1. Procedure

    1.1. Moeten de permanenties behouden blijven? (update 24/11/2020)

    1.2 Mag een steunaanvraag telefonisch of elektronisch worden ingediend? = Registratie van de steunaanvragen

    1.3 Moeten de procedureregels allemaal gerespecteerd worden?

    1.4 Kunnen we, omdat er minder personeel aanwezig is in onze lokalen, de kennisgevingen tot verlenging, ambtshalve herziening,… per mail versturen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de betaling van de toegekende hulp?

    1.5 Wordt het hoorrecht behouden?

    2. Sociaal onderzoek

    2.1 Moet de maatschappelijk werker de aanvrager/cliënt fysiek ontmoeten voor een individueel gesprek?

    2.2 Hoe moet het sociaal onderzoek uitgevoerd worden?

    2.3 Hoe moet de voorwaarde tot werkbereidheid geanalyseerd worden in het kader van het recht op maatschappelijke integratie?

    2.4 Huisbezoeken

    2.5 Hoe moet het sociaal onderzoek tot herziening en verlenging van de rechten worden uitgevoerd?

    2.6 Kan een vreemdeling die het Belgisch grondgebied niet mag verlaten omwille van overmacht en van wie de dienst vreemdelingenzaken het bevel om het grondgebied te verlaten verlengd heeft, aanspraak maken op maatschappelijke hulp? (update 07/12/2020)

    3. GPMI

    3.1 De nieuwe GPMI en de termijn van 3 maanden om ze af te sluiten

    3.2 Doelstellingen en verplichtingen in het kader van GPMI’s

    3.3 Evaluaties

    4. Artikel 60§7

    4.1 Moeten de tewerkstellingen in het kader van artikel 60, §7 van de organieke wet van 08/07/1976 betreffende de OCMW's behouden worden?

    4.2 Hoe een dossier ingeven van een persoon die tewerkgesteld is in het kader van artikel 60,§7 van de organieke OCMW-wet van 08/07/1976 en die tijdelijk werkloos is naar aanleiding van de coronaviruscrisis?

    5. Stookoliefonds

    5.1 Hoe moeten de specifieke aanvragen van het sociaal stookoliefonds behandeld worden? (update: 17/05/2021)

    5.2 Hoe worden de 60 dagen om een aanvraag in te dienen gerekend indien deze indien deze volledig of gedeeltelijk binnen de overmachtsperiode van 2 november 2020 tot 31 januari 2021 vielen? (update: 17/05/2021)

    6.  Medische hulp

    6.1 Moeten de zorgverleners, tijdens deze periode, gevraagd worden om attesten dringende medische hulp (DMH) op te stellen wanneer zij zorg verlenen aan personen die illegaal verblijven? (update: 15/04/2021)

    6.2 Moeten de medische kaarten die door de OCMW’s geactiveerd worden in de toepassing MEDIPRIMA die het mogelijk maakt om de medische zorgen te verzekeren die ten laste worden genomen door de Staat voor personen die illegaal verblijven, nog worden beperkt tot drie maanden?

    6.3 Dienen de OCMW’s de termijnen te blijven naleven die vermeld worden in de wet van 02/04/1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de OCMW’s?

    6.4 Het RIZIV heeft nieuwe codes aangemaakt in het kader van de COVID-19-crisis; zal de terugbetaling van deze verstrekkingen ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965?

    6.5. Terugbetaling van de laboratoriumtesten voor de opsporing van het SARS-coV-2-virus voor personen van wie de kosten ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965?

    6.6. Terugbetaling van de zelftests voor de opsporing van het SARS-coV-2-virus voor personen van wie de kosten ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965 (update 20/04/2021)

    6.7. Worden de ambulante en hospitalisatiekosten ten laste genomen door de POD MI wanneer aan de voorwaarden is voldaan, wanneer het niet mogelijk is om de steunaanvraag door de patiënt te laten ondertekenen?

    6.8. Vaccinatie (update 26/03/2021)

     7. Dakloze

    7.1 Welk bedrag aan leefloon moet worden toegekend aan een dakloze die wordt gehuisvest door een vriend of een familielid en aan iemand die hem/haar onderdak biedt?

    7.2 Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om gebruik te kunnen maken van een referentieadres bij een OCMW?

    8 Voedselhulp

    8.1 Moet er een sociaal onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of iemand die voedselhulp aanvraagt wel degelijk deel uitmaakt van de doelgroep, zoals bepaald in de omzendbrief van 03/04/2020 betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp voor het doelpubliek van de OCMW’s?

    8.2 Wat zijn de S-tickets die worden aangeduid als voorbeelden van voedselbonnen die aan de doelgroep kunnen worden verdeeld, zoals bepaald in de omzendbrief van 03/04/2020 betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp bestemd voor het doelpubliek van de OCMW’s?

    8.3 Mogen bepaalde hygiëneproducten worden opgenomen in het gebruik van het fonds betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp bestemd voor het doelpubliek van de OCMW’s? (update: 24/11/2020)

    8.4 Een VZW die partner is van het FEAD-programma heeft zijn deuren moeten sluiten door een tekort aan vrijwilligers en wil zijn FEAD-voedselproducten schenken aan het OCMW; het OCMW is geen partnerinstelling van het FEAD-programma FEAD, mag het OCMW deze producten aanvaarden?

    8.5 Hoe partnerschapsakkoorden invoeren met verenigingen voor voedselhulp?

    9. FEDASIL

    9.1 FEDASIL laat bepaalde asielzoekers toe om de asielcentra te verlaten en om te verblijven bij familie, landgenoten, vrijwilligers, … Hebben deze aanvragers recht op maatschappelijke hulp?

    9.2 Welk bedrag moet worden toegekend aan een leefloner die een asielzoeker opvangt van wie de procedure nog steeds loopt, maar die een FEDASIL-centrum verlaat?

    9.3 Moet er rekening gehouden worden met maaltijdcheques die door Fedasil worden toegekend aan een verzoeker van internationale bescherming die de maatregel vrijwillig vertrek geniet in de berekening van de middelen van de leefloner die hem huisvest?

    10. Diverse federale regionale en gemeentelijke steunmaatregelen

    10.1. Welke informatie moet worden verstrekt aan zelfstandigen die hun activiteiten tijdelijk hebben moeten opschorten/vermin-deren en die zich bij het OCMW melden? ((update 26/03/2021)

    10.2 Wat moet worden geantwoord aan de arbeiders/werknemers van wie de werkgever tijdelijk zijn werkzaamheden heeft stopgezet/geschorst/afgeschaft/verminderd en die zich melden bij het OCMW?

    10.3 Wat met zelfstandigen die hun zelfstandige activiteit uitoefenen in het buitenland maar in België wonen?

    10.4 Hoe moet er rekening gehouden worden met de financiële steunmaatregelen voor zelfstandigen en ondernemers die schade lijden door de corona-crisis

    10.5 Mag er voor de berekening van het leefloon rekening worden gehouden met de financiële tegemoetkoming uitgevaardigd door de Vlaamse overheid voor de betaling van de water- en energiefactuur?

    10.6 Mag er voor de berekening van het leefloon rekening worden gehouden met de maandelijkse premie (gelijk aan ongeveer 70% van het salaris) die door de gewesten wordt toegekend in het kader van IBO-contracten die zijn stopgezet of geschorst vanwege het coronavirus?

    10.7 Mag de COVID-19-toeslag die door de Vlaamse Gemeenschap wordt toegekend in het kader van het Groeipakket voor gezinnen die ten gevolge van de coronamaatregelen geconfronteerd worden met een inkomensverlies (€ 120 in drie maandelijkse schijven van € 40) in aanmerking worden genomen bij de berekening van het leefloon van een betrokkene die het groeipakket zelf te zijnen gunste ontvangt?

    10.8 Mag de extra corona-toeslag, de Kinderpremie van € 33,67 per kind, die door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het Groeipakket wordt toegekend om kwetsbare gezinnen te ondersteunen in aanmerking worden genomen bij de berekening van het leefloon van een betrokkene die het groeipakket zelf te zijnen gunste ontvangt?

    10.9 Om de lokale handel opnieuw te lanceren, bieden talrijke gemeenten “aankoopcheques” aan de ganse bevolking van de gemeente aan; moet hier rekening mee gehouden worden bij de berekening van het toe te kennen leefloon?

    10.10 Een werknemer keert terug uit het buitenland en zit in quarantaine. Kan hij tijdelijke werkloosheids-uitkeringen ontvangen?

    10.11  Wanneer deze werknemer geen recht heeft op tijdelijke werkloosheids-uitkeringen en zijn werkgever hem geen loon uitbetaalt, omdat hij het werk niet heeft hervat, heeft hij dan recht op leefloon gedurende de quarantaine?

    10.12 In het Brussels Gewest voorziet de GGC-ordonnantie van 17 juli 2020 in het kader van de COVID-19-crisis in een éénmalige verhoging van de bedragen van de sociale toeslagen die worden toegekend op basis van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag. Moet dit éénmalige bedrag in aanmerking worden genomen bij de berekening van de bestaansmiddelen?

    10.13 vrijstelling van de ontvangen middelen voor een tewerkstelling in een vitale sector en voor beursstudenten (update: 20/05/2021)

    10.14 Het OCMW heeft de bestaansmiddelen die werden ontvangen na een job in een vitale sector vrijgesteld, overeenkomstig het KB van 4 juni 2020; toch heeft het een knipperlicht ontvangen; wat moet het doen? (update: 21/04/2021)

    10.15 De ziekenfondsen kennen een extra uitkering toe van 01/03/2020 tot 31/12/2020 aan personen die tijdens de COVID-19-periode arbeidsongeschikt erkend is; moet hier rekening mee gehouden worden? (update: 24/11/2020)

    10.16 Personen die tijdelijk/economisch werkloos waren als gevolg van de COVID-19-crisis ontvangen een “beschermingspremie”; moet hier rekening mee gehouden worden? (update: 23/12/2020)

    10.17 Het ziekenhuispersoneel dat tussen 1 september en 30 november 2020 gewerkt heeft in een algemeen of een psychiatrisch ziekenhuis heeft een uitzonderlijke federale aanmoedigingspremie ontvangen. Moet hier rekening mee gehouden worden? (update: 09/03/2021)

    11. COVID FONDS

    11.1 Kan het OCMW een subsidie toekennen aan de scholen voor de aankoop van laptops zodat de scholen deze op hun beurt ter beschikking kunnen stellen van de kinderen/studenten die deze het meest nodig hebben?

    11.2 Wat moet onder “kosten van hulpverleners” in de zin van artikel 2, 3° van het KB wat betreft de COVID-subsidies worden verstaan?

    11.3 Onze gemeente overweegt een 'sociale maatregel' voor onze begunstigden. We willen iedere begunstigde een tussenkomst van 50 à 75 euro in hun energiefactuur/waterfactuur toekennen. De toekenning zou via een lijstbeslissing van het BCSD gebeuren. Kunnen wij hiervoor de subsidie gebruiken om deze ‘sociale maatregel’ te financieren?

    11.4 Naar aanleiding van de tijdelijke sluiting van onze sociale kruidenier heeft ons OCMW besloten om een forfaitaire maatschappelijke hulp toe te kennen aan alle gebruikers van deze sociale kruidenier. Mogen wij de subsidie gebruiken om deze forfaitaire maatschappelijke hulp te financieren?

    11.5 Mag de subsidie dienen om een gedeelte van het leefloon te financieren dat niet gesubsidieerd wordt door de federale Staat voor personen die een aanvraag hebben ingediend bij het OCMW naar aanleiding van een daling van hun inkomen als gevolg van de Covid-crisis?

    11.6 Is het doelpubliek beperkt tot enkel de personen die, naar aanleiding van de Covidcrisis, hun inkomen uit arbeid zijn verloren?

    11.7 Mag de subsidie gebruikt worden om personen te helpen die illegaal in het land verblijven? (update: 24/11/2020)

    11.8.  De toelageperiode loopt tot en met 31 december 2021. Mag de subsidie deze periode overschrijden?

    11.9. Kan het OCMW intern vastleggen dat bepaalde specifieke doelgroepen per definitie een bepaalde steun krijgt?

     

    12. Inspectie

    12.1 Hoe zal de inspectie de dossiers controleren die werden opgesteld tijdens deze periode?

    13. Toekenning van een premie van 50€

    13.1. Indien het leefloon wordt teruggevorderd van de betrokkene, moet de toegekende tijdelijke premie van 50€ dan ook worden teruggevorderd van de betrokkene?

    13.2. Kan de tijdelijke premie van 50€ worden toegekend wanneer het OCMW leefloon toekent als voorschot op een IGO, GIB, IVT of IT?

    13.3. Kan de tijdelijke premie van 50€ worden toegekend wanneer de betrokkene een sociale uitkering heeft en het OCMW hem een aanvullend leefloon of een aanvullende financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon toekent?

    13.4. Mag de tijdelijke premie van 50€ toegekend worden aan personen die illegaal in het land verblijven?

    13.5. De begunstigde die niet gedurende een volle maand geniet van een leefloon of een aanvullende financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon, heeft deze begunstigde recht op de tijdelijke premie van 50€?

    13.6. Wanneer moet de tijdelijke premie van 50€ worden uitbetaald als de beslissing tot toekenning van een leefloon of een financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon niet in dezelfde maand valt als de steunaanvraag?

    13.7  Kan een echtpaar met minderjarig(e) kind(eren) dat de categorie gezinslast geniet, in aanmerking komen voor de tijdelijke premie van € 50? (update 26/03/2021)

    13.8 Krijgen de begunstigden van een overlevingspensioen de 50€ per maand van de federale pensioendienst?

    14. Verhoging van het terugbetalingspercentage van het leefloon

    14.1. Moet men bij een verhuis dit beschouwen als een nieuwe aanvraag bij het nieuwe OCMW?

    15. Participatie en sociale activering (PSA)

    15.1 Mogen maaltijden / Sinterklaasborden bereid naar aanleiding van de feesten in december en die als take away worden geleverd, gefinancierd worden met de subsidie PSA? (update: 24/11/2020)

    16. Omzendbrief Zoom 18/25

    16.1.Wat zijn de verschillen tussen de COVID-19 115 miljoen-maatregel en de Zoom 18/25-jongerenmaatregel?

