artikel 17/3, §§ 1 tot 3, vastgesteld.
   Indien de verbintenis tot tenlasteneming aanvaard wordt, wordt de verbintenis als bewijs van de vereiste bestaansmiddelen voor het verblijf in kwestie beschouwd. Een kopie wordt aan de garant en aan de onderdaan van een derde land die ten laste wordt genomen overhandigd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 20, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Onderafdeling 2. [1 - Ziektekostenverzekering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/41. [1 Het bewijs dat de onderdaan van een derde land over een ziektekostenverzekering die de risico's tijdens zijn verblijf als seizoenarbeider dekt, beschikt of zal beschikken wordt geleverd door middel van:
   1° een door een verzekeringsorganisme opgesteld document dat aantoont dat de betrokkene tijdens zijn verblijf beschikt of zal beschikken over een verzekering zoals die voorzien wordt door artikel 15 van de Visumcode;
   2° een door de werkgever of een van de werkgevers van de betrokkene opgesteld document dat aantoont dat de betrokkene tijdens zijn verblijf over een ziektekostenkostenverzekering die het mogelijk maakt om de risico's in België te dekken beschikt of zal beschikken, krachtens de arbeidsovereenkomst die ze hebben afgesloten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Onderafdeling 3. [1 - Voldoende huisvesting]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. 105/42.[1 § 1. Het bewijs dat de onderdaan van een derde land tijdens zijn verblijf over voldoende huisvesting beschikt of zal beschikken wordt door middel van een van de volgende documenten geleverd:
   1° een door de betrokkene onderschreven huur- of onderhuurcontract waaruit blijkt dat hij tijdens zijn verblijf beschikt of zal beschikken over huisvesting die voldoet aan de vereisten inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid die voorzien worden door de [2 gewestelijke of communautaire wetgeving]2 die van toepassing is inzake huisvesting;
   2° een huisvestingsverklaring, door middel van een schriftelijk document dat gedateerd en ondertekend wordt door de werkgever of een natuurlijke persoon die de Belgische nationaliteit bezit of die gemachtigd of toegelaten is tot een verblijf van onbepaalde duur in België en waarmee hij of zij zich ertoe verbindt om huisvesting die voldoet aan de vereisten inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid die voorzien worden door de [2 gewestelijke of communautaire wetgeving]2 die van toepassing is inzake huisvesting ter beschikking te stellen aan de betrokkene, voor de duur van zijn verblijf;
   3° elk document dat uitgaat van een daartoe gemachtigde gerechtelijke of administratieve overheid dat aantoont dat de huisvesting waarover de betrokkene tijdens zijn verblijf beschikt of zal beschikken, voldoet aan de vereisten inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid die voorzien worden door de [2 gewestelijke of communautaire wetgeving]2 die van toepassing is inzake huisvesting.
   De in het eerste lid bedoelde documenten moeten het precieze adres van de huisvesting vermelden.
   § 2. In geval van verandering van huisvesting brengt de onderdaan van een derde land de Dienst Vreemdelingenzaken daarvan schriftelijk op de hoogte. Ter staving van dit schriftelijk document voegt hij het bewijs van het feit dat de huisvesting voldoende is, overeenkomstig paragraaf 1, toe.
   Indien blijkt dat de onderdaan van een derde land van huisvesting veranderd is kan de Minister of zijn gemachtigde van de onderdaan van een derde land ook eisen dat hij het bewijs van het feit dat deze huisvesting voldoende is, overeenkomstig paragraaf 1, voorlegt.
   § 3. Met het oog op de toepassing van de regels met betrekking tot de overschrijding van de buitengrenzen en het kort verblijf, met inbegrip van de afgifte van visa kort verblijf, vormen de documenten bedoeld in paragraaf 1 het bewijs van de huisvesting die vereist wordt voor de afgifte van een visum kort verblijf. Tijdens de controle van de voorwaarden van het verblijf van de betrokkene en zijn bestaansmiddelen wordt er rekening gehouden met deze documenten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-03-23/23, art. 15, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 21, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  HOOFDSTUK Vquinquies. [1 - Binnen een onderneming overgeplaatste personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/43. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de onderdanen van een derde land die zich buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie bevinden en die het Rijk in de hoedanigheid van een binnen een onderneming overgeplaatste persoon wensen binnen te komen en er wensen te verblijven voor een periode van meer dan 90 dagen, alsook op de onderdanen van een derde land die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon hebben gekregen en het Rijk willen binnenkomen binnen het kader van korte- of lange-termijnmobiliteit om hier te verblijven en te werken in deze hoedanigheid, en op de onderdanen van een derde land die in deze hoedanigheden gemachtigd zijn om in het Rijk te verblijven en er te werken overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VIIIter van Titel II van de wet.
   De algemene bepalingen van dit besluit zijn op hen van toepassing, tenzij de bepalingen van dit hoofdstuk daarvan afwijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Afdeling 2. [1 - Lang verblijf - Gecombineerde aanvraagprocedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 1. [1 - Vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 1, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/44. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die zich buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie bevinden en die, met het oog op een verblijf van meer dan negentig dagen als binnen een onderneming overgeplaatste persoon, een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 61/34 van de wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/45. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de aanvraag bedoeld in artikel 61/34 van de wet, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokkene;
   2° het elektronisch adres van de binnen een onderneming overgeplaatste persoon en van zijn werkgever;
   3° de vermelding of de betrokkene reeds gedurende de afgelopen drie jaar in de hoedanigheid van binnen een onderneming overgeplaatste persoon op het grondgebied heeft verbleven.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61/34, § 3, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag, naast het bewijs van betaling van de retributie:
   1° een kopie van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel dat of die aan de door artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode voorziene geldigheidsvoorwaarden voldoet;
   2° het bewijs dat hij over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/66;
   3° het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/68;
   4° een medisch getuigschrift, zoals bedoeld in artikel 61/39, § 1, eerste lid, 4°, van de wet;
   5° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document zoals bedoeld in artikel 61/39, § 1, eerste lid, 5°, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/46.[1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/39, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig de artikelen 3 en 31 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/41, § 1, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat overeenkomstig paragraaf 1 aan hem betekend werd, naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland, met het oog op de afgifte van het visum dat vereist is voor zijn binnenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 22, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/47. [1 § 1. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/46 vraagt de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland.
   De post geeft onverwijld een visum lang verblijf aan hem af, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode, en van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat aan hem betekend werd.
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet, begeeft de onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig paragraaf 1 een visum lang verblijf werd afgegeven, zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor binnen een onderneming overgeplaatste persoon.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/48. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 2. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/49. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die gemachtigd zijn om gedurende meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven, in de hoedanigheid van binnen een onderneming overgeplaatste persoon.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/50. [1 Overeenkomstig artikel 61/39, § 1, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag voor vernieuwing bedoeld in artikel 61/35 van de wet:
   1° een kopie van het paspoort van de betrokkene of van de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode;
   2° een kopie van de geldige vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon die het verblijf van de betrokkene dekt;
   3° het bewijs dat de betrokkene over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/66;
   4° het bewijs dat de betrokkene over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/68.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/51.[1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land gemachtigd wordt om verder te werken door de [2 bevoegde regionale overheid]2 en, in toepassing van artikel 61/39, § 1, van de wet, om verder op het grondgebied te verblijven, wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde, door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46, aan hem betekend.
   § 2. De duur van de machtiging tot verblijf stemt overeen met de duur van de toelating tot arbeid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 23, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/52. [1 § 1. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het in artikel 105/51, § 1 bedoelde document, opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 46, onverwijld naar het gemeentebestuur van de verblijfplaats, met het oog op de vernieuwing van de vergunning, overeenkomstig paragraaf 2.
   § 2. Wanneer de onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 zich aanmeldt bij het gemeentebestuur van zijn gewone verblijfplaats, verlengt de burgemeester of zijn gemachtigde de vergunning onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   Overeenkomstig artikel 61/37, § 3, van de wet, stemt de geldigheidsduur van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon overeen met de toegestane duur van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/53. [1 De beslissing tot weigering van vernieuwing wordt betekend door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/54. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 3. [1 - Vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/55. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon hebben gekregen en die, met het oog op een verblijf van meer dan negentig dagen als binnen een onderneming overgeplaatste persoon binnen het kader van mobiliteit, een aanvraag indienen overeenkomstig artikel 61/45 van de wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/56. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de aanvraag bedoeld in artikel 61/45 van de wet, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° het adres van de binnen een onderneming overgeplaatste persoon in de eerste lidstaat;
   2° het elektronisch adres van de binnen een onderneming overgeplaatste persoon en zijn werkgever;
   3° de vermelding of de betrokkene reeds gedurende de afgelopen drie jaar in de hoedanigheid van een binnen een onderneming overgeplaatste persoon op het grondgebied heeft verbleven.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61/45, § 2, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag, naast het bewijs van betaling van de retributie:
   1° een kopie van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel dat of die aan de door artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode voorziene geldigheidsvoorwaarden voldoet;
   2° het bewijs dat hij over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/66;
   3° het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/68;
   4° het bewijs dat hij over een geldige vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon afgeleverd door de eerste lidstaat beschikt zoals bedoeld in artikel 61/48, § 1, eerste lid, 3°, van de wet;
   5° een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document zoals bedoeld in artikel 61/48, § 1, eerste lid, 5°, van de wet, indien hij ouder is dan achttien jaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/57.[1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de [2 bevoegde regionale overheid]2 tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/48, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig de artikelen 3 en 31 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/45, § 1, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 24, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/58. [1 § 1. De onderdaan van een derde land die als binnen een onderneming overgeplaatste persoon binnen het kader van lange-termijnmobiliteit naar België komt, begeeft zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT".
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument af aan de betrokkene overeenkomstig het model in bijlage 49.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/59. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 4. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/60. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die gemachtigd zijn om gedurende meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven, in de hoedanigheid van binnen een onderneming overgeplaatste persoon binnen het kader van lange-termijnmobiliteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/61. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 61/48, § 1, van de wet, worden de volgende documenten toegevoegd aan de aanvraag voor vernieuwing bedoeld in artikel 61/46 van de wet:
   1° een kopie van het paspoort van de betrokkene of van de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode;
   2° een kopie van de geldige vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" die het verblijf van de betrokkene dekt;
   3° het bewijs dat de betrokkene over toereikende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 105/66;
   4° het bewijs dat de betrokkene over een ziektekostenverzekering beschikt, overeenkomstig artikel 105/68.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/62.[1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land gemachtigd wordt om verder te werken door de [2 bevoegde regionale overheid]2 en, in toepassing van artikel 61/48, § 1, van de wet, om verder op het grondgebied te verblijven, wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde aan hem betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. De duur van de machtiging tot verblijf stemt overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   De duur van het verblijf in België in de hoedanigheid van binnen een onderneming overgeplaatste persoon binnen het kader van lange-termijnmobiliteit mag deze van de volledige duur van het verblijf in de eerste lidstaat als binnen een onderneming overgeplaatste persoon niet overschrijden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  (2)<KB 2022-11-27/08, art. 25, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. 105/63. [1 § 1. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het in artikel 105/62, § 1 bedoelde document, opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 46 onverwijld naar het gemeentebestuur van de verblijfplaats, met het oog op de vernieuwing van de vergunning, overeenkomstig paragraaf 2.
   § 2. Wanneer de onderdaan van een derde land bedoeld in paragraaf 1 zich aanmeldt bij het gemeentebestuur van zijn gewone verblijfplaats, verlengt de burgemeester of zijn gemachtigde de vergunning onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   Overeenkomstig artikel 61/47, § 2, van de wet, stemt de geldigheidsduur van de vergunning voor lange-termijnmobiliteit "ICT" overeen met de toegestane duur van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/64. [1 De beslissing tot weigering van vernieuwing wordt aan de onderdaan van een derde land betekend door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/65. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Afdeling 3. [1 - Bijzondere bewijsregels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 1. [1 - Toereikende bestaansmiddelen en doel van het verblijf]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/66. [1 Voor een verblijf in de hoedanigheid van binnen een onderneming overgeplaatste persoon van meer dan negentig dagen wordt het bewijs van de toereikende bestaansmiddelen die voor het verblijf in kwestie vereist zijn onder meer geleverd door middel van het voorleggen van zijn arbeidsovereenkomst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/67. [1 Bij twijfel over het doel van het verblijf of de toereikendheid van de bestaansmiddelen, kan de bevoegde overheid van de onderdaan van een derde land of van de werkgever alle documenten of inlichtingen eisen die dienstig zijn om de genoemde voorwaarden te staven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Onderafdeling 2. [1 - Ziektekostenverzekering]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  Art. 105/68. [1 Het bewijs dat de onderdaan van een derde land over de vereiste ziektekostenverzekering beschikt wordt geleverd door, ofwel :
   1° Een document, opgesteld door een verzekerings-organisme, dat aantoont dat de betrokkene tijdens de gehele duur van de periodes van verblijf in België over een ziektekostenkostenverzekering beschikt die alle risico's dekt die gelden voor een verzekerde van de Belgische verzekering voor geneeskundige verzorging, uit hoofde van diens tewerkstelling;
   2° Een document, opgesteld in toepassing van een internationaal akkoord inzake de sociale zekerheid dat ook de ziektekostenverzekering omvat, waaruit blijkt dat betrokkene recht heeft op geneeskundige verzorging in België ten laste van de ziektekostenverzekering van het land waarmee het internationaal akkoord inzake de sociale zekerheid is gesloten;
   3° Een document, opgesteld door de werkgever, waarin alle medische kosten door de werkgever ten laste genomen worden, die in België ten laste genomen worden door de Belgische verzekering voor geneeskundige verzorging, en dit voor de gehele duur van de periodes van verblijf in België.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 13, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  