    16.2.Wat zijn de verschillen tussen de Zoom 18/25-toelage en de maatschappelijke dienstverlening die reeds door een OCMW wordt verleend (bv. overlapping)?

    16.3.Hoe zit het met jongeren van wie de steunaanvraag eerder is afgewezen? Kunnen ze opnieuw een aanvraag indienen?

    16.4.Welke verwachtingen moet een maatschappelijk werker hebben van een jonge student of niet-student?

    16.5. Is het nodig om een nieuw sociaal onderzoek te voeren alvorens er kan besloten worden om steun te verlenen in het kader van de maatregel ZOOM 18/25?

    16.6.Hoe kunnen we jongeren een positief beeld van hun toekomst geven?

    16.7.Dient de individuele steunverlening waarover sprake is, steeds op een BCSD te komen? Of kan er intern beslist worden dat dit niet hoeft?

    16.8.Kan een algemeen besluit worden genomen voor alle studenten? Bv.: verhogen van het leefloon tot 1000 euro, of 100 euro geven aan alle jongeren in moeilijkheden?

    16.9.De toelage ter ondersteuning van jongeren onder de 25 en studenten in een kwetsbare situatie loopt van 1 april 2021 t.e.m. 31 december 2021. Wat gebeurt er indien de 25ste verjaardag binnen deze maanden valt? Bijvoorbeeld: de 25ste verjaardag valt op 5 mei 2021. Is de toelage dan ook beperkt tot 5 mei?

    16.10.Moet worden aangetoond dat studenten en jongeren moeilijkheden ondervinden ten gevolgde van covid-19 zoals het geval is bij de covid-19-toelage?

    16.11.Kunnen we soepeler zijn in de toekenningsvoorwaarden? Zo ja, hoe?

    16.12.Hoe zit het met samenwonende jongeren? Bijvoorbeeld: de jongere heeft geen inkomen, maar de partner of zijn familie wel.

    16.13.Komen meerderjarige jongeren onder de 25 en studenten ook in aanmerking als ze nog bij hun ouders wonen?

    16.14.Welke steun kan er worden toegekend aan degenen die zich niet op het grondgebied bevinden?

    16.15.Kunt u ons enkele ideeën geven voor het gebruik van deze maatregel?

    16.16.Kan het OCMW bepaalde werkingskosten dekken? Zo ja, welke? Bijvoorbeeld het inhuren van personeel, communicatieacties organiseren om in contact te komen met jongeren, de betaling van de kosten voor het versturen van brieven,...

    16.17.Verduidelijking van het verschil tussen eenmalige steun en structurele steun. Bijvoorbeeld, voor een internetabonnement van 12 maanden, moet het centrum in één keer betalen om een eenmalige steun te blijven? Als het centrum 12 keer betaalt, is het dan structurele steun?

    16.18.Voedselhulp: kan het OCMW voedsel kopen om in de vorm van pakketten uit te delen? Of in de vorm van maaltijdcheques?

    16.19.Mobiliteitshulp: moet mobiliteit in ruime zin begrepen worden? (autoverzekering, benzine, rijbewijs,...)

    16.20.Schoolondersteuning: moet schoolondersteuning in ruime zin begrepen worden? (academische remediëring, proeflezen van thesissen/bachelorproeven, studieoriëntatietesten,…)

    16.21.Ook huursubsidie, huurwaarborg, installatiepremie?

    16.22.Is het mogelijk dat het OCMW een aankoop in bulk doet (om de prijs te drukken) en dan na een individueel sociaal onderzoek een laptop toekent i.h.k.v. de nieuwe omzendbrief betreffende de te verlenen steun aan jongeren en studenten in het kader van de COVID-19 crisis - maatregel Zoom 18/25?

    16.23.Is het mogelijk om een terugvordering in het kader van een geschillenregeling aan te rekenen op de toelage jongeren?

    16.24.Hoe moeten OCMW's het gebruik van de subsidie verantwoorden in het uniek verslag? Hoe moeten de verschillende maatregelen worden verantwoord? Wordt voor deze ondersteunende maatregel ook een spreadsheet beschikbaar gesteld voor het invoeren van het enkelvoudige verslag? Of moet het centrum alleen het totaalbedrag melden en alle elementen beschikbaar houden voor de controle van de subsidie?

    16.25.Kan de verdubbeling van de GPMI-toelage van 10% ook gebruikt worden voor jongeren onder de 25 jaar of studenten met wie geen GPMI is afgesloten omwille van redenen van billijkheid of gezondheid?

    16.26.De verdubbeling van de GPMI-toelage van 10% is van toepassing op jongeren onder de 25 jaar en studenten en geldt van 1 april 2021 t.e.m. 30 juni 2021. Wat gebeurt er indien de 25ste verjaardag binnen deze maanden valt? Bijvoorbeeld: de 25ste verjaardag valt op 5 mei 2021. Is de toelage dan ook beperkt tot 5 mei?

    16.27.Er zijn ook jongeren die leefloon ontvangen en een GPMI hebben waarvoor er geen toelage van 10% meer wordt ontvangen omdat ze dit bijvoorbeeld al in een ander OCMW hebben ontvangen. Kan de extra toelage ook worden aangewend voor jongeren met een GPMI waarvoor geen toelage van 10% meer wordt ontvangen?

    16.28.In de omzendbrief wordt vermeld dat het mogelijk is de om de toelage aan te wenden voor personeelskosten in het kader van een aanwerving van een maatschappelijk werker die instaat voor de begeleiding en activering van de personen die een GPMI hebben afgesloten. Is dit alleen voor nieuw personeel of ook voor bestaand personeel?

    16.29.Als het mogelijk is om reeds aangeworven personeelsleden te verantwoorden, hoe gedetailleerd moet het Uniek Verslag dan zijn?

    17. Kunstenaar

    17.1. Kan iemand die een artistieke activiteit wil opstarten, aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie?
    17.2. Een kunstenaar ontvangt inkomsten uit zijn artistieke activiteit, kan hij in aanmerking komen voor de socio-professionele vrijstelling ?
    17.3. Is het mogelijk om als kunstenaar, tevens gerechtigde op maatschappelijke integratie, prestaties in het buitenland te leveren?
    17.4. Is het mogelijk om als kunstenaar, tevens gerechtigde op maatschappelijke integratie, prestaties in het buitenland te leveren, langer dan 4 weken?

     


     

    1. Procedure

     

    1.1 Moeten de permanenties behouden blijven?

     

    Er wordt de OCMW’s gevraagd om de ganse dag een telefonische permanentie te verzekeren.

    Echter, om ervoor te zorgen dat personen die geen telefonische of elektronische middelen hebben aanvragen kunnen indienen, wordt de OCMW’s uitdrukkelijk gevraagd om minstens twee maal per week een onthaal te behouden, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002, met inachtneming van de preventieve hygiënemaatregelen, zoals die werden opgesteld door de autoriteiten.

    Elke OCMW bepaalt de organisatorische modaliteiten van dit onthaal volgens de indeling van haar gebouwen en de eventuele gewestelijke richtlijnen ter zake. Het is van belang dat een cliënt kan worden ontvangen, wanneer hij zich aanbiedt bij het OCMW om een aanvraag in te dienen, zelfs zonder afspraak. Tijdens dit eerste contact mag het OCMW enkel de aanvraag registreren en nadien een afspraak vastleggen met een maatschappelijk werker om deze aanvraag te behandelen.

    1.2 Mag een steunaanvraag telefonisch of elektronisch worden ingediend? = Registratie van de steunaanvragen

     

    De steunaanvragen mogen steeds via telefoon, email of iedere andere elektronische middel worden ingediend. Wanneer de steunaanvraag telefonisch wordt gesteld, wordt aangeraden om de persoon te vragen deze te bevestigen per SMS. Ongeacht het middel dat wordt gebruikt om de aanvraag in te dienen, zal de persoon minstens zijn naam, telefoonnummer, adres en, indien mogelijk en gekend, zijn rijksregisternummer en een rekeningnummer moeten vermelden.

    Wanneer het OCMW deze vraag ontvangt, stuurt het een ontvangstbevestiging (per SMS/mail/ander elektronisch middel, brief). De persoon moet echter niet naar het OCMW komen om het aanvraagregister te ondertekenen.

     

    Het versturen van een steunaanvraag, via de hierboven vermelde communicatiemiddelen, wordt beschouwd als een aanvraag en moet door het OCMW onderzocht worden.

     

    1.3. Moeten de procedureregels allemaal gerespecteerd worden?

    De wijze waarop het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst (BCSD) of de Raad voor Maatschappelijk Welzijn (RMW) zijn beslissingen neemt, behoort tot de bevoegdheden van de gewesten.

    De rechten van de gebruiker moeten immers gewaarborgd worden. De genomen maatregelen stellen de OCMW’s niet vrij van de registratie en behandeling van de steunaanvragen (zie hierboven) en van het respecteren van de beslissingstermijn van 30 dagen zoals bepaald in artikel 21 van de wet van 26 mei 2002.

    Wanneer het huisbezoek niet kon worden uitgevoerd, wanneer bepaalde documenten niet werden verkregen, kan dit geen reden zijn om de toekenning van de steun te weigeren of uit te stellen. Op basis van de KSZ-stromen en van de informatie waarover de OCMW’s via andere kanalen beschikken, kunnen de maatschappelijk werkers immers over heel wat informatie beschikken die het mogelijk maakt om een voorstel tot beslissing voor te leggen aan het BCSD/de RMW binnen de wettelijke termijn.

    Wanneer het BCSD/de RMW wordt geannuleerd en/of uitgesteld, kunnen de beslissingen genomen worden in de vorm van dringende hulp die later zullen moeten geratificeerd.

    1.4. Kunnen we, omdat er minder personeel aanwezig is in onze lokalen, de kennisgevingen tot verlenging, ambtshalve herziening,… per mail versturen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de betaling van de toegekende hulp?

     

    Ja, jullie mogen deze kennisgevingen per mail versturen, maar op voorwaarde dat deze mail verstuurd wordt met de functie “ontvangstbevestiging” die door de gerechtigde moet worden beantwoord en dat een papieren kopie bewaard wordt of dat de mail elektronisch wordt opgeslagen met ontvangstbevestiging.

    Wanneer de gerechtigde niet antwoordt op een elektronische ontvangstbevestiging, moet de beslissing per gewone brief worden bevestigd.

     

    1.5. Wordt het hoorrecht behouden?

     

     

    Wij komen terug op de richtlijnen die van kracht waren tijdens de eerste lockdown:

    Wanneer de aanvraag vraagt om gehoord te worden, kan het OCMW, na zijn akkoord, een videoconferentie organiseren waarbij de persoon zijn toestand kan uiteenzetten aan de leden van de Raad of van het BCSZ en de nodige vragen stellen. De aanvrager kan zijn situatie ook uiteenzetten aan enkel de Voorzitter of aan een Adviseur die hiervoor werd aangeduid die verslag zal uitbrengen aan de andere leden.

     

    In alle gevallen moeten de rechten van de personen gewaarborgd worden. Bijgevolg moet, bij twijfel over de situatie van de persoon, dit in het voordeel spelen van de aanvrager.

     

     

     

    1. Sociaal onderzoek

     

    2.1. Moet de maatschappelijk werker de aanvrager/cliënt fysiek ontmoeten voor een individueel gesprek?

    Het is nodig om voorrang te geven aan de nieuwe communicatiekanalen.

    Wanneer dit mogelijk is, moet de voorkeur gegeven worden aan telefonische of informaticakanalen. Het is mogelijk om persoonlijke gesprekken te hebben met de personen per telefoon of via informaticatoepassingen zoals WhatsApp, Skype, Facebook, Messenger, FaceTime, Zoom,…

    Wanneer dit niet mogelijk is en het nodig is om de persoon fysiek te ontmoeten, zal dit gesprek gebeuren op basis van een afspraak.

    In dit verband moet bijzondere aandacht geschonken worden aan de specifieke situaties waarmee de maatschappelijk werkers waarschijnlijk te maken zullen krijgen, alsook aan het kwetsbaar publiek. "Fysieke" individuele gesprekken moeten worden gevoerd met inachtneming van preventieve maatregelen op het gebied van hygiëne en sociale afstand.

     

    2.2. Hoe moet het sociaal onderzoek uitgevoerd worden?

     

    Het verzamelen van de verschillende elementen die worden gevraagd door de maatschappelijk werker om zijn/haar sociaal onderzoek uit te voeren, kan verder blijven gebeuren per mail, per telefoon, via WhatsApp-foto’s of via gelijk welk ander elektronisch middel. In dit verband moet eraan herinnerd worden dat de OCMW’s over talrijke stromen beschikken waardoor zij een groot gedeelte van de nodige informatie kunnen ontvangen.

     

    Wanneer een gebruiker er niet in slaagt om één of meerdere documenten aan het OCMW te bezorgen en dit gezien de omstandigheden in verband met Covid-19, dan kan dit geen reden zijn om steun te weigeren of een reden voor sanctie. De maatschappelijk werker zal deze moeilijkheid in zijn of haar sociaal verslag noteren.

     

    In dit verband kan verwezen worden naar het principe van de wet van 5 mei 2014 die bekend staat als de “Only Once Law”. Deze wet garandeert het principe van een enkele verzameling van gegevens in de werking van diensten en organen die onder de bevoegdheid van de overheid vallen of bepaalde opdrachten uitvoeren en die elektronische en papieren formulieren vereenvoudigt en harmoniseert. In dit kader kan het OCMW, wanneer documenten op een andere manier te verkrijgen zijn, de gerechtigde niet opnieuw vragen om de betreffende documenten te verstrekken.

     

    2.3. Hoe moet de voorwaarde tot werkbereidheid geanalyseerd worden in het kader van het recht op maatschappelijke integratie?

    Gezien de omstandigheden en de huidige economische situatie moet het OCMW zich flexibeler opstellen bij de beoordeling van deze voorwaarde.

    De toekenningsvoorwaarden moeten dus derhalve worden beoordeeld aan de hand van concrete stappen die redelijkerwijs kunnen ondernomen worden. Op dit vlak beschikken de OCMW’s over een appreciatiebevoegdheid aan de hand van verscheidene factoren (gezondheid, opvang van kinderen, toegang tot informaticatools, enz.). Het ondernemen van stappen, zoals bijvoorbeeld het volgen van online opleidingen, kunnen worden beschouwd als tekenen van werkbereidheid.

     

     

    2.4. Huisbezoeken

    Ten gevolge van de huidige omstandigheden, kunnen huisbezoeken opgeschort blijven en worden uitgesteld naar een latere datum.

    Zij zullen enkel overwogen worden in sociale noodsituaties en/of voor zover zij onmisbaar zijn om te kunnen communiceren met de gebruiker, op voorwaarde dat de vastgelegde preventieve gezondheids-en veiligheidsmaatregelen zowel voor de maatschappelijk werker als voor de gebruiker kunnen worden gewaarborgd. In dit verband volgt de POD Maatschappelijke Integratie de aanbevelingen van het overlegcomité op de voet en wordt de situatie zeer regelmatig geëvalueerd.

    2.5. Hoe moet het sociaal onderzoek tot herziening en verlenging van de rechten worden uitgevoerd?

    Het sociaal onderzoek tot herziening/verlenging van de rechten blijft noodzakelijk; de hierboven beschreven maatregelen in verband met het sociaal onderzoek zijn van toepassing voor deze onderzoeken tot herziening/verlenging:

     

    • wanneer uit de feiten die het OCMW verzameld heeft, blijkt dat de voorwaarden voor de toekenning nog steeds lijken te zijn vervuld, kan het sociaal verslag deze vaststellen zonder de begunstigde te ontmoeten
    • wanneer een gesprek nodig/gewenst is, kan dit gebeuren via elektronische weg zoals hierboven beschreven of op afspraak om een drukte in de wachtzaal te vermijden

    2.6. Kan een vreemdeling die het Belgisch grondgebied niet mag verlaten omwille van overmacht en van wie de dienst vreemdelingenzaken het bevel om het grondgebied te verlaten verlengd heeft, aanspraak maken op maatschappelijke hulp?

    Ja, een vreemdeling aan wie een uitvoerbaar bevel om het grondgebied te verlaten werd betekend en die een verlenging heeft ontvangen van dit bevel op het grondgebied te verlaten, kan aanspraak maken op maatschappelijke hulp wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om het recht op maatschappelijke hulp te openen en dit tijdens de verlenging van het bevel om het grondgebied te verlaten.

    1. GPMI

     

    3.1. De nieuwe GPMI en de termijn van 3 maanden om ze af te sluiten

    De wil van de wetgever om het GPMI te veralgemenen, was om elke begunstigde een aangepaste sociale begeleiding te kunnen aanbieden, aangepast aan zijn eigen situatie. De begunstigde heeft het recht om deze begeleiding te kunnen genieten binnen de 3 maanden na zijn aanvraag.

    Wanneer het OCMW deze begeleiding niet kan invoeren omwille van het coronavirus, kan het deze verplichting uitstellen tot op het ogenblik dat deze begeleiding effectief kan worden ingevoerd. Dit heeft betrekking op zowel de uitvoering van de analyse van de verwachtingen, geschiktheid, kwalificaties en noden van de betrokkene, als op de uitvoering van het GPMI zelf.

     

    Het is echter nog steeds mogelijk om benaderingen te overwegen met betrekking tot gezondheid, toegang tot IT-tools, online training, enz.

    3.2. Doelstellingen en verplichtingen in het kader van GPMI’s

     

    Indien een deel van de in het bestaande GPMI vermelde verplichtingen voor zowel de begunstigden als het OCMW niet meer kan worden nagekomen als gevolg van de huidige omstandigheden met betrekking tot COVID-19 en de economische moeilijkheden die daaruit voortvloeien, kan dit worden beschouwd als een geval van overmacht. Het is dus niet toegestaan dat een OCMW een gerechtigde een sanctie oplegt, die omwille van overmacht, een doelstelling van zijn/haar GPMI niet heeft kunnen behalen.

    Aangezien deze verplichtingen niet kunnen worden uitgevoerd, worden zij van rechtswege opgeschort. Het OCMW moet het GPMI niet opschorten, het moet geen enkele administratieve stap ondernemen, noch tegenover de persoon, noch tegenover de POD MI.

     

     

    3.3. Evaluaties

     

    Met betrekking tot de evaluaties in het kader van het GPMI kunnen de evaluatiegesprekken steeds via elektronische weg uitgevoerd worden; wanneer dit niet mogelijk is, zullen zij worden uitgesteld en uitgevoerd worden wanneer de situatie dit toelaat. Het OCMW zal deze onmogelijkheid moeten motiveren.

     

    Wanneer zij uitgevoerd worden, moet voorrang worden gegeven aan de evaluaties die moeten worden uitgevoerd op het einde van het eerste jaar GPMI en die nodig zijn om een eventuele verlenging van de toelage “2e jaar” te motiveren.

     

     

     

    1. Artikel 60§7

     

    4.1. Moeten de tewerkstellingen in het kader van artikel 60, §7 van de organieke wet van 08/07/1976 betreffende de OCMW's behouden worden?

     

    De RVA heeft een reeds FAQ’s gepubliceerd over de gevolgen van Covid-19 op arbeidsovereenkomsten.

     

     https://www.rva.be/nl/nieuws/tijdelijke-werkloosheid-ten-gevolge-van-het-uitbreken-van-het-coronavirus-covid-19-vereenvoudiging-van-de-procedure

     

    Wanneer een persoon geen tijdelijke maatregel zou kunnen genieten (economische tijdelijke werkloosheid of werkloosheid te wijten aan overmacht) of als zijn of haar loon niet wordt gewaarborgd moet deze persoon het recht op maatschappelijke integratie of op maatschappelijke hulp kunnen genieten.

     

    De richtlijnen inzake economische werkloosheid moeten worden nageleefd: de hervatting van de werkzaamheden zal plaatsvinden zodra de autoriteiten toestemming hebben gegeven voor de hervatting van de werkzaamheden in de sector waarin de in dienst genomen persoon met toepassing van artikel 60, §7, werkt.

     

    Voor alle andere vragen met betrekking tot de professionele activering verwijzen wij u naar de gefedereerde entiteiten, die bevoegd zijn voor deze materie.

    4.2. Hoe een dossier ingeven van een persoon die tewerkgesteld is in het kader van artikel 60,§7 van de organieke OCMW-wet van 08/07/1976 en die tijdelijk werkloos is naar aanleiding van de coronaviruscrisis?

     

    Wanneer geen subsidie “artikel 60,§7” verschuldigd is aan het OCMW, omdat het geen loon meer stort, moet het OCMW een formulier C tot intrekking ingeven.

     

    Wanneer het werk hervat wordt, zal het OCMW een nieuw formulier B versturen (toekenning).

     

    Wanneer een aanvullend leefloon wordt toegekend aan de begunstigde, omdat zijn uitkering voor tijdelijke werkloosheid lager is dan het leefloon van zijn categorie, zal de subsidie van dit aanvullend LL ingediend worden via een formulier B.

    1. Stookoliefonds

     

    5.1 Hoe moeten de specifieke aanvragen van het sociaal stookoliefonds behandeld worden?

     

    Wat de verwarmingstoelage betreft, moet nog steeds de voorkeur worden gegeven aan de elektronische of schriftelijke procedure. De personen kunnen het aanvraagformulier downloaden op de website en een kopie of een foto maken van hun leveringsbon en dit alles per mail of elektronisch naar het OCMW sturen. De personen kunnen eveneens alles in een enveloppe steken en die in de brievenbus van het OCMW steken.

    Voor de verwarmingstoelage beschikken de OCMW’s over de KSZ-stromen die ervoor zorgen dat zij de volledige aanvraag kunnen behandelen, inclusief de analyse van de bestaansmiddelen van de samenwonenden, zonder de persoon te zien.

    Wat de termijn van 60 dagen betreft, waarover de persoon beschikt om het OCMW zijn aanvraag te bezorgen, vanaf de leveringsdatum, kan de huidige periode beschouwd worden als overmacht t/m 8 juni 2021. Bijgevolg kan iemand die zijn aanvraag heeft ingediend na 8 juni, hoewel de einddatum zich tussen 2 november 2020 en 8 juni 2021 bevond, overmacht inroepen en aanspraak maken op de verwarmingstoelage, als aan de andere voorwaarden is voldaan.

     

    5.2  Hoe worden de 60 dagen om een aanvraag in te dienen gerekend indien deze indien deze volledig of gedeeltelijk binnen de overmachtsperiode van 2 november 2020 tot 31 maart 2021 vielen?

    Het principe is dat de cliënt binnen de 60 dagen na de levering zijn aanvraag dient te doen. Deze termijn kan enkel verlengd worden in geval van overmacht. Covid 19 is zo een geval van overmacht. In geval de termijn om een aanvraag in te dienen geheel of gedeeltelijk viel binnen de periode van 2 november tot en met 8 juni 2021 worden de dagen die in de overmachtsperiode vallen niet meegeteld bij de berekening van de 60 dagen.

    -Situatie 1: levering vóór de COVID-overmachtperiode: dan tel je de dagen tot net vóór COVID-periode (dagen tijdens COVID tellen niet mee) en na COVID tel je verder.

    Bv. Levering 5 september 2020: Tel aantal dagen tot net voor de COVID-periode (dus tot en met 1 november 2020) = 57 dagen

    De overige 3 dagen (60-57=3) begin je te tellen na de COVID-periode, dus vanaf 9 juni 2021.

    Bijgevolg heeft betrokkene tijd tot 12 juni 2021 om een aanvraag in te dienen.

    -Situatie 2: levering valt binnen de COVID-overmachtsperiode en de eindtermijn om een aanvraag in te dienen valt ná corona: dan begin je de 60 dagen te tellen vanaf dat de COVID-periode voorbij is, dus vanaf 9 juni 2021.

    Bv. levering 14 november 2020: termijn van 60 dagen begint pas te lopen vanaf 9 juni 2021.

    • Bijgevolg heeft betrokkene tijd tot 7 augustus 2021 om een aanvraag in te dienen.

     

    6.  Medische hulp

     

    6.1. Moeten de zorgverleners, tijdens deze periode, gevraagd worden om attesten dringende medische hulp (DMH) op te stellen wanneer zij zorg verlenen aan personen die illegaal verblijven?

     

    Gelet op de huidige situatie en de impact van het coronavirus COVID-19 op de gezondheidssector, worden de administratieve verplichtingen inzake dringende medische hulp versoepeld.

     

    Om de zorgverleners niet extra te belasten en meer bepaald de ziekenhuizen die naar fase 2A zijn overgeschakeld, wordt de verplichting om een attest DMH op stellen opnieuw tijdelijk opgeschort. Voor alle medische zorg verleend vanaf 02 november is geen attest dringende medische hulp vereist met het oog op de terugbetaling ervan door de Staat. Er zal geen regularisatie zijn voor deze periode. Het einde van deze versoepelingsperiode van de regel zal afhangen van de beslissingen van het overlegcomité.

     

    6.2. Moeten de medische kaarten die door de OCMW’s geactiveerd worden in de toepassing MEDIPRIMA die het mogelijk maakt om de medische zorgen te verzekeren die ten laste worden genomen door de Staat voor personen die illegaal verblijven, nog worden beperkt tot drie maanden?

     

    De OCMW’s kunnen beslissingen in de toepassing MEDIPRIMA indienen voor een maximale periode van een jaar. Echter, dienen de OCMW’s op regelmatige wijze na te gaan of hun beslissing nog steeds conform is aan het statuut van de persoon en dienen ze de mutaties te behandelen die ze ontvangen.

     

    Opgelet: Bij de verlenging/aanmaak van deze medische kaarten zullen de OCMW’s nog steeds een waarschuwingsboodschap ontvangen die meldt dat de periode van drie maanden (exact 92 dagen) overschreden is. Deze boodschap zal echter niet blokkerend werken en geen enkele invloed hebben op de aanvaarding van de medische kaarten. De ICT-diensten van de POD MI zullen het informaticaprogramma binnenkort aanpassen opdat deze boodschap niet meer zal verschijnen.

     

    In afwachting van deze aanpassing, bij problemen met de informaticatoepassing, aarzel niet om te mailen naar de helpdesk Smals voor hulp: ocmw-cpas@smals.be

     

    Hetzelfde principe geldt voor de terugbetalingsaanvragen van de medische kosten die worden ingediend via de toepassing NOVAPRIMA van de POD MI.

     

    6.3. Dienen de OCMW’s de termijnen te blijven naleven die vermeld worden in de wet van 02/04/1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de OCMW’s?

     

    Tijdens de gezondheidscrisis hebben de OCMW’s ons laten weten dat zij het moeilijk hebben om de termijnen na te leven vermeld in de wet van 02/04/1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de OCMW’s, meer bepaald omwille van de interne regels die zij hebben moeten invoeren door het personeel te beperken dat in de kantoren aanwezig is om de regels van ‘social distancing’ na te leven.

     

    Er moet echter herhaald worden dat deze regels tot doel hebben de aanvrager te beschermen, zodat zijn aanvraag snel in aanmerking genomen wordt.

     

    Om het probleem op te lossen dat bepaalde OCMW’s hebben aangehaald en de rechten van de cliënten te beschermen, brengt de wet tot wijziging van de artikelen 2 en 9ter van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, bekendgemaakt op 01/04/2020, de termijn waarbinnen het OCMW de steun die wordt verleend in het kader van MEDIPRIMA moet aankondigen van 45 dagen naar 60 dagen.

     

    Bij twijfel over de bevoegdheid zijn de diensten van de POD Maatschappelijke Integratie steeds beschikbaar. Het is nog steeds mogelijk om een vraag te stellen of om een bevoegdheidsconflict in te dienen.

     

    6.4. Het RIZIV heeft nieuwe codes aangemaakt in het kader van de COVID-19-crisis; zal de terugbetaling van deze verstrekkingen ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965?

     

    Het RIZIV heeft inderdaad een reeks codes (en pseudocodes) aangemaakt die verband houden met verstrekkingen op afstand, zonder fysiek contact; deze codes (en pseudocodes) beginnen met de cijfers 1-3-5-7.

     

    Ter herinnering: de gebruikelijke instructies verduidelijken dat de RIZIV-nomenclatuurcodenummers die beginnen met de cijfers 1-6 terugbetaalbaar zijn (behalve de eventuele ereloonsupplementen en/of de bijzondere terugbetalingsvoorwaarden in verband met de verstrekkingen, zoals tandprothesen).