  HOOFDSTUK Vsexies. [1 - Onderzoekers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Afdeling 1. [1 - Toepassingsgebied.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/69. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op:
   1° onderdanen van een derde land die verzoeken gemachtigd te worden om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven in de hoedanigheid van onderzoeker verbonden door een gastovereenkomst met een erkende onderzoeksinstelling;
   2° de onderdanen van een derde land die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor onderzoeker hebben gekregen en het Rijk willen binnenkomen om er te verblijven en te werken in het kader van lange-termijnmobiliteit, op basis van een gastovereenkomst bij een erkende onderzoeksinstelling;
   3° de onderdanen van een derde land die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor onderzoeker hebben gekregen en hun familieleden die in die andere lidstaat een verblijfsvergunning hebben verkregen en die het Rijk willen binnenkomen om er te verblijven en te werken in het kader van korte-termijnmobiliteit;
   4° de onderdanen van een derde land die gemachtigd werden tot een verblijf in de hoedanigheid van onderzoeker en die gebruik willen maken van de mogelijkheid hun verblijf tijdelijk verder te zetten teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten;
   5° de onderdanen van een derde land die in één van deze hoedanigheden gemachtigd of toegelaten zijn om in het Rijk te verblijven en er te werken overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI van Titel II van de wet.
   De algemene bepalingen van dit besluit zijn op hen van toepassing, tenzij de bepalingen van dit hoofdstuk daarvan afwijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Afdeling 2. [1 - Vergunning voor onderzoeker, vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoekers, korte-termijnmobiliteit voor onderzoekers en hun familieleden, de vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Onderafdeling 1. [1 - Vergunning voor onderzoeker.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/70. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die, met het oog op een verblijf van meer dan negentig dagen als onderzoeker, een aanvraag overeenkomstig artikel 61/12 van de wet indienen of gemachtigd zijn om gedurende meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven in deze hoedanigheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/71. [1 Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/12 van de wet, naast de in artikel 61/13/3, § 1 van de wet bedoelde documenten, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokkene;
   2° het elektronisch adres van de onderzoeker en van de erkende onderzoeksinstelling in België die de aanvraag indient.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/72. [1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de bevoegde regionale overheid tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/13/3, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/13/4, § 1, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document opgemaakt overeenkomstig het model van de bijlage 46, dat overeenkomstig paragraaf 1 aan hem betekend werd, naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland, met het oog op de afgifte van het visum dat vereist is voor zijn binnenkomst met de vermelding "onderzoeker".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/73. [1 § 1. De onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/72 vraagt de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland.
   De post geeft onverwijld een visum lang verblijf aan hem af, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode, en van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat aan hem betekend werd.
   Bij het visum lang verblijf, wordt onder de rubriek "opmerkingen" op de visumsticker vermeld dat het visum is afgegeven aan de "onderzoeker".
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet, begeeft de onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig paragraaf 1 een visum lang verblijf werd afgegeven zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor een onderzoeker.
   De in artikel 61/12, § 3, tweede lid van de wet bedoelde persoon meldt zich aan bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor onderzoeker met het in het artikel 105/72, § 1 bedoelde document.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor onderzoeker geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/74. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/75. [1 Naast de in artikel 61/13/3, § 1, van de wet, vermelde documenten, wordt een kopie van de geldige vergunning voor een onderzoeker die het verblijf van de betrokkene dekt, toegevoegd aan de aanvraag voor vernieuwing bedoeld in artikel 61/13 van de wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/76. [1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land gemachtigd wordt om verder te werken door de bevoegde regionale overheid en, in toepassing van artikel 61/13, § 1, van de wet, om verder op het grondgebied te verblijven, wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde, door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46, aan hem betekend.
   § 2. De duur van de machtiging tot verblijf stemt overeen met de duur van de toelating tot arbeid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/77. [1 § 1. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het in artikel 105/76, § 1 bedoelde document, opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 46, onverwijld naar het gemeentebestuur van de verblijfplaats, met het oog op de vernieuwing van de vergunning, overeenkomstig paragraaf 2.
   § 2. De onderdaan van een derde land vraagt de vernieuwing van zijn vergunning aan bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
   De burgemeester of zijn gemachtigde vernieuwt de vergunning onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van het document overeenkomstig het model in bijlage 46 dat aan hem betekend werd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/78. [1 De beslissing tot weigering van vernieuwing wordt door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/79. [1 Het in artikel 61/13/4, vierde lid van de wet, bedoelde document wordt opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 51.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/80. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Onderafdeling 2. [1 - Vergunning voor korte-termijnmobiliteit voor onderzoeker en familieleden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/81. [1 § 1. De onderdaan van een derde land die als onderzoeker of familielid van een onderzoeker overeenkomstig artikel 61/13/5 in het kader van korte-termijnmobiliteit in België wenst te verblijven, meldt zich aan bij het gemeentebestuur binnen drie werkdagen na aankomst overeenkomstig artikel 5 van de wet om zijn aanwezigheid in het kader van korte-termijnmobiliteit te melden en legt de volgende bewijsstukken voor:
   1° de verblijfsvergunning voor onderzoeker of familielid van een onderzoeker afgeleverd door de eerste lidstaat die minstens geldig is voor de duur van het geplande verblijf;
   2° een geldig paspoort dat minstens geldig is voor de duur van het geplande verblijf;
   3° Indien van toepassing, de gastovereenkomst afgesloten door de onderzoeker met een erkende onderzoeksinstelling in België of een ander document waaruit de duur van het verblijf blijkt ;
   4° Indien de aanvraag wordt ingediend door het familielid van een onderzoeker, het bewijs dat de onderzoeker in België verblijft.
   § 2. Op voorlegging van de bewijzen bedoeld in paragraaf 1 levert de burgemeester een document af waaruit de duur van de korte-termijnmobiliteit blijkt opgesteld overeenkomstig de bijlage 62, met een geldigheidsduur van maximum honderdtachtig dagen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Onderafdeling 3. [1 - Vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoeker.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/82. [1 De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een vergunning voor een onderzoeker hebben bekomen en die, met het oog op een verblijf van meer dan honderdtachtig dagen als onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit, een aanvraag overeenkomstig artikel 61/13/8 van de wet, indienen of in deze hoedanigheid worden gemachtigd tot verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/83. [1 Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/13/8 van de wet, naast de in artikel 61/13/8, § 2 van de wet bedoelde documenten, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° het adres van de onderzoeker in de eerste lidstaat;
   2° het elektronisch adres van de onderzoeker en de werkgever.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/84. [1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de bevoegde regionale overheid tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/13/10, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/13/11, § 3 van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/85. [1 De onderdaan van een derde land die als onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit naar België komt, begeeft zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst met het in artikel 105/84, § 1 bedoelde document naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoeker.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor lange-termijnmobiliteit voor onderzoeker geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/86. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/87. [1 Het in artikel 61/13/11, § 4 van de wet, bedoelde document wordt opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 51.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/88. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52 betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Onderafdeling 4. [1 - vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/89. [1 Deze onderafdeling is van toepassing op onderdanen van een derde land die na de voltooiing van hun onderzoek als onderzoeker of onderzoeker binnen het kader van lange-termijnmobiliteit een aanvraag indienen om gedurende een periode van maximum 12 maanden op het grondgebied van het Rijk te verblijven teneinde er werk te zoeken of een onderneming op te richten of gemachtigd zijn om op het grondgebied te verblijven in deze hoedanigheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/90. [1 § 1. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/89 en in artikel 61/13/12, § 2 van de wet bedoelde documenten tijdig voorlegt, verklaart de Burgemeester of de diplomatieke of consulaire post de aanvraag ontvankelijk en levert hij een ontvangstbewijs af opgesteld overeenkomstig de bijlage 33ter.
   Het gemeentebestuur of de diplomatieke of consulaire post maakt de aanvraag, vergezeld van de door de onderdaan van een derde land voorgelegde documenten, onverwijld over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
   § 2. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/89 niet alle in artikel 61/13/12, § 2, eerste lid van de wet bedoelde documenten heeft voorgelegd, stelt de Burgemeester betrokkene op de hoogte van de ontbrekende documenten door middel van een document opgesteld overeenkomstig de bijlage 33ter.
   § 3. Indien de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 105/89 zijn aanvraag te laat heeft ingediend of deze niet binnen de in artikel 61/13/13, § 2, tweede lid, van de wet bedoelde termijn heeft vervolledigd, verklaart de Burgemeester de aanvraag onontvankelijk door middel van een beslissing opgesteld overeenkomstig de bijlage 29.
   De Burgemeester betekent deze beslissing aan de betrokkene en maakt een kopie van deze beslissing over aan de Minister of zijn gemachtigde.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/91. [1 Indien de Minister of zijn gemachtigde niet in staat was over deze aanvraag een beslissing te nemen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvan de onderdaan van een derde land houder is, stelt de burgemeester of zijn gemachtigde hem in het bezit van een attest overeenkomstig het model van bijlage 15.
   Dit attest dekt voorlopig het verblijf van de onderdaan van een derde land op het grondgebied van het Rijk. Het attest is vijfenveertig dagen geldig en kan tweemaal met eenzelfde periode verlengd worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  Art. 105/92. [1 De onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig artikel 61/13/12, § 1, van de wet een machtiging tot verblijf werd toegekend, begeeft zich naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten opgesteld overeenkomstig de bijlage 6 met vermelding "werk zoeken".
   De vergunning na onderzoek teneinde werk te zoeken of een onderneming op te richten bedoeld in het eerste lid, is geldig voor een periode van twaalf maanden vanaf de datum van afgifte. Indien betrokkene reeds in het bezit werd gesteld van een bijlage 15 overeenkomstig artikel 105/91 dan wordt de periode van twaalf maanden berekend vanaf de datum van afgifte van de bijlage 15.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
  

  HOOFDSTUK Vsepties. [1 - Stagiairs.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Toepassingsgebied