     

    De pseudocodes van de RIZIV-nomenclatuurnummers die beginnen met het cijfer 7 zijn meestal terugbetaalbaar (behalve het eventuele ereloonsupplement).

     

    Bijgevolg worden de verstrekkingen die gefactureerd worden met de nieuwe codes en pseudocodes aangemaakt in het kader van de COVID-19-crisis ten laste genomen door de POD MI.

     

    Deze bepalingen zijn van toepassing vanaf 14 maart 2020.

     

    Er werd een Excelbestand met deze verschillende codes gepubliceerd op de site van de POD MI; U heeft toegang via deze link. https://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/2020-04-08_frais_medicaux_tarieven-covid-19-circ_oa_0.xlsx

     

    Opgelet, de geldende regels inzake het sociaal onderzoek voor de tenlasteneming van medische kosten blijven van toepassing (zie de FAQ inzake het sociaal onderzoek).

     

    6.5. Terugbetaling van de laboratoriumtesten voor de opsporing van het SARS-coV-2-virus voor personen van wie de kosten ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965?

    De testen die worden uitgevoerd om te bepalen of iemand drager is van het SARS-CoV-2-virus en die kunnen worden terugbetaald zijn de testen die worden uitgevoerd door erkende laboratoria; het gaat tegelijk om laboratoria die afhangen van ziekenhuizen en om bepaalde onafhankelijke laboratoria.

    Voor testen die worden uitgevoerd in de laboratoria van de ziekenhuizen gebeurt de facturatie via het systeem MediPrima.

    Voor personen van wie de testen werden uitgevoerd in de erkende onafhankelijke laboratoria zullen de personen de factuur ontvangen en deze kunnen voorleggen aan het OCMW of zal zij rechtstreeks naar het OCMW gestuurd worden (gebruikelijke procedure in verband met de medische en farmaceutische kosten buiten MediPrima).

    Er is geen remgeld voor deze testen, zij worden volledig terugbetaald. Er mag evenmin een supplement worden gefactureerd door het laboratorium.

    De terugbetaling is beperkt tot drie groepen van pseudocodes:

    1. 554934-554945: moleculaire testen – deze testen worden terugbetaald vanaf 01/03/2020 met een terugbetaling van maximaal 2 testen voor de periode van 01/03/2020 tot 22/04/2020          
      Vanaf 23/04/2020 is het aantal terugbetaalde testen per persoon niet meer beperkt 

      het terugbetaalde bedrag is 46.81 €
    2. 554956-554960: antigenentesten – deze testen worden terugbetaald vanaf 01/04/2020 met een terugbetaling van maximaal 2 testen voor de periode van 01/04/2020 tot 22/04/2020          
      Vanaf 23/04/2020 is het aantal terugbetaalde testen per persoon niet meer beperkt 

      Het terugbetaalde bedrag is 16,71 €
    3. 554971-55498: serologische testen. – deze testen zullen enkel worden terugbetaald vanaf een datum die nog door de Koning moet worden vastgelegd (via KB)

     

    De verstrekkingen 554934-554945 en 554956-554960 kunnen enkel in rekening worden gebracht wanneer zij worden uitgevoerd in een laboratorium dat, op het ogenblik van de monstername, voorkomt op de lijst die werd opgesteld door Sciensano.

     

     

    6.6. Terugbetaling van de zelftests voor de opsporing van het SARS-coV-2-virus voor personen van wie de kosten ten laste worden genomen door de POD MI in het kader van de terugbetaling van de medische kosten, overeenkomstig de wet van 02/04/1965

    De zelftest die in een apotheek worden aangekocht kunnen door de POD MI worden terugbetaald onder de volgende voorwaarden:

    • De terugbetaling is beperkt tot tests met pseudocode 751973
    • Het gaat om de volgende tests:
      • Test BIOSYNEX COVID 19 A/GENES BSS SELF-TEST 1  - CNK-code 4349338
      • SARS-COV-2 RAPID ANTIGEN NASAL TEST 1 ROCHE – CNK-code 4349445
      • XIAMEN BOSOM BIOTECH (CNK-code niet meegedeeld)
    • 2 zelftests per begunstigde/week en maximaal 4 zelftests per begunstigde per afgifte (dus voor een periode van 14 kalenderdagen) –
    • De apotheker moet de afgeleverde zelftests registreren in een Gedeeld Farmaceutisch Dossier van de begunstigde, waardoor de beperkingen in verband met de maximale hoeveelheid afgeleverde zelftests, waarvoor de POD MI een terugbetaling kan waarborgen, worden nageleefd
    • De tussenkomst bedraagt maximaal € 7 en het remgeld is gelijk aan € 1

    Van toepassing vanaf 08/04/2021

    6.7. Worden de ambulante en hospitalisatiekosten ten laste genomen door de POD MI wanneer aan de voorwaarden is voldaan, wanneer het niet mogelijk is om de steunaanvraag door de patiënt te laten ondertekenen?

     

    Ja, als aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan, zal de POD MI de ambulante en hospitalisatiekosten terugbetalen, zelfs wanneer de aanvraag niet werd ondertekend door de patiënt; nood breekt wet.

     

    Er wordt de diensten van het ziekenhuis aangeraden om een specifieke vermelding weer te geven op de aanvraag van het type “gelet op de context van de crisis COVID 19, ongeschikt om te ondertekenen”.

     

    Deze soepelheid is van toepassing tot wanneer de ziekenhuizen hun raadplegingen, onderzoeken en niet-dringende tussenkomsten kunnen hervatten.

     

    6.8. Vaccinatie

    De vaccinatie wordt volledig ten laste genomen door de Staat, zij is dus gratis. Net zoals voor de COVID-tests is er geen remgeld en er mag geen enkel supplement worden aangerekend.

     

    Iedereen die zich op het Belgisch grondgebied bevindt, zal gevaccineerd worden. Personen met een kwetsbaar statuut of zonder statuut (personen die illegaal verblijven, daklozen, …) kunnen zich richten tot de huisartsen en tot de vaccinatiecentra. Voor de groepen die het moeilijkst te contacteren zijn, zal een beroep worden gedaan op mobiele teams.

     

    Personen die niet over een geldig identificatiebewijs beschikken, moeten een BIS-nummer laten aanmaken om een vaccinatiecode te ontvangen. Dit kan in het vaccinatiecentrum of door de arts.

     

    Het openbaar vervoer (bus en trein) om naar de vaccinatiecentra te reizen is gratis op voorlegging van de uitnodiging voor het vaccinatiecentrum. Er moet dus voorrang gegeven worden aan deze vervoersmiddelen. Bovendien kan het OCMW een tenlasteneming organiseren via de sociale taxi, op eigen middelen.

    1.     Dakloze

     

    7.1. Welk bedrag aan leefloon moet worden toegekend aan een dakloze die wordt gehuisvest door een vriend of een familielid en aan iemand die hem/haar onderdak biedt?

    Een dakloze die voorlopig en tijdelijk wordt opgevangen door een familielid of door een vriend en die met deze persoon samenwoont voor een beperkte duur kan aanspraak maken op een leefloon voor het bedrag alleenstaande, wanneer hij een GPMI heeft gesloten. De inhoud van het GPMI heeft betrekking op de stappen die de betrokkene, met de steun van het OCMW, moet ondernemen om zijn/haar statuut van dakloze te verliezen.  
    Indien er nog geen GPMI werd ondertekend, moet via het sociaal onderzoek worden nagegaan of hij samenwoont (zie hieronder).

    Een dakloze die alleen woont, heeft natuurlijk recht op een leefloon voor het bedrag alleenstaande, zelfs indien hij geen GPMI heeft gesloten (de betrokkene leeft op straat, bijvoorbeeld).

     

    Wanneer een leefloner een dakloze huisvest, moet het OCMW, via het sociaal onderzoek, nagaan of hij samenwoont, in de zin van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Gedurende deze gezondheidscrisis beveelt de POD aan om soepelheid aan de dag te leggen in verband met dit begrip.

     

    7.2. Aan welke voorwaarden moet voldaan worden om gebruik te kunnen maken van een referentieadres bij een OCMW?

    Om op een referentieadres te kunnen worden ingeschreven bij het OCMW onderzoekt het OCMW of aan drie voorwaarden moet worden voldaan:

    1° recht hebben op maatschappelijke hulp;

    2° dakloos zijn;

    Onder dakloosheid wordt verstaan: "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een opvangtehuis (of bij een particulier) verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld".

    Het OCMW controleert de hoedanigheid van dakloze op basis van de elementen die de aanvrager aanbrengt en op basis van zijn sociaal onderzoek. De feitelijke toestand is bepalend voor dit onderzoek.

    3° ambtshalve afgevoerd zijn uit de bevolkingsregisters.

    Wanneer niet aan deze laatste voorwaarde is voldaan, moet het OCMW contact opnemen met de gemeente om de situatie zo snel mogelijk te kunnen deblokkeren.

    Gedurende deze gezondheidscrisis dringen wij erop aan dat het op het niveau van het OCMW en de gemeente alles in het werk wordt gesteld om de toegang en het behoud van dit fundamenteel recht voor daklozen te vergemakkelijken.

     

     

     

     

     

    1.      Voedselhulp

     

    8.1. Moet er een sociaal onderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of iemand die voedselhulp aanvraagt wel degelijk deel uitmaakt van de doelgroep, zoals bepaald in de omzendbrief van 03/04/2020 betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp voor het doelpubliek van de OCMW’s?

     

    De definitie zoals vermeld in de omzendbrief bepaalt dat iedereen die een aanvraag voor voedselhulp doet bij het OCMW tijdens de geldigheidsperiode van het fonds (01/04/2020 – 30/06/2021) automatisch deel uitmaakt van de doelgroep. Het is dus niet nodig om een sociaal onderzoek uit te voeren om dit te bewijzen.

     

    Dit heeft eveneens betrekking op de personen die gewoonlijk geholpen worden door een voedselbank; wanneer de voedselbank heeft moeten sluiten omwille van een tekort aan vrijwilligers, een tekort aan producten of om een andere reden en haar cliënten worden doorverwezen naar de OCMW’s, wordt eveneens beschouwd dat zij deel uitmaken van de doelgroep, zonder dat een sociaal onderzoek nodig is.

     

    Maken eveneens deel uit van het doelpubliek, zoals vastgelegd in de omzendbrief van 03/04/2020 iedereen die valt onder de definitie van het doelpubliek die voedingsproducten kunnen ontvangen die verdeeld worden in het kader van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), dit wil zeggen personen die onder de armoededrempel leven, ongeacht hun statuut, en, tijdens de periode van afzondering, iedereen die moeilijkheden heeft die verband houden met deze afzonderingsperiode.

     

     

    8.2. Wat zijn de S-tickets die worden aangeduid als voorbeelden van voedselbonnen die aan de doelgroep kunnen worden verdeeld, zoals bepaald in de omzendbrief van 03/04/2020 betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp bestemd voor het doelpubliek van de OCMW’s?

     

    De S-tickets zijn een vorm van voedingscheques die worden uitgegeven door het distributiebedrijf EDENRED, die worden toegekend door de sociale instellingen en waarmee uitsluitend aankopen in de voeding (behalve alcohol) mogelijk zijn.

    Niet te verwarren met de maaltijdcheques die bedoeld zijn voor de werknemers en die deel uitmaken van hun loon.

     

    De twee andere distributiebedrijven die in België actief zijn (SODEXO en MONIZZE) mogen ook zulke tickets verdelen.

    Opgelet: wanneer het OCMW nog geen contractuele relatie heeft met deze bedrijven, is een overheidsopdracht noodzakelijk. Het is echter toegestaan om de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking te gebruiken op grond van dringende noodsituatie.

     

    Wij verwijzen u naar de wetgeving op de overheidsopdrachten ter zake.

     

    8.3. Mogen bepaalde hygiëneproducten worden opgenomen in het gebruik van het fonds betreffende de noodmaatregelen inzake voedselhulp bestemd voor het doelpubliek van de OCMW’s?

     

    Het KB van 24 juni 2020 tot wijziging van het KB van 31 maart 2020 bepaalt in haar artikel 1 duidelijk dat dit fonds het voor het doelpubliek mogelijk moet maken “om de mogelijkheid te hebben om toegang te hebben tot voedingsmiddelen en tot materiaal voor basishygiëne voor de bescherming tegen COVID-19.

    Deze producten mogen dus via dit fonds gesubsidieerd worden.

    8.4. Een VZW die partner is van het FEAD-programma heeft zijn deuren moeten sluiten door een tekort aan vrijwilligers en wil zijn FEAD-voedselproducten schenken aan het OCMW; het OCMW is geen partnerinstelling van het FEAD-programma FEAD, mag het OCMW deze producten aanvaarden?

     

    Ja, het OCMW mag deze producten aanvaarden om ze te verdelen aan behoeftigen die onder de armoededrempel leven in plaats van de VZW. In dat geval moeten het OCMW en de organisatie die overdraagt het voorafgaand akkoord vragen van de dienst FEAD via voeding@mi-is.be.

    De producten mogen gegeven worden totdat de ontvangen stock uitgeput is, zonder beperking in de tijd (uitgezonderd wanneer de producten vervallen zijn).

     

    Voor de praktische modaliteiten, lees de FAQ “toelating tot overdracht aan niet-erkende FEAD-organisaties” die terug te vinden is op de website van de POD MI, rubriek COVID-19/maatregelen FEAD/FAQ’s.

    Aarzel niet om contact op te nemen met de dienst FEAD van de POD MI voor meer inlichtingen.

     

    8.5. Hoe partnerschapsakkoorden invoeren met verenigingen voor voedselhulp?

     

    Wanneer het OCMW wil samenwerken met verenigingen die voedselhulp verdelen, kan het deze verenigingen het bedrag dat werd toegekend door het KB houdende dringende maatregelen inzake voedselhulp voor de doelgroep van gebruikers van de OCMW’s rechtstreeks toekennen met terugwerkende kracht.

     

    De vereniging zal het OCMW vervolgens de lijst bezorgen van personen aan wie deze hulp werd toegekend. Wanneer het niet mogelijk is om het bedrag te identificeren dat aan elke persoon werd toegekend, kan de vereniging het ontvangen bedrag in zijn geheel bekijken en delen door het aantal personen dat werd geholpen en vermeld op de lijst. De vereniging zal moeten bevestigen dat het totaalbedrag van de toelage werd toegekend aan de personen die vermeld worden op de lijst en dat zij behoeftig waren.

     

    Om de toelage te rechtvaardigen, zal het OCMW enkel de lijst van de begunstigden moeten overnemen en het overeenkomstige bedrag vermelden.

     

     

    1. FEDASIL

     

    9.1. FEDASIL laat bepaalde asielzoekers toe om de asielcentra te verlaten en om te verblijven bij familie, landgenoten, vrijwilligers, … Hebben deze aanvragers recht op maatschappelijke hulp?

     

    In het kader van de huidige COVID-19 crisis volgt Fedasil de richtlijnen van de Risk Assessment Group met betrekking tot collectieve structuren strikt op.

     

    Bijgevolg wenst Fedasil snel de personen met een verhoogd risico op een ernstige vorm van ziekte te scheiden.

     

    Gezien de huidige situatie moedigt Fedasil het vrijwillig vertrek aan van bewoners van collectieve centra met een verblijfsoplossing buiten het opvangnetwerk, een ononderbroken verblijf in het opvangnetwerk van minimum 1 maand en een lopend verzoek tot internationale bescherming.

     

    Tijdens de procedure tot internationale bescherming van deze personen heeft deze maatregel geen impact voor de OCMW’s. De begunstigden van deze maatregel doen immers een beroep op materiële hulp in het opvangnetwerk. Code 207 “opvangcentrum” wordt gewijzigd in code 207 no-show; de eventuele medische kosten zijn steeds ten laste van Fedasil via requisitorium en de personen ontvangen maaltijdcheques. Zij kunnen, met andere woorden, geen steun van het OCMW ontvangen.

     

    Wanneer de begunstigden een verblijfsvergunning van meer dan 3 maanden ontvangen, zal hen het bedrag worden toegekend in cheques, gelijk aan de overgang, 2 maanden cheques, d.w.z. 560 € per volwassene en 240 € per kind. De toekenning zal in een keer gebeuren.

     

    Een erkende vluchteling of iemand die subsidiaire bescherming geniet kan aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie bij het OCMW vanaf de erkenning van het statuut, wanneer aan de voorwaarden voorzien door de wet van 25 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie is voldaan.

     

    Deze personen zijn reeds gehuisvest, want het gaat om een voorwaarde die vereist is om het verplicht vertrek te kunnen genieten.

     

    Het OCMW moet, op basis van haar sociaal onderzoek, de toe te kennen steun beoordelen.

     

    Voor de berekening van de bestaansmiddelen wordt niet voorzien in een vrijstelling van de cheques in de reglementering betreffende het recht op integratie. Hier moet dus rekening mee gehouden worden.

     

    9.2. Welk bedrag moet worden toegekend aan een leefloner die een asielzoeker opvangt van wie de procedure nog steeds loopt, maar die een FEDASIL-centrum verlaat?

     

     

    Rekening houdend met de huidige situatie, moedigt FEDASIL het vrijwillig vertrek aan van personen die in collectieve centra verblijven die een huisvestingsoplossing hebben gevonden buiten het opvangnetwerk, die minstens een maand ononderbroken in het opvangnetwerk hebben verbleven en waarvan de aanvraag tot internationale bescherming nog steeds loopt.

     

    Wanneer een leefloner de begunstigden van deze maatregel huisvest, zal het OCMW, aangezien de wetgeving op het recht op maatschappelijke integratie van toepassing blijft, via het sociaal onderzoek moeten oordelen of het gaat om samenwonen in de zin van de wet van 26 mei 2002. Ter herinnering: dit wil zeggen dat aan twee voorwaarden moet worden voldaan: onder hetzelfde dak leven en de huishoudelijke aangelegenheden gemeenschappelijk regelen. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moet het bedrag samenwonende worden toegekend; in het andere geval gaat het om het bedrag alleenstaande.

     

    De POD MI raadt, tijdens deze crisisperiode, aan om het element “de huishoudelijke aangelegenheden gemeenschappelijk regelen” soepel te analyseren.

     

    9.3. Moet er rekening gehouden worden met maaltijdcheques die door Fedasil worden toegekend aan een verzoeker van internationale bescherming die de maatregel vrijwillig vertrek geniet in de berekening van de middelen van de leefloner die hem huisvest?

    Wanneer het OCMW, overeenkomstig het antwoord op vraag 9.2 hierboven, beslist om een bedrag samenwonende toe te kennen aan de persoon die hem/haar onderdak biedt, zal het de gebruikelijke regels toepassen van tenlasteneming van de bestaansmiddelen in geval van samenwoning:

    • wanneer de persoon die het leefloon aanvraagt, samenwoont met gelijk welke andere persoon dan de echtgenoot of partner en de meerderjarige afstammelingen van de eerste graad, mogen de bestaansmiddelen van deze personen niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het leefloon van de aanvrager.
    • In geval van samenwoning met een afstammeling van de eerste graad kan er rekening worden behouden met de bestaansmiddelen. Er kan dus rekening worden gehouden met de maaltijdcheques, maar gedurende deze gezondheidscrisis beveelt de POD MI aan om soepelheid aan de dag te leggen in verband met deze mogelijkheid.

     

     

     

     

     

    1. Diverse federale regionale en gemeentelijke steunmaatregelen

     

    10.1. Welke informatie moet worden verstrekt aan zelfstandigen die hun activiteiten tijdelijk hebben moeten opschorten/vermin-deren en die zich bij het OCMW melden?

     

    De federale regering en de gewestregeringen hebben beslist over een aantal maatregelen om deze zelfstandigen in moeilijkheden te helpen; vermindering en/of uitstel van sociale bijdragen, forfaitaire vergoedingen en vooral toegang tot het overbruggingsrecht voor de maanden maart 2020 tot maart 2021; het gaat om een maandelijkse steun van € 1.291 (€ 1.614 met gezinslast). De zelfstandigen kunnen zich richten tot hun sociale verzekeringskas voor meer informatie en om de aanvragen in te dienen. Zij kunnen rechtstreeks contact opnemen met het RSVZ via het gratis nummer 0800/12.018 dat toegankelijk is van 8 uur tot 20 uur.

     

    Praktische informatie kan u vinden op de site van het RSVZ via deze link:

    https://www.rsvz.be/nl/news/moeilijkheden-door-het-coronavirus

    https://www.inasti.be/fr/news/difficultes-suite-au-coronavirus?_ga=2.158203901.671832313.1584723254-853963556.1584723254

    Aandachtspunt: het bedrag van het overbruggingsrecht dat gestort wordt aan de zelfstandigen is een brutobedrag waarop sociale bijdragen zullen moeten worden betaald door de begunstigden; deze bijdragen maken gemiddeld 16,5 % uit van het gestorte bedrag; het wordt de OCMW’s dus aanbevolen om rekening te houden met deze kosten voor de zelfstandigen bij de budgettaire analyse die wordt uitgevoerd in het kader van het sociaal onderzoek voor de toekenning van aanvullende maatschappelijke hulp.

    De OCMW’s wordt, met andere woorden, aanbevolen om rekening te houden met het bedrag van het overbruggingsrecht min 16,5% als effectieve middelen.

    10.2.Wat moet worden geantwoord aan de arbeiders/werknemers van wie de werkgever tijdelijk zijn werkzaamheden heeft stopgezet/geschorst/afgeschaft/verminderd en die zich melden bij het OCMW?

    Wanneer de arbeiders/bedienden van wie de werkgevers hun activiteiten momenteel hebben stopgezet/opgeschort/verminderd naar uw permanenties komen, moet fiche  https://www.rva.be/nl/nieuws/hoe-vraagt-u-als-werknemer-uitkeringen-als-tijdelijk-werkloze- aan overhandigd worden.

     

    En eventueel fiche T2 “tijdelijke werkloosheid – Covid 19” die u kan terugvinden op de website van de RVA via volgende link: https://www.rva.be/nl/documentatie/infoblad/t2.

     

    Wij raden u aan om een aantal van deze fiches af te drukken en aan uw onthaalloket te leggen.

     

    Raad de personen die zich melden aan om hun tijdelijke werkloosheid aan te vragen bij hun uitbetalingsinstelling (RKW-ACV-ABVV-ACLVB) via het formulier “C3.2-Werknemer Corona” beschikbaar op de website van de instellingen; help hen, indien nodig (de persoon heeft, bijvoorbeeld, geen persoonlijke elektronische middelen om de aanvraag in te dienen); de procedure is vereenvoudigd. Waarschuw hen dat de betaling van een tijdelijke werkloosheidsuitkering ook afhankelijk is van een verklaring van hun werkgever.

     

    Alle nuttige informatie ter zake is beschikbaar op de site van de RVA en wordt regelmatig bijgewerkt

    https://www.rva.be/nl/nieuws/tijdelijke-werkloosheid-ten-gevolge-van-het-uitbreken-van-het-coronavirus-covid-19-vereenvoudiging-van-de-procedure.

     

    10.3. Wat met zelfstandigen die hun zelfstandige activiteit uitoefenen in het buitenland maar in België wonen?

     

    Het is belangrijk om steeds geval per geval na te gaan of deze zelfstandigen onderworpen zijn aan het Belgische sociaal statuut der zelfstandigen (en dus hun sociale zekerheidsbijdragen in België betalen), want slechts in dat geval kunnen zij eventueel een beroep doen op het Belgische overbruggingsrecht.

     

    Ter herinnering, de voorwaarde om recht te hebben op het overbruggingsrecht is dat de zelfstandige activiteit is onderbroken omdat de overheid de zelfstandige daartoe verplicht heeft of omdat de zelfstandige zich genoodzaakt ziet te sluiten omwille van de coronacrisis.

     

    Zelfstandigen die in België wonen en enkel in het buitenland hun zelfstandige activiteit uitoefenen, zijn in de regel niet sociaal verzekerd in België. In dit geval kunnen zij een RMI aanvragen, indien zij voldoen aan de voorwaarden om een RMI te kunnen ontvangen.

     

    Let op: zelfstandigen die zich inschrijven in de Belgische sociale zekerheid met een ingangsdatum gelegen na de aanvang van de tijdelijke crisismaatregelen, zijn niet automatisch gerechtigd op de tijdelijke crisismaatregel overbruggingsrecht. Voor die aansluitingen gelden specifieke richtlijnen, afhankelijk van het feit of het gaat om een niet-problematische dan wel om een problematische aansluiting ten einde elk misbruik/oneigenlijk gebruik van de tijdelijke crisismaatregel overbruggingsrecht te vermijden.

     

    10.4. Hoe moet er rekening gehouden worden met de financiële steunmaatregelen voor zelfstandigen en ondernemers die schade lijden door de corona-crisis

     

    Naar aanleiding van de crisis zijn er verschillende maatregelen in het leven geroepen, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Het gaat om volgende hulp:

     

    1. Overbruggingsrecht – Federale maatregel

    Met dit vervangingsinkomen moet integraal rekening gehouden worden voor de berekening van het leefloon.

     

    1. Hinderpremie (€ 4.000) – Vlaanderen

    Een eenmalige premie voor financiële ondersteuning en verlichting van de kosten voor ondernemingen die volledig gesloten zijn.

    Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Compensatiepremie (€ 3.000 of € 1.500 voor zelfstandigen in bijberoep die sociale bijdragen als zelfstandigen in bijberoep betalen) – Vlaanderen

    Een eenmalige premie voor financiële ondersteuning en verlichting van de kosten voor ondernemingen die ten opzichte van vorig jaar een omzetverlies hebben van meer dan 60%.

    Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Sluitingspremie (€ 160/dag) – Vlaanderen

    Een dagelijkse vergoeding voor elke sluitingsdag na 5 april 2020 dat de onderneming normaal open zou zijn indien de onderneming een hinderpremie heeft ontvangen.

    Met deze inkomsten moet integraal rekening gehouden worden voor de berekening van het leefloon gedurende de periode waarop deze inkomsten betrekking hebben.

     

    1. Corona Ondersteuningspremie (€ 2.000) – Vlaanderen

                 Een eenmalige premie voor financiële ondersteuning en verlichting van de kosten voor ondernemingen die ook na

                 de versoepelingsmaatregelen een omzetdaling van 60% hebben en in aanmerking komen voor een Corona

                 Compensatiepremie of een Corona Hinderpremie.

     

                 Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal

                 waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Forfaitaire compenserende vergoeding (eenmalige premie van 5000 EUR) – Wallonië

    De vergoeding wordt toegekend aan zeer kleine of kleine ondernemingen en aan zelfstandigen die hun activiteit uitoefenen in hoofd- of in bijberoep (wanneer zij bijdragen betalen) en die zouden moeten worden gesloten of volledig moeten worden stopgezet als gevolg van de maatregelen die werden goedgekeurd door de nationale Veiligheidsraad en die afhangen van bepaalde sectoren.

    De voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op deze vergoeding zijn de volgende:

    1. Een activiteit kunnen bewijzen vóór 12 maart 2020;
    2. In orde zijn met de sociale bijdragen;
    3. Zijn activiteit in Wallonië uitoefenen.

    Voor de volledige lijst van de sectoren die in aanmerking komen: https://indemnitecovid.atlassian.net/wiki/spaces/SDC19/pages/6259033/Quels+sont+les+codes+NACE+ligibles?atlOrigin=eyJpIjoiZWEwYzAzZTgwMjJlNDllZThlZGNlYWM5Zjg3MGFkN2UiLCJwIjoiYyJ9

    Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Unieke en forfaitaire compensatievergoeding (2.500 €). – Wallonië

    Deze vergoeding wordt toegekend aan zelfstandigen en ondernemingen die hun activiteit in maart en in april 2020 substantieel hebben moeten onderbreken en die het volledige overbruggingsrecht hebben genoten voor de maand maart of april.

    Deze premie wordt in aanmerking genomen voor de berekening van het leefloon als zijnde een roerend kapitaal; de berekeningsregel zoals vastgelegd in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/07/2002 zal dus op deze premie van toepassing zijn.