  Art. 105/93. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de onderdanen van een derde land die verzoeken gemachtigd te worden of die gemachtigd zijn om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven in de hoedanigheid van stagiair, overeenkomstig hoofdstuk VIbis van Titel II van de wet.
   De algemene bepalingen van dit besluit zijn op hen van toepassing, tenzij de bepalingen van dit hoofdstuk daarvan afwijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Afdeling 1. [1 - Vergunning voor stagiair.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/94. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/13/18 van de wet, naast de in artikel 61/13/18, § 2 van de wet bedoelde documenten, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokkene;
   2° het elektronisch adres van de stagiair en van de gastentiteit of de werkgever in België die de aanvraag indient.
   De voorgelegde stukken dienen, indien zij in een andere taal dan één van de drie landstalen of het Engels zijn opgesteld, vergezeld te zijn van een gelegaliseerde vertaling in één van de drie landstalen of het Engels.
   § 2. Voor een verblijf in de hoedanigheid van stagiair wordt het bewijs van de toereikende bestaansmiddelen die voor het verblijf in kwestie vereist zijn, in beginsel geleverd door middel van het voorleggen van het bewijs dat deze ten minste gelijk zijn aan het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 2°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet.
   De beoordeling van het bewijs van toereikende bestaansmiddelen is gebaseerd op een individueel onderzoek van het geval waarbij rekening wordt gehouden met alle voorgelegde stukken.
   De eventuele garantstelling door de gastentiteit of de werkgever bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 2° en 3° van de wet, moet voldoen aan de voorwaarden in artikel 105/95 en in overeenstemming zijn met het model van bijlage 32bis.
   De gastentiteit of werkgever die de verbintenis tot garantstelling is aangegaan, is samen met de onderdaan van een derde land hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van verblijf, levensonderhoud en accommodatie.
   § 3. Het bewijs bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 4° van de wet, dat de onderdaan van een derde land tijdens het hele verblijf zal worden gehuisvest op een passende wijze dat voldoet aan de vereisten inzake veiligheid, gezondheid en woningkwaliteit zoals voorzien in de toepasselijke gewestelijke wetgeving, wordt door middel van een van volgende documenten geleverd:
   1° een schriftelijke huisvestingsverklaring of;
   2° een door de betrokkene onderschreven en geregistreerd huur- of onderhuurcontract of;
   3° elk document dat uitgaat van een daartoe gemachtigde gerechtelijke of administratieve overheid en de passende wijze van huisvesting bewijst.
   Het document bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt gedateerd en ondertekend door de gastentiteit of een natuurlijke persoon die de Belgische nationaliteit bezit of die gemachtigd of toegelaten is tot een verblijf van onbepaalde duur in België.
   De in het eerste lid bedoelde documenten vermelden het precieze adres van de huisvesting.
   § 4. In geval van verandering van huisvesting brengt de onderdaan van een derde land het gemeentebestuur daarvan schriftelijk op de hoogte. Ter staving van dit schriftelijk document voegt hij het bewijs van het feit dat de huisvesting voldoende is, overeenkomstig paragraaf 3, toe.
   § 5. De gastentiteit of de werkgever gaat de schriftelijke verbintenis tot financiële aansprakelijkheid aan en is samen met de onderdaan van een derde land hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van verblijf en terugreis, die uit overheidsmiddelen werden betaald in geval van onwettig verblijf.
   De schriftelijke verbintenis tot financiële aansprakelijkheid neemt de vorm aan van het model dat de Minister of zijn gemachtigde ter beschikking stelt.
   De procedure tot invordering van de kosten verloopt volgens de procedure uiteengezet in artikel 17/7 en 17.9 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/95. [1 § 1. Bij de eventuele verbintenis tot garantstelling bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 2° en 3° van de wet, worden de volgende documenten eveneens overgemaakt bij de indiening van de aanvraag:
   1° het bewijs dat de ondertekenende persoon over externe vertegenwoordigingsbevoegdheid beschikt en aldus de werkgever of gastentiteit als rechtspersoon rechtsgeldig kan verbinden tot de garantstelling, ongeacht enige beperking op deze vertegenwoordigingsbevoegdheid;
   2° het bewijs dat de rechtspersoon overeenkomstig paragraaf 2 over voldoende bestaansmiddelen beschikt om de stagiair ten laste te nemen.
   § 2. De rechtspersoon die zich garant stelt wordt geacht over voldoende middelen te beschikken voor de ten laste genomen stagiair, indien deze middelen ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet.
   § 3. Indien de rechtspersoon zich enkel rechtsgeldig kan verbinden tot de garantstelling door middel van handtekening van meer dan één bestuurder, wordt per bestuurder een ingevulde verbintenis tot garantstelling overeenkomstig het model van de bijlage 32bis overgemaakt bij de indiening van de aanvraag. In voorkomend geval dienen de documenten bedoeld in § 1, 1° - 2° niet opnieuw toegevoegd te worden bij de bijlage 32bis.
   § 4. Het bewijs van voldoende bestaansmiddelen kan niet louter geleverd worden door de garantstelling opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 32bis.
   De eventuele garantstelling door de gastentiteit of de werkgever vormt slechts een bewijs van voldoende bestaansmiddelen in hoofde van de ten laste genomen onderdaan van een derde land in de zin van artikel 61/13/23, § 1, 2° van de wet indien deze aanvaard wordt door de Minister of zijn gemachtigde.
   De beslissing wordt getroffen, rekening houdend met het geheel van de elementen van het dossier, waaronder het aantal stagiairs waarvoor de werkgever of gastentiteit zich reeds garant heeft gesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/96. [1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de bevoegde regionale overheid tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/13/23, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig artikel 53, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/13/24, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat overeenkomstig het paragraaf 1 aan hem betekend werd, naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland, met het oog op de afgifte van het visum dat vereist is voor zijn binnenkomst met de vermelding "stagiair".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/97. [1 § 1. De onderdaan van een derde land vraagt de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland.
   De post geeft onverwijld een visum lang verblijf aan hem af, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode, en van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat aan hem betekend werd.
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet, begeeft de onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig paragraaf 1, een visum lang verblijf werd afgegeven, zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor stagiair.
   De in artikel 61/13/18, § 3, tweede lid van de wet, bedoelde persoon meldt zich aan bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor stagiair met het in het artikel 105/96, § 1 bedoelde document.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor stagiair, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/98. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Afdeling 2. [1 - Vernieuwing en einde van het verblijf.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/99. [1 De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die gemachtigd zijn om gedurende meer dan negentig dagen op het grondgebied te verblijven, in de hoedanigheid stagiair overeenkomstig artikel 61/13/23, § 1, van de wet, die zijn verblijf in deze hoedanigheid wil voortzetten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/100. [1 Naast de in artikel 61/13/23, § 1, van de wet, vermelde documenten, wordt een kopie van de geldige vergunning voor een stagiair die het verblijf van de betrokkene dekt, toegevoegd aan de aanvraag voor vernieuwing bedoeld in artikel 61/13/20 van de wet.
   Het bewijs van de voorwaarde inzake de garantstelling, zoals bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 2° en 3° van de wet dient te voldoen aan art. 105/94, § 2.
   Het bewijs van de voorwaarde inzake de passende huisvesting, zoals bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 4° van de wet, dient te voldoen aan artikel 105/94, § 3.
   Het bewijs van de voorwaarde inzake de verbintenis tot financiële aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 61/13/23, § 1, 8° van de wet, dient te voldoen aan artikel 105/94, § 5.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/101. [1 Wanneer de onderdaan van een derde land toegelaten wordt om verder te werken door de bevoegde regionale overheid en na voorlegging van de documenten vermeld in artikel 105/100, in toepassing van artikel 61/13/23 van de wet, gemachtigd wordt om verder op het grondgebied te verblijven, wordt deze beslissing door de Minister of zijn gemachtigde, door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 46, aan hem betekend.
   Overeenkomstig artikel 53, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/13/22, § 3 van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid.
   De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het in het eerste lid bedoelde document, opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 46, onverwijld naar het gemeentebestuur van de verblijfplaats, met het oog op de vernieuwing van de vergunning.
   Wanneer de onderdaan van een derde land bedoeld in het eerste lid, zich aanmeldt bij het gemeentebestuur van zijn gewone verblijfplaats, vernieuwt de burgemeester of zijn gemachtigde de vergunning onverwijld, op verzoek van de betrokkene, na voorlegging van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/102. [1 De beslissing tot weigering van vernieuwing wordt betekend door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/103. [1 Het in artikel 61/13/13, § 5 van de wet, bedoelde document wordt opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage 51.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/104. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  HOOFDSTUK Vocties. [1 - Vrijwilligers in het kader van Europees Vrijwilligerswerk.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Toepassingsgebied

  Art. 105/105. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de onderdanen van derde landen die verzoeken gemachtigd te worden of die gemachtigd zijn om meer dan negentig dagen op het grondgebied van het Rijk te verblijven in de hoedanigheid van vrijwilliger, overeenkomstig hoofdstuk VIter van Titel II van de wet.
   De algemene bepalingen van dit besluit zijn op hen van toepassing, tenzij de bepalingen van dit hoofdstuk daarvan afwijken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Vergunning voor vrijwilliger

  Art. 105/106. [1 § 1. Onverminderd de gewestelijke of communautaire wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers bevat de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/13/31 van de wet, naast de in artikel 61/13/27, § 2 van de wet bedoelde documenten, op zijn minst de volgende inlichtingen:
   1° de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud in het buitenland van de betrokkene;
   2° het elektronisch adres van de vrijwilliger en van de gastentiteit in België die de aanvraag indient.
   De voorgelegde stukken dienen, indien zij in een andere taal dan één van de drie landstalen of het Engels zijn opgesteld, vergezeld te zijn van een gelegaliseerde vertaling in één van de drie landstalen of het Engels.
   § 2. Voor een verblijf in de hoedanigheid van vrijwilliger wordt het bewijs van de toereikende bestaansmiddelen die voor het verblijf in kwestie vereist zijn, in beginsel geleverd door middel van het voorleggen van het bewijs dat deze ten minste gelijk zijn aan het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 2°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet.
   De beoordeling van het bewijs van toereikende bestaansmiddelen is gebaseerd op een individueel onderzoek van het geval waarbij rekening wordt gehouden met alle voorgelegde stukken.
   De eventuele garantstelling door de gastentiteit bedoeld in artikel 61/13/31, § 1, 2° van de wet, moet voldoen aan de voorwaarden in artikel 105/107 en in overeenstemming zijn met het model van bijlage 32bis zijn.
   De gastentiteit die de verbintenis tot garantstelling is aangegaan, is samen met de onderdaan van een derde land hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van verblijf, levensonderhoud en accommodatie.
   § 3. Het bewijs bedoeld in artikel 61/13/31, § 1, 4° van de wet, dat de onderdaan van een derde land tijdens het hele verblijf zal worden gehuisvest op een passende wijze dat voldoet aan de vereisten inzake veiligheid, gezondheid en woningkwaliteit zoals voorzien in de toepasselijke gewestelijke wetgeving, wordt door middel van een van volgende documenten geleverd:
   1° een schriftelijke huisvestingsverklaring of;
   2° een door de betrokkene onderschreven en geregistreerd huur- of onderhuurcontract of;
   3° elk document dat uitgaat van een daartoe gemachtigde gerechtelijke of administratieve overheid en de passende wijze van huisvesting bewijst.
   Het document bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt gedateerd en ondertekend door de gastentiteit of een natuurlijke persoon die de Belgische nationaliteit bezit of die gemachtigd of toegelaten is tot een verblijf van onbepaalde duur in België.
   De in het eerste lid bedoelde documenten vermelden het precieze adres van de huisvesting.
   § 4. In geval van verandering van huisvesting brengt de onderdaan van een derde land het gemeentebestuur daarvan schriftelijk op de hoogte. Ter staving van dit schriftelijk document voegt hij het bewijs van het feit dat de huisvesting voldoende is, overeenkomstig paragraaf 3, toe.
   § 5. De gastentiteit gaat de schriftelijke verbintenis tot financiële aansprakelijkheid aan en is samen met de onderdaan van een derde land hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van verblijf en terugreis, die uit overheidsmiddelen werden betaald in geval van onwettig verblijf.
   De schriftelijke verbintenis tot financiële aansprakelijkheid neemt de vorm aan van het model dat de Minister of zijn gemachtigde ter beschikking stelt.
   De procedure tot invordering van de kosten verloopt volgens de procedure uiteengezet in artikel 17/7 en 17.9 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/107. [1 § 1. Bij de eventuele verbintenis tot garantstelling bedoeld in artikel 61/13/31, § 1, 2° van de wet, worden de volgende documenten eveneens overgemaakt bij de indiening van de aanvraag:
   1° het bewijs dat de ondertekenende persoon over externe vertegenwoordigingsbevoegdheid beschikt en aldus de gastentiteit als rechtspersoon rechtsgeldig kan verbinden tot de garantstelling, ongeacht enige beperking op deze vertegenwoordigingsbevoegdheid;
   2° het bewijs dat de rechtspersoon overeenkomstig paragraaf 2 over voldoende bestaansmiddelen beschikt om de vrijwilliger ten laste te nemen.
   § 2. De rechtspersoon die zich garant stelt wordt geacht over voldoende bestaansmiddelen te beschikken voor de ten laste genomen vrijwilliger, indien deze middelen ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet.
   § 3. Indien de rechtspersoon zich enkel rechtsgeldig kan verbinden tot de garantstelling door middel van handtekening van meer dan één bestuurder, wordt per bestuurder een ingevulde verbintenis tot garantstelling overeenkomstig het model van de bijlage 32bis overgemaakt bij de indiening van de aanvraag. In voorkomend geval dienen de documenten bedoeld in § 1, 1° - 2° niet opnieuw toegevoegd te worden bij de bijlage 32bis.
   § 4. Het bewijs van voldoende bestaansmiddelen kan niet louter geleverd worden door de garantstelling opgesteld overeenkomstig het model van bijlage 32bis.
   De eventuele garantstelling door de gastentiteit vormt slechts een bewijs van voldoende bestaansmiddelen in hoofde van de ten laste genomen onderdaan van een derde land in de zin van artikel 61/13/31, § 1, 2° van de wet indien deze aanvaard wordt door de Minister of zijn gemachtigde.
   De beslissing wordt getroffen, rekening houdend met het geheel van de elementen van het dossier, waaronder het aantal vrijwilligers waarvoor de werkgever of gastentiteit zich reeds garant heeft gesteld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/108. [1 § 1. Wanneer de onderdaan van een derde land door de bevoegde regionale overheid tot arbeid wordt toegelaten en in toepassing van artikel 61/13/31, § 1, van de wet tot verblijf gemachtigd wordt, betekent de Minister of zijn gemachtigde hem deze beslissing door middel van het document overeenkomstig het model in bijlage 46.
   § 2. Overeenkomstig artikel 61 van het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 en artikel 61/13/32, tweede lid, van de wet, stemt de duur van de machtiging tot verblijf overeen met de duur van de toelating tot arbeid, rekening houdend met de maximumtermijn van 1 jaar.
   § 3. De Minister of zijn gemachtigde stuurt een kopie van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat overeenkomstig het paragraaf 1 aan hem betekend werd, naar de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland, met het oog op de afgifte van het visum dat vereist is voor zijn binnenkomst met de vermelding "vrijwilliger".]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/109. [1 § 1. De onderdaan van een derde land vraagt de toekenning van een visum lang verblijf aan bij de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of plaats van oponthoud in het buitenland.
   De post geeft onverwijld een visum lang verblijf aan hem af, na voorlegging van zijn paspoort of de daarmee gelijkgestelde reistitel, overeenkomstig artikel 6, § 1, a), van de Schengengrenscode, en van het document overeenkomstig het model in bijlage 46, dat aan hem betekend werd.
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet, begeeft de onderdaan van een derde land aan wie overeenkomstig paragraaf 1, een visum lang verblijf werd afgegeven, zich binnen acht werkdagen na zijn binnenkomst naar het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor vrijwilliger.
   De in artikel 61/13/27, § 3, tweede lid van de wet, bedoelde persoon meldt zich aan bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, met het oog op zijn inschrijving in het vreemdelingenregister en de afgifte van zijn vergunning voor vrijwilliger met het in het artikel 105/108, § 1 bedoelde document.
   In afwachting van de uitvoering van de controle van de verblijfplaats en de afgifte van de vergunning voor een vrijwilliger, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde onmiddellijk een voorlopig verblijfsdocument overeenkomstig het model in bijlage 49, af aan de betrokkene.
   Het document is vijfenveertig dagen geldig en kan iedere keer met dezelfde duur verlengd worden, totdat de vergunning wordt afgegeven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/110. [1 De beslissing tot weigering van verblijf wordt door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 48 aan de onderdaan van een derde land betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  Art. 105/111. [1 De beslissing die een einde maakt aan het verblijf wordt betekend door middel van een document overeenkomstig het model in bijlage 52.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 28, 078; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
  

  HOOFDSTUK VI. - Grensarbeiders.

  Art. 106. (§ 1.) Onder grensarbeider verstaat men de arbeider die in België in loondienst werkzaam is, doch die zijn verblijfplaats heeft op het grondgebied van een aangrenzend land en daarheen in principe dagelijks of tenminste eenmaal per week terugkeert. <KB 2002-07-11/51, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2002>
  (§ 2. Onder een Zwitserse grensarbeider verstaat men de Zwitserse onderdaan wiens woonplaats is gelegen in Zwitserland, en die in loondienst werkzaam is of die als zelfstandige een economisch activiteit uitoefent op het grondgebied van België, waarbij de betrokkene in beginsel iedere dag naar zijn of haar woning terugkeert, of ten minste eenmaal per week.) <KB 2002-07-11/51, art. 8, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2002>

  Art. 107.[1 De grensarbeider die een burger van de Europese Unie of onderdaan van de Zwitserse Bondsstaat is, mag het Rijk binnenkomen om er arbeid te verrichten, op vertoon van een der in artikel 41 van de wet vermelde documenten.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 30, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 108.De grensarbeider die geen onderdaan is van een [1 lidstaat van de Europese Unie]1 mag het Rijk binnenkomen om er arbeid te verrichten op vertoon van zijn geldige verblijfsvergunning van het aangrenzend land en van een geldig reisdocument, zo nodig voorzien van een visum geldig voor meerdere reizen.
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 31, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. 109. De grensarbeider moet zich bij eerste aankomst melden bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij werkzaam is.
  Bij zijn melding geeft dat bestuur, na inzage van de documenten die voor zijn binnenkomst vereist zijn, hem een document overeenkomstig het model van bijlage 15, af.

  Art. 110. De grensarbeider moet zich bij definitief vertrek melden bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij werkzaam is en, op dat ogenblik, het Belgisch document waarvan hij houder is teruggeven.

  HOOFDSTUK VII- Vreemdelingen die het slachtoffer zijn van het misdrijf mensenhandel in de zin van artikel 433quinquies van het Strafwetboek, of die het slachtoffer zijn van het misdrijf mensensmokkel in de zin van artikel 77bis in de omstandigheden bedoeld in artikel 77quater, 1°, uitsluitend voor wat de niet-begeleide minderjarigen betreft, tot en met 5°, van de wet en die met de autoriteiten samenwerken <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 65; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 110bis. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 66; Inwerkingtreding : 01-06-2007> § 1. Elke aanvraag voor het verkrijgen van het document voor de in artikelen 61/2 tot 61/4 van de wet bedoelde vreemdeling moet door een in het onthaal van de slachtoffers gespecialiseerd centrum, dat door de bevoegde overheden wordt erkend, naar de minister of zijn gemachtigde worden gestuurd.
  § 2. Indien de in artikel 61/2, § 1, van de wet bedoelde vreemdeling niet over een verblijfstitel beschikt, geeft de minister of zijn gemachtigde de instructie [2 een attest]2 te betekenen. Het gemeentebestuur betekent deze beslissing door middel van de overhandiging van het document overeenkomstig het model in [2 bijlage 15]2.
  Indien de in het vorig lid bedoelde vreemdeling een niet-begeleide minderjarige is, zoals gedefinieerd in artikel 61/2, § 2, tweede lid, van de wet, geeft de minister of zijn gemachtigde aan het gemeentebestuur de instructie om een verblijfsdocument met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden, overeenkomstig het model in bijlage 4, te overhandigen. [1 Bij die gelegenheid schrijft de burgemeester of diens gemachtigde de vreemdeling in het vreemdelingenregister in.]1
  § 3. De minister of zijn gemachtigde geeft aan het gemeentebestuur de instructie om aan de in artikel 61/2, § 2, derde lid, of artikel 61/3, § 1, van de wet bedoelde vreemdeling een verblijfsdocument met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden, overeenkomstig het model in bijlage 4, te overhandigen. [1 Bij die gelegenheid schrijft de burgemeester of diens gemachtigde de vreemdeling in het vreemdelingenregister in.]1
  De in het vorig lid bedoelde vreemdeling moet zijn identiteitsdocument zo snel mogelijk, en ten laatste tijdens het onderzoek van de aanvraag voor een machtiging tot verblijf voor onbepaalde duur, overleggen, om zijn identiteit aan te tonen. Indien hij dit document niet kan overleggen moet de vreemdeling meedelen welke stappen hij ondernomen heeft om zijn identiteit te bewijzen, overeenkomstig artikel 61/3, § 4, van de wet.
  Overeenkomstig artikel 61/3, § 2, tweede lid, van de wet kan de minister of zijn gemachtigde aan het gemeentebestuur de instructie geven om de bijlage 4 voor één enkele nieuwe periode van maximaal drie maanden te verlengen.
  § 4. De minister of zijn gemachtigde geeft aan het gemeentebestuur de instructie om aan de in artikel 61/4, § 1, bedoelde vreemdeling [3 een verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]3 met een geldigheidsduur van zes maanden te overhandigen. Deze verblijfstitel kan worden (...) vernieuwd indien de Procureur des Konings of de arbeidsauditeur bevestigt dat de vreemdeling nog steeds aan de in artikel 61/4, § 1, van de wet bepaalde voorwaarden voldoet. <KB 2007-04-27/56, art. 67, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  § 5. De minister of zijn gemachtigde geeft aan het gemeentebestuur de instructie om [3 een verblijfstitel ter staving van een verblijf van onbeperkte duur die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld,]3 toe te kennen indien de vreemdeling aan de in artikel 61/5 van de wet vermelde voorwaarden voldoet en indien hij zijn identiteitsdocument heeft voorgelegd, tenzij hij de onmogelijkheid om dit document in België te verwerven op geldige wijze aantoont.
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 32, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2017-03-30/06, art. 1, 065; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 34, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. 110ter. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 68; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Indien de vreemdeling zich in de in artikel 61/2, § 3, artikel 61/3, § 3, of in artikel 61/4, § 2, van de wet bepaalde omstandigheden bevindt, kan de minister of zijn gemachtigde op elk moment een einde maken aan de in artikel 61/2, § 2, van de wet voorziene termijn of een einde maken aan de tijdelijke machtiging tot verblijf. Er wordt overgegaan tot het intrekken van het document en een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van bijlage 13 wordt betekend.

  Hoofdstuk VIII. - Gerechtigden van de status van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie, op grond van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. <Ingevoegd bij KB 2008-07-22/33, art. 21; Inwerkingtreding : 08-09-2008>