     

    1. Eenmalige premie van 4000 EUR (onder bepaalde voorwaarden en in bepaalde sectoren) – Brussel

    Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Eenmalige premie van 3000 EUR (voor de uitbaters van taxibedrijven) – Brussel

    Met deze premie wordt voor de berekening van het leefloon rekening gehouden als zijnde een roerend kapitaal waarop de berekeningswijze wordt toegepast zoals voorzien in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/7/02.

     

    1. Vergoeding van 2,50 EUR bruto per uur van tijdelijke werkloosheid voor de huishoudhulp via dienstencheques– Brussel

    Met deze inkomsten moet integraal rekening gehouden worden voor de berekening van het leefloon gedurende de periode waarop deze inkomsten betrekking hebben.

     

     

    10.5. Mag er voor de berekening van het leefloon rekening worden gehouden met de financiële tegemoetkoming uitgevaardigd door de Vlaamse overheid voor de betaling van de water- en energiefactuur?

    Nee. Het gaat hier om een financiële tegemoetkoming voor 1 maand voor de betaling van de water- en energiefactuur uitgevaardigd door de Vlaamse overheid voor elke werknemer die tijdelijk werkloos werd door de corona-crisis.

    Indien betrokkene gerechtigd is op een aanvullend leefloon moet deze premie, gelet op het eenmalige karakter ervan, beschouwd worden als een niet-regelmatige gift die wordt vrijgesteld op basis van art. 22, §1, j) van het koninklijk besluit van 11 juli 2002.

     

    10.6. Mag er voor de berekening van het leefloon rekening worden gehouden met de maandelijkse premie (gelijk aan ongeveer 70% van het salaris) die door de gewesten wordt toegekend in het kader van IBO-contracten die zijn stopgezet of geschorst vanwege het coronavirus?

    Neen. Aangezien de premie een uitzonderlijk karakter heeft en geldt als compensatie en slechts toegekend wordt voor een beperkte periode wordt hiermee voor de berekening van het leefloon geen rekening gehouden op basis van artikel 22, § 1, j), van het Koninklijk Besluit van 11 juli 2002

     

    10.7 Mag de COVID-19-toeslag die door de Vlaamse Gemeenschap wordt toegekend in het kader van het Groeipakket voor gezinnen die ten gevolge van de coronamaatregelen geconfronteerd worden met een inkomensverlies (€ 120 in drie maandelijkse schijven van € 40) in aanmerking worden genomen bij de berekening van het leefloon van een betrokkene die het groeipakket zelf te zijnen gunste ontvangt?

    Neen. Aangezien de toeslag een uitzonderlijk karakter heeft en geldt als compensatie voor mensen die een ernstig inkomensverlies geleden hebben en slechts toegekend wordt voor een beperkte periode wordt hiermee voor de berekening van het leefloon geen rekening gehouden. In voorkomend geval moet deze COVID-19-toeslag in mindering gebracht worden van het groeipakket welke betrokkene te zijnen gunste ontvangt.

    Logischerwijs, gezien deze toeslag deel uitmaakt van het groeipakket, zal deze ook indien de ouders het groeipakket ontvangen niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het leefloon o.b.v. art. 22, §1, b) van het KB van 11 juli 2002.

    10.8 Mag de extra corona-toeslag, de Kinderpremie van € 33,67 per kind, die door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het Groeipakket wordt toegekend om kwetsbare gezinnen te ondersteunen in aanmerking worden genomen bij de berekening van het leefloon van een betrokkene die het groeipakket zelf te zijnen gunste ontvangt?

     

    Neen. Aangezien de toeslag een uitzonderlijk karakter heeft en geldt ter ondersteuning van kwetsbare gezinnen wordt hiermee voor de berekening van het leefloon geen rekening gehouden. Het gaat hier om een analoge toepassing met de vorige COVID-19 toeslag. In voorkomend geval moet deze Kinderpremie in mindering gebracht worden van het groeipakket welke betrokkene te zijnen gunste ontvangt.

    Logischerwijs, gezien deze toeslag deel uitmaakt van het groeipakket, zal deze ook indien de ouders het groeipakket ontvangen niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het leefloon o.b.v. art. 22, §1, b) van het KB van 11 juli 2002.”.

    10.9 Om de lokale handel opnieuw te lanceren, bieden talrijke gemeenten “aankoopcheques” aan de ganse bevolking van de gemeente aan; moet hier rekening mee gehouden worden bij de berekening van het toe te kennen leefloon?

     

    De toekenning van deze cheques kan beschouwd worden als een niet-reguliere schenking en kan bijgevolg worden vrijgesteld van de berekening van de bestaansmiddelen. Het feit dat meerdere bons worden toegekend of dat de gemeente deze bos verschillende keren toekent, heeft geen invloed op de vrijstelling: we kunnen hier immers verwijzen naar een analogie met de steun toegekend door de universiteiten die worden vrijgesteld worden, zelfs wanneer zij in meerdere “schijven worden betaald.

     

    10.10 Een werknemer keert terug uit het buitenland en zit in quarantaine. Kan hij tijdelijke werkloosheids-uitkeringen ontvangen?

    Via deze link vindt u talrijke antwoorden van de RVA over de verschillende maatregelen inzake tijdelijke werkloosheid https://www.rva.be/sites/default/files/assets/chomage/FAQ/Faq_Corona_NL_20200729.pdf

    Over het specifieke geval van terugkeer uit het buitenland, vindt u uitleg op bladzijde 62.

    10.11  Wanneer deze werknemer geen recht heeft op tijdelijke werkloosheids-uitkeringen en zijn werkgever hem geen loon uitbetaalt, omdat hij het werk niet heeft hervat, heeft hij dan recht op leefloon gedurende de quarantaine?

    Wanneer de werknemer geen recht heeft op tijdelijke werkloosheidsuitkeringen, is dat omdat hij het land vrijwillig heeft verlaten om naar een “rode zone” te gaan waarin geen reizen zijn toegelaten door de Belgische autoriteiten.

    Het OCMW moet dus de voorwaarde analyseren voor de toekenning van werkbereidheid ten opzichte van dit vertrek en bepalen of de betrokkene het zich vrijwillig en zonder gegronde reden onmogelijk heeft gemaakt om aan deze voorwaarde te voldoen of een billijkheidsreden kan worden ingeroepen.

    10.12 In het Brussels Gewest voorziet de GGC-ordonnantie van 17 juli 2020 in het kader van de COVID-19-crisis in een éénmalige verhoging van de bedragen van de sociale toeslagen die worden toegekend op basis van de ordonnantie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag. Moet dit éénmalige bedrag in aanmerking worden genomen bij de berekening van de bestaansmiddelen?

    Wanneer de éénmalige verhoging aan de ouder in zijn of haar hoedanigheid van begunstigde wordt betaald, is deze vrijgesteld van de berekening van de middelen op basis van artikel 22, §1, b) van het Koninklijk Besluit van 11 juli 2002.

    Wanneer de éénmalige verhoging rechtstreeks aan de jongere wordt betaald omdat hij of zij zelf gezinsbijslagen ontvangt, wordt deze niet in aanmerking genomen bij de berekening van bestaansmiddelen. Deze toeslag is immers van uitzonderlijke aard. Ze vergoedt personen die een aanzienlijk inkomensverlies hebben geleden en wordt slechts voor een beperkte periode toegekend.

     

     

    10.13 vrijstelling van de ontvangen middelen voor een tewerkstelling in een vitale sector en voor beursstudenten

    Het koninklijk besluit van 4 juni voorziet in de vrijstelling van de middelen die een begunstigde ontvangt wanneer hij tijdelijk wordt tewerkgesteld in een vitale sector (landbouw, tuinbouw, bosbouw); ditzelfde besluit schrapt eveneens het verschil tussen de SPI-vrijstelling tussen beurs- en niet-beursstudenten, voor een beperkte periode.

    Zie hieromtrent de omzendbrief van 12/06/2020: https://www.mi-is.be/nl/wetgeving/omzendbrief-betreffende-het-koninklijk-besluit-van-4-juni-2020-tot-wijziging-van-het

    Deze maatregelen, die van kracht zijn geworden op 01/04/2020, worden verlengd tot 30/06/2021

    10.14 Het OCMW heeft de bestaansmiddelen die werden ontvangen na een job in een vitale sector vrijgesteld, overeenkomstig het KB van 4 juni 2020; toch heeft het een knipperlicht ontvangen; wat moet het doen?

    Het OCMW heeft de wetgeving correct nageleefd door de vrijstelling toe te passen, zoals voorzien in artikel 22, §1, t van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de bestaansmiddelen ontvangen na seizoensarbeid in een vitale sector (landbouw/tuinbouw/bosbouw).

    Nochtans werd het informaticasysteem van de POD MI betreffende knipperlichten niet aangepast, aangezien deze vrijstelling van korte duur was (01/04/2020 – 31/03/2021) en heeft het OCMW inderdaad een knipperlicht ontvangen.

    Om dit af te sluiten, moet het OCMW code 190 invoeren

    • ofwel in de onlinetoepassing, indien het OCMW deze reeds gebruikt
    • ofwel in een halfjaarlijkse Exellijst

    Het bewijs dat moet worden vermeld in het vrije tekstveld is: “toepassing van artikel 22, §1, t) van het KB van 11/07/2002”

    Ter herinnering: de betrokken vitale sectoren zijn de volgende:

    • Paritair Comité voor de landbouw, nummer 144
    • Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, nummer 145
    • Paritair Comité voor het bosbouwbedrijf, nummer 146
    • Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of –diensten leveren, nummer 322

    Het nummer van het Paritair Comité bevindt zich in de stroom DMFA, onder de details van een arbeidsovereenkomst

    10.15 De ziekenfondsen kennen een extra uitkering toe van 01/03/2020 tot 31/12/2020 aan personen die tijdens de COVID-19-periode arbeidsongeschikt erkend is; moet hier rekening mee gehouden worden?

    Deze toeslagen moeten in aanmerking genomen worden bij de berekening van het bedrag van het toe te kennen leefloon of equivalent leefloon, zoals de uitkering voor arbeidsongeschiktheid zelf, en dit met terugwerkende kracht vanaf 01/03/2020.

    Voor meer informatie over de toekenning van deze aanvullende uitkering (toekenningsvoorwaarden, bedrag, …) verwijzen we jullie naar de websites van de ziekenfondsen.

    10.16 Personen die tijdelijk/economisch werkloos waren als gevolg van de COVID-19-crisis ontvangen een “beschermingspremie”; moet hier rekening mee gehouden worden?

    Deze beschermingspremie is een aanvulling op de eindejaarspremie voor diegenen die tijdelijk/economisch of wegens overmacht werkloos waren gedurende ten minste 53 dagen tussen 1 maart en 30 november 2020.

    De premie bedraagt 150 Euro bruto, vermeerderd met 10 Euro per dag boven de 67 dagen werkloosheid (voor een VTE).

    Deze premie wordt in aanmerking genomen voor de berekening van het leefloon, als roerend kapitaal; de berekeningsregel, zoals bepaald in artikel 27 van het koninklijk besluit van 11/07/2002, zal dus worden toegepast op deze premie.

    10.17 Het ziekenhuispersoneel dat tussen 1 september en 30 november 2020 gewerkt heeft in een algemeen of een psychiatrisch ziekenhuis heeft een uitzonderlijke federale aanmoedigingspremie ontvangen. Moet hier rekening mee gehouden worden?

    De aanmoedigingspremie voor het ziekenhuispersoneel is een supplement op de eindejaarspremie. Zij moet dus op dezelfde manier in aanmerking worden genomen, als roerend kapitaal.

    1. COVID FONDS

     

    11.1 Kan het OCMW een subsidie toekennen aan de scholen voor de aankoop van laptops zodat de scholen deze op hun beurt ter beschikking kunnen stellen van de kinderen/studenten die deze het meest nodig hebben?

    Het OCMW mag geen school subsidiëren; dit is de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten. Wanneer de school en het OCMW echter samenwerken om te bepalen welk kind behoeftig is, kan het OCMW de aankoop van een computer voor dat kind financieren, dat er dan eigenaar van zal worden.

    11.2 Wat moet onder “kosten van hulpverleners” in de zin van artikel 2, 3° van het KB wat betreft de COVID-subsidies worden verstaan?

    Onder “kosten van hulpverleners” moet worden verstaan, de prestatie van de erkende professional, zoals bijvoorbeeld de facturatie van een raadplegingssessie. De loonkosten van een professional die zou worden aangeworven door een OCMW kunnen niet ten laste worden genomen binnen de toelage betreffende maatschappelijke dienstverlening. Deze kosten kunnen echter wel ten laste worden genomen binnen de toelage betreffende de personeelskosten op voorwaarde dat er geen sprake is van dubbele subsidiëring.

    11.3 Onze gemeente overweegt een 'sociale maatregel' voor onze begunstigden. We willen iedere begunstigde een tussenkomst van 50 à 75 euro in hun energiefactuur/waterfactuur toekennen.

    De toekenning zou via een lijstbeslissing van het BCSD gebeuren.

    Kunnen wij hiervoor de subsidie gebruiken om deze ‘sociale maatregel’ te financieren?

    De behoefte moet individueel worden vastgesteld door middel van een sociaal onderzoek.

    Het OCMW kan geen doelgroep nemen (bijvoorbeeld alle personen die een leefloon categorie gezinslast ontvangen) en een vast bedrag aan iedereen toekennen.

    11.4 Naar aanleiding van de tijdelijke sluiting van onze sociale kruidenier heeft ons OCMW besloten om een forfaitaire maatschappelijke hulp toe te kennen aan alle gebruikers van deze sociale kruidenier.

    Mogen wij de subsidie gebruiken om deze forfaitaire maatschappelijke hulp te financieren?

    De behoefte moet individueel worden vastgesteld door middel van een sociaal onderzoek.

    Het OCMW kan geen doelgroep nemen (bijvoorbeeld alle personen die een leefloon categorie gezinslast ontvangen) en een vast bedrag aan iedereen toekennen.

    11.5 Mag de subsidie dienen om een gedeelte van het leefloon te financieren dat niet gesubsidieerd wordt door de federale Staat voor personen die een aanvraag hebben ingediend bij het OCMW naar aanleiding van een daling van hun inkomen als gevolg van de Covid-crisis?

    Neen. De subsidie dient om een bijkomende hulp te bieden aan de aanvragers.

    11.6 Is het doelpubliek beperkt tot enkel de personen die, naar aanleiding van de Covidcrisis, hun inkomen uit arbeid zijn verloren?

     

    Het doelpubliek omvat iedereen die momenteel een hulp vraagt aan het OCMW omwille van moeilijkheden ten gevolge van Covid: verlies van inkomen, isolement, stijging van de voedselprijzen, daling van de koopkracht, …

    Bijgevolg behoort iedereen die gebruikt maakt van de openbare diensten die onder de opdrachten van het OCMW vallen, in welke vorm dan ook, tot de doelgroep van de subsidie. Een sociaal onderzoek zal de staat van behoeftigheid bepalen.

    11.7 Mag de subsidie gebruikt worden om personen te helpen die illegaal in het land verblijven?

    Het koninklijk besluit heeft artikel 57 van de organieke wet betreffende de OCMW’s als basis, waarbij illegalen uitgesloten zijn van maatschappelijke hulp.

    Er mag enkel gezondheidsmateriaal worden toegekend aan illegalen via het fonds voor voedselhulp; zie FAQ 8.3 hieromtrent.11.8.  De toelageperiode loopt tot en met 31 december 2021. Mag de subsidie deze periode overschrijden?

    De subsidie moet worden gegeven aan de gerechtigde binnen de toelageperiode, met name tussen 1 april 2020 en 31 december 2021. De uitgave moet eveneens ingeschreven staan in de boekhouding van het OCMW (d.i. de zogenaamde imputatiedatum) binnen de toelageperiode. De steun zelf mag de datum van 31 december 2021 overschrijden. Bijvoorbeeld: het ten laste nemen van de kosten van een jaarlijkse internetabonnement, het ten laste nemen van de kosten van een jaarlijkse brandverzekering, …

     

    11.9. Kan het OCMW intern vastleggen dat bepaalde specifieke doelgroepen per definitie een bepaalde steun krijgt?

    Het is altijd noodzakelijk dat de behoefte individueel wordt vastgesteld door middel van een sociaal onderzoek. Het OCMW kan daarentegen wel intern bepaalde voorwaarden vaststellen voor een bepaalde doelgroep zodat de maatschappelijk assistent weet dat indien een dergelijke persoon zich aanbiedt bij het OCMW en voldoet aan de gestelde voorwaarden, dat een bepaalde steun kan worden toegekend. Deze beslissing dient nog steeds op individuele basis te worden genomen en dient te worden bevestigd door de persoon of het orgaan dat het OCMW juridisch kan verbinden.

    Bijvoorbeeld: hygiënische kits voor daklozen.

     

    12. Inspectie

     

    12.1 Hoe zal de inspectie de dossiers controleren die werden opgesteld tijdens deze periode?

     

    Onze inspectiedienst zal rekening houden met alle aanbevelingen die werden geformuleerd door de POD MI bij de controle van de dossiers waarop de maatregelen een impact hebben tijdens deze periode. Er worden richtlijnen gegeven aan de inspecteurs om rekening te houden met deze uitzonderlijke omstandigheden.

     

    Bovendien, opschorting van alle inspecties tot 15 december 2020. De POD is in dit opzicht ook begaan met de veiligheid van zijn werknemers en houdt zich aan de richtlijnen van het overlegcomité door de sociale contacten zoveel mogelijk te beperken.

    13. Toekenning van een premie van 50€

     

    13.1. Indien het leefloon wordt teruggevorderd van de betrokkene, moet de toegekende tijdelijke premie van 50€ dan ook worden teruggevorderd van de betrokkene?

    Neen, de tijdelijke premie van 50€ mag niet worden teruggevorderd tenzij in geval van fraude. Indien het OCMW het leefloon terugvordert omwille van frauduleus handelen van de betrokkene of omwille van het feit dat betrokkene verzuimd heeft bestaansmiddelen aan te geven en/of onvolledige of onjuiste verklaring heeft afgelegd, dan moet het OCMW eveneens de toegekende tijdelijke premie van 50€ terugvorderen van de betrokkene.

     

    In de andere gevallen mag de tijdelijke premie van 50€ niet worden teruggevorderd.

    13.2. Kan de tijdelijke premie van 50€ worden toegekend wanneer het OCMW leefloon toekent als voorschot op een IGO, GIB, IVT of IT?

    Ja, wanneer het OCMW leefloon toekent als voorschot op een IGO, GIB, IVT of IT, moet het OCMW deze tijdelijke premie van 50€ aan de betrokkene toekennen.

    Indien deze sociale bijstandsuitkering (IGO, GIB, IVT of IT) wordt toegekend met terugwerkende kracht, dan dient het OCMW de toegekende premie(s) niet terug te vorderen van de betrokkene.

     

    Wanneer het OCMW een aanvulling op de tegemoetkoming voor personen met een handicap of voor ouderen toekent, moet het OCMW geen toelage uitkeren aan de begunstigden van een leefloon of een financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon voor deze sociale uitkeringen.

    13.3. Kan de tijdelijke premie van 50€ worden toegekend wanneer de betrokkene een sociale uitkering heeft en het OCMW hem een aanvullend leefloon of een aanvullende financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon toekent?

    Wanneer het OCMW een aanvulling op de tegemoetkoming voor personen met een handicap of voor ouderen toekent, moet het OCMW geen tijdelijke premie van 50€ uitkeren aan de begunstigden van een leefloon of een financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon voor deze sociale uitkeringen. Deze premie wordt toegekend door de bevoegde organisatie.

     

    Wanneer het OCMW een aanvulling geeft op een andere sociale uitkering dan het IGO, GIB, IVT of IT (bijvoorbeeld werkloosheidsuitkering, …), dan moet het OCMW de tijdelijke premie van 50€ uitkeren aan de begunstigde van een aanvullend leefloon of een aanvullend financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon.

    13.4. Mag de tijdelijke premie van 50€ toegekend worden aan personen die illegaal in het land verblijven?

    Neen. De tijdelijke premie van 50€ kan enkel worden toegekend aan begunstigden die een leefloon genieten of een financiële hulpverlening krachtens artikel 60§3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De maatschappelijke dienstverlening voor illegalen is beperkt tot dringende medische hulp. Een persoon die illegaal in het land verblijft, heeft dan ook geen recht op de tijdelijke premie van 50€, ook niet indien het OCMW veroordeeld is door een rechtbank of hof tot toekenning van een leefloon of een financiële maatschappelijke hulp.

     

    13.5. De begunstigde die niet gedurende een volle maand geniet van een leefloon of een aanvullende financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon, heeft deze begunstigde recht op de tijdelijke premie van 50€?

    Ja. Het is voldoende dat de begunstigde slechts 1 dag een (volledig of een aanvullend) leefloon of een (volledige of aanvullende) financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon geniet opdat deze recht heeft op de tijdelijke premie van 50€.

    13.6. Wanneer moet de tijdelijke premie van 50€ worden uitbetaald als de beslissing tot toekenning van een leefloon of een financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon niet in dezelfde maand valt als de steunaanvraag?

    Het OCMW betaalt de tijdelijke premie van 50€ op hetzelfde tijdstip als het leefloon of de financiële hulpverlening equivalent aan het leefloon.

    Bijvoorbeeld: een leefloonaanvraag wordt ingediend op 15/07/2020. Het OCMW neemt een beslissing op 10/08/2020 tot toekenning van een leefloon. Het OCMW betaalt op hetzelfde moment aan de betrokkene enerzijds het leefloon van juli en anderzijds de tijdelijke premie van 50€ van juli.

    13.7  Kan een echtpaar met minderjarig(e) kind(eren) dat de categorie gezinslast geniet, in aanmerking komen voor de tijdelijke premie van € 50?

     

    Indien de aanvrager samenwoont met een minderjarig kind dat niet getrouwd is en een echtgenoot of levenspartner waarmee hij een feitelijk gezin vormt, dekt dit recht mede het recht van deze laatste.

    Om gedekt te zijn door dit recht moet de partner voldoen voldoet aan de voorwaarden die opgenomen zijn in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen recht betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

    Concreet gaat het om het voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • Verblijfsvoorwaarde ;
    • Leeftijdsvoorwaarde ;
    • Over ontoereikende bestaansmiddelen beschikken ;
    • Rechten laten gelden op uitkeringen die hij kan genieten krachtens sociale wetgeving ;
    • Werkbereidheid aantonen indien de eigen inkomsten lager zijn dan het bedrag dat bepaald is voor het leefloon categorie 1 – samenwonende persoon.

    Het is via het sociaal onderzoek dat het OCMW zal nagaan of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Als dit het geval is, wordt het leefloon verdeeld tussen de aanvrager en de echtgeno(o)t(e) of levenspartner  (art 36, KB 11/07/2002). Als de echtgeno(o)t(e) of levenspartner niet aan de voorwaarden voldoet, blijft het recht op een leefloon categorie 3 behouden. In dit geval is er echter geen gespreide betaling en kan de partner evenmin genieten van de voordelen die voortvloeien uit het recht.

     

    Elk lid van het echtpaar onder categorie 3 heeft recht op de premie van 50 € zolang elk lid van het koppel voldoet aan de voorwaarden van het recht op maatschappelijke integratie zelfs indien er technisch gezien maar één dossier open is. Voor de toekenning van deze premie hoeft het OCMW geen specifiek sociaal onderzoek uit te voeren. Het feit dat het OCMW een leefloon of hulpverlening equivalent aan het leefloon toekent, is immers voldoende.

    13.8 Krijgen de begunstigden van een overlevingspensioen de 50€ per maand van de federale pensioendienst?

    Neen. Deze personen vallen niet onder het toepassingsgebied van de maatregel wat betreft de pensioen.  Indien uw centrum dus een aanvullend leefloon toekent, dient het de premie van 50€ toe te kennen.

    14. Verhoging van het terugbetalingspercentage van het leefloon

     

    14.1. Moet men bij een verhuis dit beschouwen als een nieuwe aanvraag bij het nieuwe OCMW?

    Wanneer het leefloon niet onderbroken is geweest gedurende meer dan 3 maanden, betreft het hier geen nieuwe aanvraag en geldt de bijkomende toelage niet.

    15.1 Mogen maaltijden / Sinterklaasborden bereid naar aanleiding van de feesten in december en die als take away worden geleverd, gefinancierd worden met de subsidie PSA?

    De vorige jaren werd de financiering van maaltijden die bij de organisatie van Sinterklaasfeesten of Kerst- of Nieuwjaarsfeesten aanvaard in het kader van de subsidie PSA, omdat zij kaderden in de doelstelling “financiering van initiatieven georganiseerd door of voor de doelgroepen” (collectieve feesten, ontmoetingen om het isolement te bestrijden, enz.).

    Dit jaar 2020 verhinderen de moeilijkheden in verband met Covid-19 de OCMW’s om dit soort activiteiten te organiseren. Er werden echter andere vormen uitgevonden om dit soort activiteiten te behouden. Uitzonderlijk voor dit boekjaar mogen maaltijden / Sinterklaasborden die voor deze gelegenheden worden voorbereid door de OCMW’s en aangeboden via het systeem “take away” dus gesubsidieerd worden via het fonds PSA.

    16. OMZENDBRIEF ZOOM 18/25
    • Toelage ter ondersteuning van jongeren en studenten in een kwetsbare situatie ingevolge de covid-19-crisis

    16.1.Wat zijn de verschillen tussen de COVID-19 115 miljoen-maatregel en de Zoom 18/25-jongerenmaatregel?

    Het zijn maatregelen die samen en naast elkaar bestaan. Er is geen rangorde in het gebruik. Het is in feite de bedoeling dat de OCMW’s alle toelages samen gebruiken om zo zoveel mogelijk mensen te kunnen helpen. De COVID-19-toelage is in het algemeen gericht op iedereen die zich ten gevolge de COVID-19-crisis in een moeilijke situatie bevindt, terwijl de ZOOM 18/25-toelage gericht is op jongeren onder de 25 jaar en studenten. Bij de toelage ter ondersteuning van de jongeren is er bovendien een structurele financiële steun mogelijk is, hetgeen niet kan bij de covid-19 toelage.

    16.2.Wat zijn de verschillen tussen de Zoom 18/25-toelage en de maatschappelijke dienstverlening die reeds door een OCMW wordt verleend (bv. overlapping)?

    De ZOOM 18/25-toelage heeft geen invloed op de steun die reeds door het OCMW wordt verleend. De maatschappelijke dienstverlening die reeds wordt verleend, kan uiteraard worden gehandhaafd. Indien het OCMW vaststelt dat andere hulp nodig is om de jongere/student in moeilijkheden te helpen, kan deze, na een sociaal onderzoek, in de ZOOM 18/25-toelage worden geïntegreerd, indien aan de voorwaarden voor toekenning ervan is voldaan.

    16.3.Hoe zit het met jongeren van wie de steunaanvraag eerder is afgewezen? Kunnen ze opnieuw een aanvraag indienen?

    Ja, het OCMW moet elke steunaanvraag bekijken en, na een sociaal onderzoek, bepalen of de jongere/student in aanmerking komt voor de ZOOM 18/25-toelage. De huidige situatie is namelijk niet automatisch dezelfde als de situatie van een paar maanden geleden. Deze maatregel is immers ook bedoeld voor personen die niet reeds een leefloon of maatschappelijke dienstverlening van het OCMW ontvingen.

    16.4.Welke verwachtingen moet een maatschappelijk werker hebben van een jonge student of niet-student?

    Elke jongere is anders en daarom zullen de vast te stellen doelstellingen in elk dossier anders zijn. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat veel jongeren in de huidige context met nieuwe of belangrijkere moeilijkheden worden geconfronteerd. Het is in dit verband van belang gebruik te maken van alle middelen/toelages waarover u beschikt om hen door deze periode heen te helpen.

    16.5. Is het nodig om een nieuw sociaal onderzoek te voeren alvorens er kan besloten worden om steun te verlenen in het kader van de maatregel ZOOM 18/25?

    Wanneer iemand een aanvraag indient bij uw centrum, bepaalt het centrum het bestaan en de omvang van de behoefte aan dienstverlening en vervolgens welke hulp het die persoon kan bieden. Deze hulp houdt onmiskenbaar verband met de situatie (van betrokkene) op een welbepaald ogenblik, en evolueert dus in de tijd, zeker in Covidtijden.