  Art. 110quater.<Ingevoegd bij KB 2008-07-22/33, art. 22; Inwerkingtreding : 08-09-2008> § 1. Indien de vreemdeling die verklaart zich te bevinden in een van de gevallen bepaald in artikel 61/7, § 1, van de wet zijn aanvraag indient bij de bevoegde diplomatieke of consulaire post, overeenkomstig artikel 61/7, § 2, van de wet, wordt hij in het bezit gesteld van een document dat aantoont dat zijn aanvraag werd ingediend en de datum van de aanvraag vermeldt.
  § 2. Indien de beslissing gunstig is of indien geen enkele beslissing aan de diplomatieke of consulaire post wordt meegedeeld binnen een termijn van vier maanden vanaf de datum van de afgifte van het document dat aantoont dat zijn aanvraag werd ingediend, en indien de documenten bedoeld in artikel 61/7, § 1, van de wet werden voorgelegd, wordt de vreemdeling bedoeld in § 1 gemachtigd tot het verblijf.
  § 3. Indien de minister of zijn gemachtigde beslist de termijn van vier maanden voorgeschreven in § 2 te verlengen met een periode van drie maanden, overhandigt de diplomatieke of consulaire post de vreemdeling een kopie van deze beslissing.
  Indien de beslissing gunstig is of indien geen enkele beslissing aan de diplomatieke of consulaire post wordt meegedeeld binnen deze periode van drie maanden en de documenten bedoeld in artikel 61/7, § 1, van de wet werden voorgelegd, wordt de vreemdeling bedoeld in § 1 gemachtigd tot het verblijf.
  [1 § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de verblijfsaanvraag bedoeld in artikel 61/25-1, van de wet door de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 61/7, van de wet.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-11-12/09, art. 15, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. 110quinquies. [1 § 1. Indien de vreemdeling bedoeld in artikel 61/7 van de wet zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden indient bij de burgemeester van zijn verblijfplaats of bij zijn gemachtigde, moet die overgaan tot een verblijfsonderzoek om zich ervan te vergewissen dat de vreemdeling effectief op het grondgebied van zijn gemeente verblijft.
   Indien de in het eerste lid bedoelde vreemdeling niet effectief op het grondgebied van de gemeente verblijft of indien hij niet in het bezit is van een geldig nationaal paspoort, weigert de burgemeester of zijn gemachtigde om zijn aanvraag voor een machtiging tot verblijf in overweging te nemen, door middel van het document overeenkomstig [2 bijlage 45]2.
   Indien de in het eerste lid bedoelde vreemdeling effectief op het grondgebied van de gemeente verblijft en hij in het bezit is van een geldig nationaal paspoort, geeft de burgemeester of zijn gemachtigde een ontvangstbewijs van zijn aanvraag, overeenkomstig het model van bijlage 41bis, en een attest van immatriculatie - model A, overeenkomstig het model van bijlage 4, dat vier maanden geldig is, aan hem af.
   De burgemeester of zijn gemachtigde maakt onverwijld een kopie van de aanvraag voor een machtiging tot verblijf en een kopie van het ontvangstbewijs over aan de minister of zijn gemachtigde.
   § 2. Indien de minister of zijn gemachtigde, overeenkomstig artikel 61/7, § 3, tweede lid, van de wet, de termijn van vier maanden verlengt, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde de beslissing aan de vreemdeling en verlengt hij het attest van immatriculatie voor een duur van drie maanden.
   § 3. Indien de minister of zijn gemachtigde de vreemdeling tot het verblijf machtigt of indien geen enkele beslissing aan de burgemeester of zijn gemachtigde wordt meegedeeld binnen de vier maanden, eventueel verlengd overeenkomstig artikel 61/7, § 3, tweede lid, van de wet, na de afgifte van het ontvangstbewijs, en voor zover de documenten bedoeld in artikel 61/7, § 1, van de wet, voorgelegd werden, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een [4 verblijfstitel die overeenkomstig het model in bijlage 6 is opgesteld]4.
   § 4. Indien de minister of zijn gemachtigde de vreemdeling niet tot het verblijf machtigt, betekent de burgemeester of zijn gemachtigde de beslissing door middel van het document overeenkomstig het model van [2 bijlage 44]2. Het attest van immatriculatie wordt ingetrokken.
   § 5. Indien de vreemdeling na afloop van de termijn van vier maanden, eventueel verlengd overeenkomstig artikel 61/7, § 3, tweede lid, van de wet, na de afgifte van het ontvangstbewijs de documenten bedoeld in artikel 61/7, § 1, van de wet, niet heeft voorgelegd weigert de burgemeester of zijn gemachtigde de aanvraag voor een machtiging tot verblijf door middel van het document overeenkomstig het model van [2 bijlage 44]2. Het attest van immatriculatie wordt ingetrokken.]1
  [3 § 6. Dit artikel is niet van toepassing op de verblijfsaanvraag bedoeld in de artikelen 61/25-1 en 61/25-6, § 5, van de wet, die door door de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 61/7, van de wet ingediend wordt.]3
  ----------
  (1)<KB 2015-02-13/06, art. 33, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (2)<KB 2015-04-20/01, art. 1, 057; Inwerkingtreding : 24-04-2015>
  (3)<KB 2018-11-12/09, art. 16, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>
  (4)<KB 2020-06-12/19, art. 35, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Hoofdstuk IX. [1 Bepalingen inzake het verblijf van toepassing op de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110sexies. [1 De aanvraag voor een machtiging tot verblijf wordt, overeenkomstig artikel 61/15, tweede lid, ingediend en moet de volgende gegevens bevatten :
   1° de naam, de voornaam, het telefoonnummer of het GSM-nummer, het faxnummer of e-mail en de gekozen woonplaats van de voogd;
   2° de naam, de voornaam, de geboorteplaats en de geboortedatum, de nationaliteit, eventueel het dossiernummer van DVZ, de woonstkeuze van de N.B.M.V. en het adres van de " N.B.M.V. ";
   3° een kopie van het nationaal paspoort of een gelijkgestelde reistitel. Indien de " N.B.M.V. " niet in het bezit is van een paspoort,verbindt de voogd zich ertoe om de vereiste stappen te ondernemen om de afgifte van dit document te verkrijgen;
   4° elk bewijskrachtig document dat de waarachtigheid van de elementen waarnaar in de aanvraag verwezen wordt, aantoont;
   5° het adres waarnaar de Minister of diens gemachtigde de oproep voor het verhoor moet sturen.
   6° de vraag om bijstand van een tolk en de vermelding van de taal;
   7° de stappen welke de voogd ondernam bij de familieleden en de kennissen in het land van oorsprong of in het gastland en de bekomen resultaten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110septies. [1 De verhoren vinden plaats op de dag die in de oproep vermeld wordt. Indien de voogd zich op de dag van het verhoor niet samen met zijn pupil kan aanbieden brengt hij de Minister of diens gemachtigde hiervan schriftelijk op de hoogte en preciseert hij de reden.
   In dit geval legt de Minister of diens gemachtigde, in overleg met de voogd, een nieuwe datum vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110octies. [1 De ambtenaar die het verhoor afneemt, legt zijn rol en, in voorkomend geval, die van de tolk uit aan de N.B.M.V. Hij legt uit hoe het verhoor zal verlopen en herinnert eraan dat het doel van het verhoor is de duurzame oplossing te bepalen inzake het verblijf.
   Het verhoor vindt plaats in omstandigheden die de vertrouwelijkheid garanderen.
   De ambtenaar maakt een kopie van alle originelen van de nationale en internationale documenten die de identiteit of de nationaliteit vaststellen, alsook van alle andere documenten. Na afloop van het verhoor worden de documenten teruggegeven aan de voogd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110novies. [1 § 1. Het verhoor van de N.B.M.V. vindt in de lokalen van de Minister of diens gemachtigde plaats, in aanwezigheid van de voogd en,in voorkomend geval, van een tolk. Indien de voogd dit vraagt, kan de advocaat aanwezig zijn.
   Het verslag van het verhoor bevat de persoonlijke gegevens van de N.B.M.V., die van zijn ouders,van zijn familieleden en van zijn kennissen, inlichtingen over zijn geschiedenis en de reden van zijn reis.
   § 2. Het verslag van het verhoor is een getrouwe weergave van de vragen die aan de N.B.M.V. en zijn voogd gesteld werden en van de antwoorden. De toevoegingen en de opmerkingen die tijdens het verhoor geformuleerd werden worden eveneens vermeld.
   Indien de met het verhoor belaste ambtenaar eventuele tegenstrijdigheden vaststelt tussen deze verklaringen en de elementen die doorgegeven werden bij de indiening van de aanvraag voor een machtiging tot verblijf brengt hij de N.B.M.V. en de voogd hiervan op de hoogte en neemt hij akte van hun antwoorden.
   Het verslag van het verhoor wordt herlezen, in voorkomend geval met de hulp van een tolk, en indien nodig aangepast.
   Het verslag van het verhoor wordt gedateerd, ondertekend door de ambtenaar die belast is met het verhoor, door de voogd, en, in voorkomend geval, door de aanwezige tolk.
   Indien de voogd weigert om het verslag van het verhoor te ondertekenen, worden de redenen van deze weigering op dit verslag gepreciseerd.
   Op het einde van het verhoor wordt een kopie van het verslag van het verhoor aan de voogd overhandigd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110decies. [1 De stappen ondernomen om de identiteit van de N.B.M.V. aan te tonen, dienen bewezen te worden aan de hand van officiële documenten afkomstig van de bevoegde buitenlandse overheden van het land van oorsprong of het land waar hij verblijft of het transitland.
   Deze officiële documenten moeten het mogelijk maken om vast te stellen dat er een fysieke band bestaat tussen de houder en de N.B.M.V., en ze mogen niet opgesteld zijn op basis van eenvoudige verklaringen van de N.B.M.V.
   De onmogelijkheid om een officiële document te bekomen die de identiteit bewijst, wordt geval per geval beoordeeld door de minister of diens gemachtigde, op basis van bewijselementen die voldoende ernstig, objectief en overeenstemmend zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>

  Art. 110undecies. [1 Het verblijfsdocument afgeleverd overeenkomstig artikel 61/18, tweede lid, van de wet, is een attest van immatriculatie conform het model van bijlage 4. [2 Op het moment van de afgifte van dit verblijfsdocument schrijft de burgemeester of zijn gemachtigde de vreemdeling in het vreemdelingenregister in.]2
   Het bevel tot terugleiding bedoeld in artikel 61/18, eerste lid, is conform het model van bijlage 38.
   Het verblijfstitel bedoeld in artikel 61/20, is [3 opgesteld overeenkomstig]3 het model van bijlage 6.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-11-07/15, art. 1, 039; Inwerkingtreding : 08-12-2011>
  (2)<KB 2015-02-13/06, art. 34, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  (3)<KB 2020-06-12/19, art. 36, 072; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Hoofdstuk X. [1 Bepalingen van toepassing op de terugkeer van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-19/04, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>

  Art. 110duodecies. [1 Aan de onderdaan van een derde land die zich bevindt in de situatie die bedoeld wordt in artikel 7 of artikel 74/14, van de wet, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van de bijlage 13, betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-19/04, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>

  Art. 110terdecies.[1 Aan de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 74/11 van de wet, wordt een inreisverbod overeenkomstig het model van bijlage 13sexies betekend.
   Aan de onderdaan van een derde land die zich bevindt in de situatie zoals bedoeld in de artikelen 7 of 27 en 74/14, § 3, van de wet, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten met een beslissing tot vasthouding met het oog op zijn verwijdering, overeenkomstig het model van bijlage 13septies, betekend.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. 110quaterdecies. [1 § 1. De preventieve maatregelen die door de Minister of zijn gemachtigde kunnen worden genomen ten aanzien van de onderdaan van een derde land overeenkomstig artikel 74/14, § 2, van de wet om het risico op onderduiken tijdens de termijn die voor het vrijwillig vertrek is toegekend, te vermijden, zijn :
   1° zich aanmelden als de burgemeester of zijn gemachtigde of de agent of ambtenaar van Dienst Vreemdelingenzaken dit vraagt. De regelmaat waarmee de onderdaan van een derde land zich moet aanmelden wordt in het verzoek vermeldt;
   2° het storten van een gepaste financiële waarborg bij de Deposito- en Consignatiekas. Het bedrag van de waarborg wordt door de Minister of zijn gemachtigde vastgelegd op basis van de dagelijkse kostprijs van een verblijf in een gesloten centrum, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 14 januari 1993 tot bepaling van de nadere regels voor de terugbetaling van de kosten van huisvesting, verblijf en gezondheidszorgen bedoeld in artikel 74/4, §§ 3 en 4, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gelinkt aan een bepaalde duur, zonder dat dit bedrag de kosten van een verblijf van 30 dagen mag te boven gaan.
   De onderdaan van een derde land stort dit bedrag ten laatste de dag na de betekening van de beslissing tot verwijdering op de rekening bij de Deposito- en Consignatiekas, ongeacht het feit of een beroep tegen deze beslissing wordt ingesteld of niet, en levert daarvan het bewijs aan de minister of zijn gemachtigde.
   De onderdaan van een derde land stuurt het bewijs dat hij het Belgische grondgebied heeft verlaten aan de minister of diens gemachtigde, en deelt de minister of zijn gemachtigde een rekeningnummer mee waarop de Deposito- en Consignatiekas het bedrag van de waarborg zal terugstorten.
   Indien de toegekende termijn voor het vrijwillig vertrek van de onderdaan van een derde land, verstreken is, en deze laatste geen gevolg heeft gegeven aan het bevel om het grondgebied te verlaten, komt de gestorte som toe aan de Belgische Staat, tenzij een beroep binnen de door de wet vastgestelde termijnen tegen de beslissing van verwijdering werd ingediend;
   3° het overhandigen van een kopie van de documenten die toelaten om de identiteit vast te stellen.
   § 2. De preventieve maatregelen worden vermeld in het bevel om het grondgebied te verlaten en indien het de maatregel onder § 1, 1° betreft, de regelmatigheid waarmee ze wordt toegepast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-19/04, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>

  HOOFDSTUK XI.
  <Opgeheven bij KB 2019-06-06/25, art. 12, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 110quinquiesdecies.
  <Opgeheven bij KB 2019-06-06/25, art. 12, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. 110sexiesdecies.
  <Opgeheven bij KB 2019-06-06/25, art. 12, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  TITEL III. - Rechtsmiddelen.

  HOOFDSTUK I. - (Beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen) <KB 2007-04-27/56, art. 69, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 111.<KB 2007-04-27/56, art. 70, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007> Indien bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een beroep met volle rechtsmacht wordt ingediend overeenkomstig de gewone procedure, of indien bij deze Raad een annulatieberoep wordt ingediend tegen een beslissing vermeld in artikel 39/79, § 1, tweede lid, van de wet [2 of een beslissing waarop artikel 18, paragraaf 3, en artikel 20, paragraaf 1, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn]2, geeft het gemeentebestuur, op onderrichting van de minister of zijn gemachtigde, aan de betrokken vreemdeling een document af overeenkomstig het model van bijlage 35 indien dit beroep gericht is tegen een beslissing die verwijdering uit het Rijk meebrengt.
  [1 Dit document is drie maanden geldig vanaf de datum van afgifte en wordt daarna van maand tot maand verlengd tot over het in het vorige lid bedoelde beroep is beslist.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-08-17/03, art. 13, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<KB 2020-12-24/09, art. 4, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. 112. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 71, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 113. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 71, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  HOOFDSTUK Ibis. - Dringend beroep bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 113bis. (Opgeheven) <KB 2003-07-11/05, art. 36, 026; Inwerkingtreding : 06-02-2004>

  Art. 113ter. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 113quater. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  HOOFDSTUK II. - Verzoek tot opheffing van bepaalde veiligheidsmaatregelen.

  Art. 114. Het verzoek tot opheffing van een veiligheidsmaatregel, andere dan de vrijheidsberoving, zet de argumenten uiteen die de vreemdeling aanvoert.
  Het wordt door de vreemdeling of door zijn raadsman, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de (Minister). <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  HOOFDSTUK III. - Beroep bij de rechterlijke macht. <Ingevoegd bij KB 28-01-1988, art. 19>

  Art. 114bis. (Opgeheven) <KB 1993-05-19/32, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993>

  TITEL IV. - Opheffings- en slotbepalingen.

  Art. 115. Onder werkdag verstaat men al de dagen van de kalender met uitsluiting van de zaterdagen, zondagen en feestdagen.

  Art. 116. Iedere afgenomen vergunning of ieder afgenomen document wordt onmiddellijk vervangen door een attest overeenkomstig het model van bijlage 37.
  (Het vorige lid is niet van toepassing in het geval voorzien in artikel 35, eerste lid, of indien een beslissing tot terugdrijving wordt betekend.) <KB 2007-04-27/56, art. 73, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. 117. De (Minister) of zijn gemachtigde bepaalt, in elk geval, overeenkomstig de artikelen 7 en 25 van de wet, de termijn die aan een vreemdeling wordt toegestaan om het grondgebied van het Rijk te verlaten. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. 118. Behoudens bijzondere beslissing van de (Minister) of zijn gemachtigde, mag geen bevel om het grondgebied te verlaten worden afgegeven aan een vreemdeling die minder dan achttien jaar oud is of die volgens zijn personeel statuut minderjarig is. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  Dat bevel om het grondgebied te verlaten wordt vervangen door een bevel tot terugbrenging overeenkomstig het model van bijlage 38.

  Art. 119.Telkens wanneer het gemeentebestuur zich in de onmogelijkheid bevindt om onmiddellijk over te gaan hetzij tot inschrijving van de vreemdeling die zich aanmeldt, hetzij tot afgifte van de verblijfs- of vestigingsvergunning of van om het even welk verblijfsdocument, dient het een document overeenkomstig het model van bijlage 15, af te geven [1 , voor zover de vreemdeling in de registers mag worden ingeschreven of het recht heeft om een dergelijke verblijfs- of vestigingstitel of verblijfs-of vestigingsvergunning te bekomen]1.
  Dit document levert het bewijs dat de vreemdeling zich bij het gemeentebestuur heeft aangemeld en dekt voorlopig zijn verblijf; de geldigheidsduur ervan mag de (vijfenveertig dagen) niet overschrijden. <KB 2007-04-27/56, art. 74, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Deze bepaling is niet van toepassing op burgers van de Unie in het kader van titel II, hoofdstuk I [1 , evenals de onderdanen van een derde land bedoeld in artikel 105/3, §§ 4 en 5]1.) <KB 2008-05-07/33, art. 17, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  ----------
  (1)<KB 2018-11-12/09, art. 17, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. 120. De (Minister) verzorgt de vertaling van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen in het Duits, het Engels en het Italiaans. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>
  De tekst van die vertalingen wordt in zijn geheel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De Duitse vertaling wordt bovendien bekendgemaakt in het " Memorial des Rates der deutschen Kulturgemeinschaft ".

  Art. 121. Het koninklijk besluit van 21 december 1965 betreffende de voorwaarden waaronder vreemdelingen België mogen binnenkomen, er verblijven en er zich vestigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 mei 1968, 11 juli 1969, 27 juli 1972 en 14 januari 1975, wordt opgeheven.

  Art. 122. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

  Art. 123. Onze (Minister) is belast met de uitvoering van dit besluit. <KB 1996-11-22/31, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  BIJLAGEN.

  Art. N1.
  <Opgeheven bij KB 2015-02-13/06, art. 35, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N1bis.
  <Opgeheven bij KB 2015-02-13/06, art. 36, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N2.
  <Opgeheven bij KB 2015-02-13/06, art. 37, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N3.[1 Bijlage 3. - AANKOMSTVERKLARING.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-08-2019, p. 80448)
  ----------
  (1)<KB 2019-06-06/25, art. 13, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. N3bis.[1 Bijlage 3BIS. - Verbintenis tot tenlasteneming.]1
   (Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-09-2012, p. 57990-57993)
  
  GEWIJZIGD BIJ :
  <KB 2015-12-02/13, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 07-01-2016>
  ----------
  (1)<KB 2012-07-16/10, art. 2, 045; Inwerkingtreding : 29-09-2012>

  Art. N3ter.[1 Bijlage 3ter. - MELDING VAN AANWEZIGHEID.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-12-2018, p. 102105)
  ----------
  (1)<KB 2018-11-12/09, art. 19, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. N4.[1 Bijlage 4. - ATTEST VAN IMMATRICULATIE (MODEL A).]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-12-2018, p. 102106)
  ----------
  (1)<KB 2018-11-12/09, art. 20, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. N5. Bijlage 5. - ATTEST VAN IMMATRICULATIE (MODEL B).
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 50>

  Art. N6.[1 Bijlage 6.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 4, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N6bis.[1 Bijlage 6bis. - Europese blauwe kaart]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 5, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N7.[1 Bijlage 7.- VESTIGINGSVERGUNNING.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 6, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N7bis.[1 Bijlage 7bis.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 7, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N8.[1 Bijlage 8.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 07-12-2023, p. 115504)
  ----------
  (1)<KB 2023-10-27/20, art. 6, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. N8bis.[1 Bijlage 8bis.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 07-12-2023, p. 115504)
  ----------
  (1)<KB 2023-10-27/20, art. 7, 079; Inwerkingtreding : 15-01-2023>

  Art. N8ter.
  [1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-06-2020, p. 47629) ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 42, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. N8quater.
  [1 (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-06-2020, p. 47629) ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-12/19, art. 43, 072; Inwerkingtreding : 10-05-2021>

  Art. N9.[1 Bijlage 9. - VERBLIJFSKAART VAN EEN FAMILIELID VAN EEN BURGER VAN DE UNIE.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 8, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N9bis.[1 Bijlage 9bis. - DUURZAME VERBLIJFSKAART VAN EEN FAMILIELID VAN EEN BURGER VAN DE UNIE.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 9, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N10. Bijlage 10. - BIJZONDER DOORLAATBEWIJS.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 68>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 2°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>

  Art. N10bis. Bijlage 10BIS. - Doorlaatbewijs. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 40; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 211-212).
  Gewijzigd bij :
  <KB 2005-04-11/36, art. 1, Inwerkingtreding : 19-05-2005; B.S. 19-05-2005, p. 23469>

  Art. N10ter. <Ingevoegd bij KB 1998-01-07/65, art. 1, Inwerkingtreding : 01-09-1997; niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 07-03-1998, p. 6219-6227>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>

  Art. N10quater. <Ingevoegd bij KB 2008-05-07/33, art. 23; Inwerkingtreding : 01-06-2008> Bijlage 10quater. - BIJZONDER DOORLAATBEWIJS.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 13-05-2008, p. 25109.)

  Art. N11.Bijlage 11. - (TERUGDRIJVING.) <KB 2008-05-07/33, art. 24; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 70> <gewijzigd bij art. 3 van het KB 1992-07-13/32; Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 1996-11-22/31, art. 15, Inwerkingtreding : 16-12-1996; B.St. 06-12-1996, p. 30635>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2004-12-09/65, art. 1, Inwerkingtreding : 14-03-2005; zie B.St. 14-03-2005, p. 10584-10585>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 3°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2008-05-07/33, art. 24; Inwerkingtreding : 01-06-2008; zie B.St. 13-05-2008, p. 25110-25111>
  <KB 2012-06-19/04, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>
  <KB 2013-08-17/03, art. 14, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015> Art. N11bis.Bijlage 11BIS. <Ingevoegd bij KB 1993-05-19/32, art. 22; Inwerkingtreding : 31-05-1993> - BESLISSING TOT BINNENKOMSTWEIGERING MET TERUGDRIJVING EN AKTE VAN KENNISGEVING>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-1993, p. 12003-12004> <Err. B.S. 10-08-1993>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 4°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2007-04-27/56, art. 79; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27265-66>
  <KB 2013-08-17/03, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N11ter.Bijlage 11ter. - BESLISSING TOT BINNENKOMSTWEIGERING MET TERUGDRIJVING-ASIELZOEKER EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27269-70>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2013-08-17/03, art. 16, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N12.Bijlage 12. - MODEL A. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 72> <Err B.St. 28-10-1981>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-07-13/32, art. 3, Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1992-12-22/36, art. 17, Inwerkingtreding : 30-06-1992; B.St. 22-01-1993, p. 1056>
  <KB 1996-11-22/31, art. 15, Inwerkingtreding : 16-12-1996; B.St. 06-12-1996, p. 30637>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 5°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2008-07-22/33, art. 25; Inwerkingtreding : 08-09-2008: B.S. 29-08-2008, p. 45158>
  <KB 2011-12-19/06, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>

  Art. N13.Bijlage 13. - MODEL B. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 74>
  Gewijzigd bij:
  <KB 1992-07-13/32, art.3, Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1996-11-22/31, art. 15, Inwerkingtreding : 16-12-1996; B.St. 06-12-1996, p. 30639>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 6°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2008-07-22/33, art. 26; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45159>
  <KB 2011-12-19/06, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  <KB 2012-06-19/04, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>
  <KB 2013-08-17/03, art. 17, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N13bis.Bijlage 13BIS. <KB 1993-05-19/32, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993> - BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-1993, p. 12007-12008> <Err. B.S. 10-08-1993>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 7°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2007-04-27/56, art. 80; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27273-74>
  <KB 2008-07-22/33, art. 27; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  <KB 2011-12-19/06, art. 2, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  <KB 2013-08-17/03, art. 18, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N13ter. Bijlage 13TER. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 81, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N13quater.
  <Opgeheven bij KB 2013-08-17/03, art. 19, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N13quinquies.Bijlage 13quinquies. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN-ASIELZOEKER EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27281-82>
  <Gewijzigd bij :>
  <KB 2008-07-22/33, art. 28; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45160-45161>
  <KB 2011-12-19/06, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  <KB 2013-08-17/03, art. 20, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N13sexies.[1 Bijlage 13sexies. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN MET INREISVERBOD
   (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 02-07-2012, p. 36189-36192)]1
  
  Gewijzigd bij :
  <KB 2013-08-17/03, art. 21, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-19/04, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>

  Art. N13septies.[1 Bijlage 13septies. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN MET INREISVERBOD EN VASTHOUDING MET HET OOG OP VERWIJDERING
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 02-07-2012, p. 36193-36196)]1
  
  Gewijzigd door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-19/04, art. 4, 042; Inwerkingtreding : 02-07-2012>

  Art. N14. Bijlage 14. - BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 77-78>
  
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-07-13/32, art. 3; Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 10°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  <KB 2008-07-22/33, art. 29; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45162-45163>
  <KB 2011-09-21/03, art. 21, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2011-12-19/06, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>

  Art. N14bis. Bijlage 14BIS. - Beslissing waarbij een einde gesteld wordt aan het verblijf van de EG-student/van een lid van het gezin van de EG-student, met bevel om het grondgebied te verlaten. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 40; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 219-220.)
  Gewijzigd bij :
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 11°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45258>
  (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 25; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. N14ter. Bijlage 14ter. - BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27285-86>
  <Gewijzigd bij :>
  <KB 2008-07-22/33, art. 30; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  <KB 2011-09-21/03, art. 22, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2011-12-19/06, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>

  Art. N14quater.[1 Bijlage 14quater. - BESLISSING TOT INTREKKING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-10-2011, p. 62250-62251)]1
  
  Gewijzigd bij :
  <KB 2011-12-19/06, art. 4, 040; Inwerkingtreding : 19-12-2011>
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 23, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N15.[1 Bijlage 15. - ATTEST.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19346)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 29, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N15bis. Bijlage 15bis. - <Ingevoegd bij KB 16-08-1984, art. 8> ONTVANGSBEWIJS VAN EEN AANVRAAG VOOR TOELATING TOT VERBLIJF
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01/09/1984, p. 12116-12117>
  Vervangen door :
  <KB 1994-03-03/30, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-03-1994; zie B.St. 1994-03-08, blz. 5667>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 13°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 84; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27291>
  <KB 2011-09-21/03, art. 24, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2012-08-15/07, art. 19, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>

  Art. N15ter. Bijlage 15TER. - BESLISSING TOT NIET-INOVERWEGINGNAME VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN TOELAGING TOT VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING <Ingevoegd bij KB 1994-03-03/30, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-03-1994>
  <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-03-1994, p. 5669-5670>
  (Gewijzigd bij : )
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 14°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 85; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27293-94>
  <KB 2011-09-21/03, art. 25, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2012-08-15/07, art. 20, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>

  Art. N15quater.[1 Bijlage 15quater. - BESLISSING TOT ONONTVANKELIJKHEID VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN TOELATING TOT VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 10-10-2011, p. 62255-62256)]1
  Gewijzigd bij :
  <KB 2012-08-15/07, art. 21, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 26, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N15quinquies.[1 Bijlage 15quinquies. - ONTVANSTBEWIJS VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN TOELATING TOT VERBLIJF OF EEN TOELATING TOT VERBLIJF VAN MEER DAN DRIE MAANDEN]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19350)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 30, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N16.Bijlage 16. - (AANVRAAG OM MACHTIGING TOT VESTIGING). <KB 2007-04-27/56, art. 86, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 83-84>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 15°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 86; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27297-98>
  <KB 2008-07-22/33, art. 32; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45165>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 39, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14436-14437>

  Art. N16bis.Bijlage 16bis. - ONTVANGSTBEWIJS. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27299>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2008-07-22/33, art. 33; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45166>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 40, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14438-14439>

  Art. N16ter.Bijlage 16ter. - BESLISSING TOT NIET-INOVERWEGINGNAME EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27301-02>
  <Gewijzigd bij :
  <KB 2008-07-22/33, art. 34; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45167-45168>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 41, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14440-14441>

  Art. N17.Bijlage 17. - VERWERPING VAN EEN AANVRAAG OM MACHTIGING TOT VESTIGING EN AKTE VAN KENNISGEVING.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 87-88>
  Gewijzigd bij :
  <KB 16-08-1984, art. 7; Inwerkingtreding : 01-09-1984; B.St. 01-09-1984, p. 12115>
  <KB 1992-07-13/32, art. 3; Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 16°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 87; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27305-06>
  <KB 2008-07-22/33, art. 35; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45169-45170>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 42, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14442-14443>

  Art. N18.[1 Bijlage 18. - ATTEST VAN VERTREK.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 10, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N19.[2 Bijlage 19. - [1 AANVRAAG VAN EEN VERKLARING VAN INSCHRIJVING oF VAN EEN IDENTITEITSKAART VOOR VREEMDELINGEN IN DE HOEDANIGHEID VAN ZWITSERSE ONDERDAAN]1]2 <KB 2008-05-07/33, art. 27; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31/08/2012, p. 53595>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-12-22/36, art. 18, Inwerkingtreding : 30-06-1992; B.S. 22-01-1993, p. 1059-1060>
  <KB 1998-06-12/39, art. 16; Inwerkingtreding : 31-08-1998; B.S. 21-08-1998, p. 26864-2685>
  <KB 2002-07-11/51, art. 10; Inwerkingtreding : 01-06-2002; B.S. 09-08-2002, p. 34589-34608>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 17°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 27; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25113>
  <KB 2011-09-21/03, art. 28, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2013-08-17/03, art. 23, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 43, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14444-14445>
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 28, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  (2)<KB 2012-08-15/07, art. 23, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>

  Art. N19bis. Bijlage 19bis. - <Ingevoegd bij KB 07-11-1988, art. 2> WERKGEVERSATTEST.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29/11/1988, p. 16473>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>

  Art. N19ter.Bijlage 19ter. - <Ingevoegd bij KB 1995-02-22/35, art. 3; Inwerkingtreding : 15-03-1995> [1 AANVRAAG VOOR EEN VERBLIJFSKAART VAN EEN FAMILIELID VAN EEN BURGER VAN DE EUROPESE UNIE OF VOOR EEN IDENTITEITSKAART VOOR VREEMDELINGEN, IN DE HOEDANIGHEID VAN FAMILIELID VAN EEN ZWITSERSE ONDERDAAN]1
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 15-03-1995, p. 5787>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2002-07-11/51, art. 11, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2002; B.S. 09-08-2002, p. 35589-34608>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 18°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 28; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25114>
  <KB 2011-09-21/03, art. 29, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 44, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14446-14447>
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 29, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N19quater. Bijlage 19quater. - <Ingevoegd bij KB 1998-06-12/39, art. 15; Inwerkingtreding : 31-08-1998> VOORLOPIGE SCHORSING VAN DE BESLISSING AANGAANDE DE AANVRAAG TOT VESTIGING.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-08-1998, p. 26868-26869>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2002-07-11/51, art. 12; Inwerkingtreding : 01-06-2002; B.S. 09-08-2002, p. 34589-34608>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 19°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  (opgeheven) <KB 2008-05-07/33, art. 29; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. N19quinquies. Bijlage 19quinquies. - <Ingevoegd bij KB 1998-06-12/39, art. 15; Inwerkingtreding : 31-08-1998> (BESLISSING TOT NIET-INOVERWEGINGNEMING EN AKTE VAN KENNISGEVING.) <KB 2008-05-07/33, art. 30; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21.08.1998, p. 26872-26873> (Gewijzigd bij : )
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2002-07-11/51, art. 13; Inwerkingtreding : 01-06-2002; B.S. 09-08-2002, p. 34589-34608>
  <KB 2004-04-25/59, art. 8; Inwerkingtreding : 01-05-2004; Opheffing : ten laatste op 1 mei 2009; B.S. 17-05-2004, p. 39031- 39032>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 20°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 30; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25115-25116>
  <KB 2011-09-21/03, art. 30, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N20.Bijlage 20. - BESLISSING TOT WEIGERING VAN VEBLIJF VAN MEER DAN DRIE MAANDEN MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31/08/2012, p. 53597>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-07-13/32, art. 3, Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1992-12-22/36, art. 18, Inwerkingtreding : 30-06-1992; B.S. 22-01-1993, p. 1063-1064>
  <KB 1998-06-12/39, art. 16; Inwerkingtreding : 31-08-1998; B.St. 21-08-1998, p. 26876-26877>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 21°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 31; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25117-25118>
  <KB 2011-09-21/03, art. 31, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  <KB 2012-08-15/07, art. 24, 044; Inwerkingtreding : 10-09-2012>
  <KB 2013-08-17/03, art. 24, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 45, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14448-14449>

  Art. N21.Bijlage 21. - [1 BESLISSING DIE EEN EINDE STELT AAN HET RECHT OP VERBLIJF VAN MEER DAN DRIE MAANDEN MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING]1
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 103-104> <gewijzigd bij art. 3 van het KB 1992-07-13/32; Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 22°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 32; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25119-25120>
  <KB 2011-09-21/03, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 46, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14450-14451>
  ----------
  (1)<KB 2011-09-21/03, art. 32, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N22.[1 Bijlage 22. - AANVRAAG OM DUURZAAM VERBLIJF.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2020, p. 98104)
  ----------
  (1)<KB 2020-12-24/09, art. 10, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. N22bis. Bijlage 22bis. - ATTEST. <Ingevoegd bij KB 2004-04-25/59, art. 9; Inwerkingtreding : 01-05-2004; Opheffing : ten laatste op 1 mei 2009>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 17-05-2004, p. 39037>
  <Gewijzigd bij :>
  <KB 2008-05-07/33, art. 34; Inwerkingtreding : 01-06-2008>

  Art. N23. Bijlage 23. - (BESLISSING TOT ONONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAAG OM DUURZAAM VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING.) <KB 2008-05-07/33, art. 35; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 27/10/1981, p. 109-110>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-07-13/32, art. 3, Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1992-12-22/36, art. 19, Inwerkingtreding : 30-06-1992; B.S. 22-01-1993, p. 1056>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 24°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 35, 033; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25122-25123>
  <KB 2013-07-17/09, art. 3, 050; Inwerkingtreding : 08-08-2013>

  Art. N24. Bijlage 24. - (BESLISSING TOT WEIGERING VAN HET DUURZAAM VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING.) <KB 2008-05-07/33, art. 36; Inwerkingtreding : 01-06-2008>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 113-114>
  <gewijzigd bij : >
  <KB 1992-07-13/32, art. 3; Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 25°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2008-05-07/33, art. 36; Inwerkingtreding : 01-06-2008; B.St. 13-05-2008, p. 25124-25125>

  Art. N25. Bijlage 25. - ATTEST. <KB 1993-05-19/32, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 31-05-1993> - ATTEST.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-1993, p. 12018>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1996-12-11/38, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997; B.St. 07-01-1997, p. 222>
  <KB 2005-01-17/37, art. 1; Inwerkingtreding : 22-02-2005 ; B.S. 22.02.2005, p. 6829-6841>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 26°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 88; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27309>
  <KB 2013-08-17/03, art. 25, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N25bis. Bijlage 25bis. - BESLISSING TOT WEIGERING VAN TOEGANG TOT HET GRONDGEBIED, MET TERUGDRIJVING EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 89, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N25ter. Bijlage 25ter. - VERWERPING VAN EEN DRINGEND VERZOEK TOT HERONDERZOEK EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 90, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N25quater.Bijlage 25QUATER. - (BESLISSING TOT WEIGERING VAN BINNENKOMST MET TERUGDRIJVING OF TERUGLEIDING TOT AAN DE GRENS EN AKTE VAN KENNISGEVING). <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 40; Inwerkingtreding : 17-01-1997> <KB 2007-04-27/56, art. 91, 030; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 225-226; Err. B.St. 14-02-1997).
  Gewijzigd bij :
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 29°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 91; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27311-12>
  <KB 2013-08-17/03, art. 26, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N25quinquies.[1 Bijlage 25quinquies. - ATTEST]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 07-05-2020, p. 33006)
  ----------
  (1)<KB 2020-03-23/23, art. 17, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. N26. Bijlage 26. - ATTEST.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 121>
  Gewijzigd bij :
  <KB 28-01-1988, art. 21; Inwerkingtreding : 01-02-1988; B.St. 30-01-1988, p. 1527>
  <KB 25-09-1991, art. 9; Inwerkingtreding : 03-10-1991; B.St. 03-10-1991, p. 21746>
  <KB 1996-12-11/38, art. 38, 019; Inwerkingtreding : 17-01-1997; B.St. 07-01-1997, p. 228>
  <KB 2005-01-17/37, art. 3; Inwerkingtreding : 22-02-2005 ; B.S. 22.02.2005, p. 6829-6841>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1; Inwerkingtreding : 25-10-2005 ; B.S. 25.10.2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 92; Inwerkingtreding : 01-06-2007; B.St. 21-05-2007, p. 27315>
  <KB 2013-08-17/03, art. 28, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N26bis. Bijlage 26bis. - BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 93, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N26ter. Bijlage 26ter. - VERWERPING VAN EEN DRINGEND VERZOEK TOT HERONDERZOEK EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 94, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N26quater.Bijlage 26QUATER. - Beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. <Ingevoegd bij KB 1996-12-11/38, art. 40; Inwerkingtreding : 17-01-1997>
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 231-232).
  Gewijzigd bij :
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-05-11/38, art. 2, Inwerkingtreding : 14-06-2005; zie B.S. 14-06-2005, p. 27181>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 33°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>
  <KB 2007-04-27/56, art. 95, Inwerkingtreding : 01-06-2007; zie B.St. 21-05-2007, p. 27317-18>
  <KB 2013-08-17/03, art. 29, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  <KB 2015-02-13/06, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N26quinquies.[1 Bijlage 26quinquies. - ATTEST]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 07-05-2020, p. 33008)
  ----------
  (1)<KB 2020-03-23/23, art. 18, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. N27. Bijlage 27. - MACHTIGING TOT TERUGKEER. <Err B.St. 28-10-1981>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 124>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 34°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>

  Art. N28. Bijlage 28. - DOORLAATBEWIJS. <Err B.St. 28-10-1981>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 126>
  Gewijzigd bij :
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 35°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45259>

  Art. N29.[1 Bijlage 29.- BESLISSING TOT ONONTVANKELIJKHEID]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19352)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 31, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N30. Bijlage 30. - CERTIFICAAT VAN GELIJKGESTELDE MET DE VLUCHTELING.
  (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. N31. Bijlage 31. - WEIGERING EEN VREEMDELING MET DE VLUCHTELING GELIJK TE STELLEN EN AKTE VAN KENNISGEVING.
  (Opgeheven) <KB 1996-11-22/31, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 16-12-1996>

  Art. N32.[1 Bijlage 32. - VERBINTENIS TOT TENLASTENEMING]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19355)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 32, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N32bis. [1 Bijlage 32bis. - VERBINTENIS TOT GARANTSTELLING]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19358)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 33, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>
  

  Art. N33.[1 Bijlage 33. - ATTEST]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2021, p. 107843)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. N33bis.[1 Bijlage 33bis. - BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-10-2021, p. 107846)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-13/01, art. 7, 074; Inwerkingtreding : 19-10-2021>

  Art. N33ter.[1 Bijlage 33ter]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19361)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 34, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N33quater.[1 Bijlage 33quater. - ATTEST TERUGKEER NA MOBILITEIT]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19364)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 35, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N34. Bijlage 34. - VERWERPING VAN EEN VERZOEK TOT HERZIENING EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 96, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N35.[1 Bijlage 35. - BIJZONDER VERBLIJFSDOCUMENT.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2020, p. 98108)
  ----------
  (1)<KB 2020-12-24/09, art. 13, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. N36. Bijlage 36. - VERWERPING VAN EEN VERZOEK TOT HERZIENING EN AKTE VAN KENNISGEVING. (Opgeheven) <KB 2007-04-27/56, art. 98, 031; Inwerkingtreding : 01-06-2007>

  Art. N37.[1 Bijlage 37.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 11, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N38.Bijlage 38. - BEVEL TOT TERUGBRENGING.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27/10/1981, p. 154><
  Gewijzigd bij :
  <KB 1992-07-13/32, art. 3, Inwerkingtreding : 15-07-1992; B.S. 15-07-1992, p. 16227>
  <KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000>
  <KB 2005-09-17/71, art. 1, 42°; Inwerkingtreding : 25-10-2005; B.St. 25-10-2005, p. 45260>
  <KB 2008-07-22/33, art. 37; Inwerkingtreding : 08-09-2008; B.S. 29-08-2008, p. 45173>
  
  Vervangen door :
  
  <KB 2015-02-13/06, art. 47, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14452-14454> Art. N39. Bijlage 39. - BESLISSING TOT HET VASTHOUDEN IN EEN WELBEPAALDE PLAATS EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 1993-05-19/32, art. 22; Inwerkingtreding : 31-05-1993>
  <bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-1993, p. 12029-12030> <Err. B.S. 10-08-1993>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1993-12-31/31, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994; B.St. 01-01-1994, p. 14>
  (KB 2000-07-09/30, art. 41, Inwerkingtreding : 01-08-2000)
  <KB 2005-05-11/38, art. 1, Inwerkingtreding : 14-06-2005; voir M.B. 14-06-2005, p. 27180>
  <KB 2007-04-27/56, art. 99, Inwerkingtreding : 01-06-2007; zie B.St. 21-05-2007, p. 27325-26>
  <KB 2008-07-22/33, art. 38; Inwerkingtreding : 08-09-2008>
  <KB 2013-08-17/03, art. 32, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N39bis. Bijlage 39bis. - BESLISSING TOT HET VASTHOUDEN IN EEN WELBEPAALDE PLAATS EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27329-30>
  
  Gewijzigd bij :
  <KB 2013-08-17/03, art. 33, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N39ter. Bijlage 39ter. - BESLISSING TOT HET VASTHOUDEN IN EEN WELBEPAALDE PLAATS EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27333-34>
  
  Gewijzigd bij :
  <KB 2013-08-17/03, art. 34, 051; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

  Art. N40. Bijlage 40. - BESLISSING TOT NIET-INOVERWEGINGNAME EN AKTE VAN KENNISGEVING. <Ingevoegd bij KB 2007-04-27/56, art. 100; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21-05-2007, p. 27337-38>

  Art. N41.[1 Bijlage 41. - Beslissing tot niet-inoverwegingname.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-08-2019, p. 80448)
  ----------
  (1)<KB 2019-06-06/25, art. 18, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. N41bis.[1 Bijlage 41bis. - BEWIJS VAN ONTVANGST VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN MACHTIGING TOT VERBLIJF]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-08-2019, p. 80448)
  ----------
  (1)<KB 2019-06-06/25, art. 19, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. N41ter.[1 Bijlage 41ter. - BESLISSING TOT NIET-INAANMERKINGNEMING VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN MACHTIGING TOT VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING
  
  (Formulier niet opgenomenom technische redenen, zie B.St. 10-10-2011, p. 62267-62268)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 35, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N41quater. [1 Bijlage 41quater. - BESLISSING TOT NIET-ONTVANKELJKHEID VAN EEN AANVRAAG VOOR EEN MACHTIGING TOT VERBLIJF EN AKTE VAN KENNISGEVING
  
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 10-10-2011, p. 62270)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-09-21/03, art. 36, 038; Inwerkingtreding : 10-10-2011>

  Art. N42.[1 BIJLAGE 42
   BESLISSING TOT NIET-ONTVANKELIJKHEID VAN EEN VERBLIJFSAANVRAAG
   In uitvoering van artikel 1/1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van artikel 1/2, §§ 2 en 3, vierde lid, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen,
   wordt de verblijfsaanvraag die opdoor de hieronder geïdentificeerde betrokkene werd ingediend om de volgende reden onontvankelijk verklaard: (1)
   &bull; het bedrag dat vastgelegd werd in artikel 1/1/1 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd niet op de rekening nr. BE57 6792 0060 9235 gestort;
   &bull; hij heeft een gedeeltelijke betaling uitgevoerd en hij heeft de betaling van het verschuldigd resterend bedrag niet binnen de dertig dagen na de dag van de kennisgeving van de beslissing waarmee hij over de gedeeltelijke betaling geïnformeerd werd, uitgevoerd.
  

  
Naam: Voorna(a)m(en):
Geboortedatum: Geboorteplaats:
Nationaliteit:
Adres:




  

 Gedaan te , op


De Burgemeester of zijn gemachtigde,
   De vertegenwoordiger van de Belgische diplomatieke of consulaire missie of zijn gemachtigde,
   De Minister of zijn gemachtigde.(2)
   Stempel
  
   (1) De passende reden aankruisen.
   (2) Schrappen wat niet past
  
   AKTE VAN KENNISGEVING
  

  

In ....................................................... op .........................................................
Heb ik ondergetekende ....................................................................................................................................................(1)
kennisgegeven aan ...................................................................................................................................................
geboren te ........................................................................ Op .........................................................
nationaliteit: ........................................... en verblijvende te ..........................................


kennis gegeven van de beslissing tot niet-ontvankelijkheid van zijn/haar verblijfsaanvraag die opingediend werd en hem/haar een kopie overhandigd.
   Ik heb hem (haar) ervan geïnformeerd dat tegen deze beslissing, krachtens artikel 39/2, § 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen een beroep tot nietigverklaring kan worden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dit beroep moet worden ingediend, bij verzoekschrift, binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze beslissing.
   Onverminderd de andere wettelijke en reglementaire nadere regels, wordt het hierboven bedoelde beroep ingediend door middel van een verzoekschrift, dat moet voldoen aan de vereisten vermeld in artikel 39/78 van de wet van 15 december 1980. Het beroep wordt ingediend bij de Raad ter post aangetekend schrijven, aan de Eerste Voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Gaucheretstraat 92-94, te 1030 Brussel.
   Het indienen van een beroep tot nietigverklaring schorst de tenuitvoerlegging van deze maatregel niet.
   Ik erken kennisgeving van deze beslissing te hebben ontvangen.
  

  

Handtekening van de betrokkene, Handtekening van de overheid,



   (1) Naam en hoedanigheid van de overheid die tot de kennisgeving van de beslissing overgaat.]1
  ----------
  (1)<KB 2022-02-09/09, art. 6, 076; Inwerkingtreding : 26-05-2022>

  Art. N43.[1 Bijlage 43. - Beslissing waarmee de vreemdeling wordt geïnformeerd over de gedeeltelijke betaling van de bijdrage tot dekking van de administratieve kosten die zijn verbonden aan de behandeling van zijn verblijfsaanvraag]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19366)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 36, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N43bis.[1 Bijlage 43bis. - Beslissing tot weigering van een verblijfsaanvraag]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19369)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 37, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N44.[1 Bijlage 44. - (verkeerdelijk genummerd als bijlage 42) Beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten
   (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14455-14456)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-02-13/06, art. 48, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N45. [1 Bijlage 45. - (verkeerdelijk genummerd als bijlage 43) Beslissing tot niet-inoverwegingname van een aanvraag voor een machtiging tot verblijf van meer dan drie maanden
   (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 26-02-2015, p. 14457-14458)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-02-13/06, art. 49, 055; Inwerkingtreding : 08-03-2015>

  Art. N46.[1 Bijlage 46.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19372)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 38, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N47.[1 Bijlage 47. ]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 07-05-2020, p. 33014)
  ----------
  (1)<KB 2020-03-23/23, art. 22, 070; Inwerkingtreding : 07-05-2020>

  Art. N48. [1 Bijlage 48.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-12-2018, p. 102133)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-11-12/09, art. 40, 068; Inwerkingtreding : 03-01-2019>

  Art. N49.[1 Bijlage 49. ATTEST]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19374)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 39, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N50.[1 Bijlage 50.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 22-08-2019, p. 80448)
  ----------
  (1)<KB 2019-06-06/25, art. 25, 069; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

  Art. N51.[1 Bijlage 51. VOORLOPIG VERBLIJFSDOCUMENT]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19377)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 40, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N52.[1 Bijlage 52.]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19379)
  ----------
  (1)<KB 2022-11-27/08, art. 41, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>

  Art. N53.[1 Bijlage 53.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 12, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N54.[1 Bijlage 54.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 13, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N55.[1 Bijlage 55.]1
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 11-10-2021, p. 106241)
  ----------
  (1)<KB 2021-10-03/01, art. 14, 073; Inwerkingtreding : 11-10-2021>

  Art. N56. [1 bijlage 56]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2020, p. 98100)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 8, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. N57. [1 bijlage 57]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2020, p. 98102)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 9, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. N58. [1 bijlage 58]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2020, p. 98105)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-24/09, art. 11, 071; Inwerkingtreding : 31-12-2020>

  Art. N59.[1 Bijlage 59]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-12-2021, p. 116510)
  ----------
  (1)<KB 2021-11-26/02, art. 16, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>

  Art. N60. [1 Bijlage 60]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-12-2021, p. 116510)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 14, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  
  

  Art. N61. [1 Bijlage 61]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-12-2021, p. 116510)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2021-11-26/02, art. 15, 075; Inwerkingtreding : 16-12-2021>
  
  

  Art. N62.[1 Bijlage 62. ATTEST]1
  
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 06-02-2023, p. 19382)
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-11-27/08, art. 42, 078; Inwerkingtreding : 02-01-2023>
  
  

Aanhef

   Gelet op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
   Gelet op de wet van 26 juni 1953 houdende goedkeuring van het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en van de bijlagen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951;
   Gelet op de wet van 2 december 1957 houdende goedkeuring van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Rome op 25 maart 1957, inzonderheid op de artikelen 48, 49, 54, 56, 63, 189 en 191;
   Gelet op de wet van 12 mei 1960 houdende goedkeuring van het Verdrag betreffende de status van staatlozen en van de bijlagen, ondertekend te New-York op 28 september 1954;
   Gelet op de wet van 20 juni 1960 houdende goedkeuring van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te 's-Gravenhage op 3 februari 1958, inzonderheid op de artikelen 2, 55 en 56;
   Gelet op de wet van 30 juni 1960 houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groot-Hertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied, ondertekend te Brussel op 11 april 1960;
   Gelet op de wet van 29 mei 1962 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van de artikelen 55 en 56 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te Brussel op 19 september 1960;
   Gelet op de wet van 28 maart 1980 houdende goedkeuring van de internationale akten betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschappen, opgemaakt te Athene op 28 mei 1979, inzonderheid op de artikelen 44 tot 48 van het Verdrag;
   Gelet op de verordening (E.E.G.) nr. 1612/68 van 15 oktober 1968 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap;
   Gelet op de verordening (E.E.G.) nr. 1251/70 van 29 juni 1970 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot het recht van werknemers om verblijf te houden op het grondgebied van een Lid-Staat na er een betrekking te hebben vervuld;
   Gelet op de beschikking van 1 oktober 1963 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie betreffende het identiteitsbewijs bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst van 19 september 1960;
   Gelet op de beschikking van de Ministeriële Werkgroep voor het personenverkeer van de Benelux Economische Unie van 20 juni 1960 betreffende de aanmeldingsplicht van vreemdelingen, genomen ter uitvoering van de Overeenkomst van 11 april 1960;
   Gelet op de beschikking van de Ministeriële Werkgroep voor het personenverkeer van de Benelux Economische Unie van 28 december 1961 inzake het recht op terugkeer van werkende vluchtelingen;
   Gelet op de beschikking van de Ministeriële Werkgroep voor het personenverkeer van de Benelux Econom ische Unie van 28 juni 1967 betreffende het verkeer van vreemdelingen;
   Gelet op de beschikking van de Ministeriële Werkgroep voor het personenverkeer van de Benelux Economische Unie van 8 december 1969 betreffende de voorwaarden voor binnenkomst van vreemdelingen;
   Gelet op de beschikking van de Ministeriële Werkgroep voor het personenverkeer van de Benelux Economische Unie van 14 april 1978 betreffende de uitoefening van de personencontrole aan de buitengrenzen van het Beneluxgebied;
   Gelet op de richtlijn 64/221/E.E.G. van 25 februari 1964 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid;
   Gelet op de richtlijn 68/360/E.E.G. van 15 oktober 1968 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap;
   Gelet op de richtlijn 72/194/E.E.G. van 18 mei 1972 van de Raad van de Europese Gemeenschappen ter uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn van 25 februari 1964 voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid tot de werknemers die het recht uitoefenen om verblijf te houden op het grondgebied van een Lid-Staat na er een betrekking te hebben vervuld;
   Gelet op de richtlijn 73/148/E.E.G. van 21 mei 1973 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten;
   Gelet op de richtlijn 75/34/E.E.G. van 17 december 1974 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het recht van onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijf te houden na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend;
   Gelet op de richtlijn 75/35/E.E.G. van 17 december 1974 van de Raad van de Europese Gemeenschappen houdende uitbreiding van de werkingssfeer van richtlijn nr. 64/221/E.E.G. voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid, tot de onderdanen van een Lid-Staat die het recht op voortgezet verblijf op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend;
   Gelet op het advies van de Raad van State;
   Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
      .....

Wijziging(en)