    Zo is een nieuw sociaal onderzoek niet nodig indien de huidige staat van behoefte werd vastgesteld op basis van het eerder uitgevoerde sociaal onderzoek. Een voorbeeld: in februari kan iemand niet meer werken wegens Covid en vraagt u de facturen en het schoolmateriaal voor zijn kinderen te betalen. In juni klopt hij opnieuw aan bij het OCMW voor een tegemoetkoming in de vakantiekampen voor zijn kinderen. Zijn financiële situatie is niet veranderd (het hele onderzoek hoeft dus niet opnieuw te worden uitgevoerd). Het OCMW moet gewoon nagaan of het deze steun toekent en/of nagaan of er nog andere bijkomende hulpverlening nodig is.

    In dezelfde logica is het aanvaardbaar dat, indien een bepaalde groep die reeds bekend is bij het OCMW, een specifieke behoefte heeft die kosten met zich brengt, zonder verder sociaal onderzoek een vast minimumbedrag mag worden toegekend aan alle gebruikers van deze groep die voldoen aan de intern vooraf vastgestelde gedragslijnen/toekenningscriteria. Een voorbeeld: een financiële tegemoetkoming voor alle leefloongerechtigde studenten bij het begin van het schooljaar omdat dit specifieke kosten met zich brengt. Een ander voorbeeld: een welbepaalde financiële tegemoetkoming die overeenkomt met de kosten voor een jaarabonnement op het openbaar vervoer voor alle jonge leefloongerechtigden, omdat zij zich frequent moeten verplaatsen tijdens hun actieve zoektocht naar werk.

    Indien een jongere/student op wie deze algemene gedragslijnen van toepassing zijn, evenwel een specifiek aanvullend verzoek indient, moet dit uiteraard worden behandeld op basis van een individueel sociaal onderzoek.

    16.6.Hoe kunnen we jongeren een positief beeld van hun toekomst geven?

    Het is niet aan de POD Maatschappelijke Integratie om te bepalen hoe de psychologische ondersteuning binnen de OCMW's wordt uitgevoerd. Wij verwijzen u naar de goede praktijken die tijdens de werkgroep Sociale activering zijn gepresenteerd.

    16.7.Dient de individuele steunverlening waarover sprake is, steeds op een BCSD te komen? Of kan er intern beslist worden dat dit niet hoeft?

    De algemene richtlijnen zijn hierop van toepassing, dit zal dus officieel aan het BCSD voorgelegd moeten worden. Om het werk van de maatschappelijk werkers te vergemakkelijken, kan het OCMW weliswaar wel intern een reglement inzake maatschappelijke dienstverlening uitvaardigen. Voor het Comité/ de Raad kan een lijst van dossiers die in aanmerking komen dan onmiddellijk worden goedgekeurd.

    16.8.Kan een algemeen besluit worden genomen voor alle studenten? Bv.: verhogen van het leefloon tot 1000 euro, of 100 euro geven aan alle jongeren in moeilijkheden?

    Het OCMW moet een individueel sociaal onderzoek uitvoeren, waarin de moeilijkheden van de jongere en de staat van behoeftigheid worden toegelicht. De steun wordt verleend aan een welbepaalde persoon, naar gelang van zijn/haar behoeften, en niet aan een categorie of leeftijdsgroep van de bevolking van het OCMW. Het steunbedrag dat aan de ene jongere wordt toegekend, zal dus niet hetzelfde zijn als dat voor een andere jongere.

    Ter herinnering: de betrokkene hoeft niet specifiek recht te hebben op leefloon of maatschappelijke dienstverlening. Elke persoon die tot de doelgroep behoort en een aanvraag indient voor steun in het kader van de ZOOM 18/25-toelage, kan deze ontvangen.

    De algemene richtlijnen zijn trouwens in dit verband van toepassing: de aanvraag moet dus formeel bij het Comité/de Raad worden ingediend. Om de taak van de maatschappelijk werkers te vergemakkelijken, kan het OCMW niettemin een intern reglement uitvaardigen betreffende het verlenen van openbare diensten. Een lijst van in aanmerking komende dossiers kan dan ter onmiddellijke goedkeuring aan het Comité/de Raad worden voorgelegd.

    Zie ook FAQ 16.4.

    Toepassingsgebied en toekenningsvoorwaarden

     

    16.9.De toelage ter ondersteuning van jongeren onder de 25 en studenten in een kwetsbare situatie loopt van 1 april 2021 t.e.m. 31 december 2021. Wat gebeurt er indien de 25ste verjaardag binnen deze maanden valt? Bijvoorbeeld: de 25ste verjaardag valt op 5 mei 2021. Is de toelage dan ook beperkt tot 5 mei?

    Er moet gekeken worden of men aan de voorwaarden voldoet op het moment van de aanvraag. Indien de jongere op het ogenblik van de aanvraag minder dan 25 jaar oud is, dan kan de eenmalige of meer structurele financiële steun worden toegekend voor alle maanden tot aan het einde van de geldigheidsduur van de maatregel. Concreet betekent dit dat de eenmalige steun effecten kan ressorteren tot en met 31 december 2022. De meer structurele financiële steun kan daarentegen enkel uitwerking hebben tot het eind van de toelageperiode, namelijk 31 december 2021.

    Een student die ouder is dan 25 jaar maar voor onze wetgeving als student wordt beschouwd (omdat hij of zij vóór de leeftijd van 25 jaar is begonnen met studeren en vóór de leeftijd van 25 jaar een aanvraag bij het OCMW heeft ingediend), kan gebruik maken van de ZOOM 18/25-toelage.

    Voor andere personen die niet tot de doelgroep van de ZOOM 18/25-toelage behoren, kan de COVID-19-toelage worden aangevraagd.

    16.10.Moet worden aangetoond dat studenten en jongeren moeilijkheden ondervinden ten gevolgde van covid-19 zoals het geval is bij de covid-19-toelage?

    Ja, de moeilijkheden die de jongere ondervindt moeten verband houden met COVID-19. Dit verband wordt echter op een soepele en ruime manier bepaald.

    16.11.Kunnen we soepeler zijn in de toekenningsvoorwaarden? Zo ja, hoe?

    De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de ZOOM 18/25-toelage worden uiteengezet in de omzendbrief. Het is niet nodig dat de betrokkene aan alle voorwaarden voor toekenning van een leefloon voldoet. Het is alleen noodzakelijk dat de jongere/student tot de doelgroep behoort en dat hij/zij zich door COVID-19 in een precaire situatie bevindt.

    16.12.Hoe zit het met samenwonende jongeren? Bijvoorbeeld: de jongere heeft geen inkomen, maar de partner of zijn familie wel.

    Het feit dat de partner of het gezin een inkomen heeft, is op zichzelf geen reden om de steunaanvraag te weigeren. Het OCMW moet op basis van een individueel sociaal onderzoek nagaan of de jongere/student zich in een kwetsbare situatie bevindt als gevolg van de coronacrisis. Het samenwonen en het feit dat de ouders/partner een inkomen hebben, is een van de elementen waarmee rekening moet worden gehouden in het individueel sociaal onderzoek dat moet worden uitgevoerd.

    16.13.Komen meerderjarige jongeren onder de 25 en studenten ook in aanmerking als ze nog bij hun ouders wonen?

    De maatregel betreft studenten en jongeren onder de 25 jaar die zich ingevolge de covid-19 crisis in een moeilijke, kwetsbare positie bevinden. Het al dan niet thuis wonen is dus niet van belang, maar is wel een element dat moet worden meegenomen bij het individueel sociaal onderzoek dat zal moeten worden gevoerd.

    Vreemdelingen en personen die illegaal op het grondgebied verblijven

     

    16.14.Welke steun kan er worden toegekend aan degenen die zich niet op het grondgebied bevinden?

    studenten/jongeren buiten de EU

    illegaal op het grondgebied verblijvend

    geregulariseerd

    Jongeren/studenten die illegaal in het land verblijven, kunnen geen aanspraak maken op de ZOOM 18/25-toelage. Het koninklijk besluit is namelijk gebaseerd op artikel 57 van de organieke wet van het OCMW, dat personen die zich in een illegale situatie bevinden uitsluit.

    Wat nu de situatie van buitenlandse studenten betreft, is het in de eerste plaats belangrijk om erop te wijzen dat buitenlandse studenten die legaal op het grondgebied verblijven rechten kunnen openen op maatschappelijke dienstverlening bij het OCMW. De toekenning van deze steun kan echter wel  van invloed zijn op hun verblijfsrecht. In dit verband moet er een onderscheid gemaakt worden tussen studenten die Unieburgers zijn en studenten die derdelanders zijn.

    • Ten aanzien van studenten die Unieburgers zijn, gaat de Dienst Vreemdelingenzaken na of de voorwaarden van hun verblijfsrecht nog steeds zijn vervuld en of ze geen "onredelijke belasting" voor de Belgische staat en de sociale bijstand vormen;
    • Ten aanzien van studenten die derdelanders zijn, kan de Dienst Vreemdelingenzaken een bevel tot verlaten van het grondgebied afleveren, wanneer de betrokkene in de laatste 12 maanden steun vanwege het OCMW heeft genoten die overeenkomt met drie maanden leefloon.

    Het is hierbij ook belangrijk om jullie te herinneren aan het feit dat de Dienst Vreemdelingenzaken in alle gevallen een individuele analyse uitvoert om te voldoen aan de Europese reglementering op dit gebied.

    De gegevens die worden uitgewisseld met de DVZ hebben evenwel betrekking op steun opgenomen in NovaPrima (leefloon, equivalent leefloon).

    Bijgevolg wordt de maatschappelijke dienstverlening die wordt toegekend in het kader van de  subsidies voor "Covid-19", "voedselhulp", "jongeren", "psychologische ondersteuning", "fonds gas en elektriciteit", "participatie en sociale activering", enz. niet doorgegeven aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Dat betekent echter niet dat de Dienst Vreemdelingenzaken er niet op een andere manier achter zou kunnen komen.

    Aanwending van de ZOOM 18/25-toelage

     

    16.15.Kunt u ons enkele ideeën geven voor het gebruik van deze maatregel?

    Elke vorm van hulp die de jongere in deze moeilijke context van de coronacrisis kan begeleiden en ondersteunen.

    16.16.Kan het OCMW bepaalde werkingskosten dekken? Zo ja, welke? Bijvoorbeeld het inhuren van personeel, communicatieacties organiseren om in contact te komen met jongeren, de betaling van de kosten voor het versturen van brieven,...

    Neen, de ZOOM 18/25 toelage is alleen bedoeld om jongeren/studenten te ondersteunen. Deze kosten kunnen echter wel meer globaal worden geïntegreerd in de COVID-19-toelage (onderdeel werkingskosten).

    16.17.Verduidelijking van het verschil tussen eenmalige steun en structurele steun. Bijvoorbeeld, voor een internetabonnement van 12 maanden, moet het centrum in één keer betalen om een eenmalige steun te blijven? Als het centrum 12 keer betaalt, is het dan structurele steun?

    Structurele steun is de toekenning van een bedrag voor een niet nader omschreven steun, dus zonder een specifiek bepaalde bestemming. Bv. iemand is zijn werk verloren, iedere maand tussenkomst van bedrag.

    •  uit de behoefteanalyse blijkt dat de jongere een hoger bedrag nodig heeft om in al zijn behoeften te voorzien.

    Eenmalige steun is de toekenning van een bedrag of de betaling van een factuur voor een specifieke en bepaalde steun.

    • Maandelijkse (of gedurende een bepaald aantal maanden) betaling van een internetabonnement
    • Maandelijkse (of gedurende een bepaald aantal maanden) betaling van de huur of van een gedeelte van de huur
    • Maandelijkse betaling (of gedurende een bepaald aantal maanden) van de tussentijdse waterrekening (of elektriciteit, ....)

    Opgelet, de datum waarop het OCMW deze uitgave in zijn boekhouding opneemt moet tussen 01/04/2021 en 31/12/21 liggen. Het OCMW kan dit budget in 2021 in zijn rekeningen opnemen, bijvoorbeeld door middel van een principebesluit.

    16.18.Voedselhulp: kan het OCMW voedsel kopen om in de vorm van pakketten uit te delen? Of in de vorm van maaltijdcheques?

    Dit type steun is meer in overeenstemming met het Koninklijk besluit van 10 december 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 maart 2020 houdende dringende maatregelen inzake voedselhulp voor de doelgroep van gebruikers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    16.19.Mobiliteitshulp: moet mobiliteit in ruime zin begrepen worden? (autoverzekering, benzine, rijbewijs,...)

    Ja, als er een behoefte wordt vastgesteld. Op voorwaarde dat de jongere/student behoort tot de doelgroep van de ZOOM 18/25-toelage en dat de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn.

    16.20.Schoolondersteuning: moet schoolondersteuning in ruime zin begrepen worden? (academische remediëring, proeflezen van thesissen/bachelorproeven, studieoriëntatietesten,…)

    Ja, als er een behoefte wordt vastgesteld. Elke vorm van ondersteuning op vlak van de studies kan dan in aanmerking komen in het kader van de ZOOM 18/25-toelage, op voorwaarde dat de jongere/student tot de doelgroep van de ZOOM 18/25-toelage behoort en de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn.

    16.21.Ook huursubsidie, huurwaarborg, installatiepremie?

    Ja, als er een behoefte wordt vastgesteld. Zolang de jongere/student tot de doelgroep van de ZOOM 18/25-toelage behoort en aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan.

    16.22.Is het mogelijk dat het OCMW een aankoop in bulk doet (om de prijs te drukken) en dan na een individueel sociaal onderzoek een laptop toekent i.h.k.v. de nieuwe omzendbrief betreffende de te verlenen steun aan jongeren en studenten in het kader van de COVID-19 crisis - maatregel Zoom 18/25?

    Het OCMW kan pc's in bulk aankopen en daarna verdelen na een individueel sociaal onderzoek en een beslissing. Dit betekent dat het centrum dit eerst zal moeten betalen uit eigen middelen en dat ze dit achteraf kan recupereren via de toelage.

    Stel dat het centrum er 20 aankoopt aan 500 euro per stuk en er worden er 17 toegekend, dan kan het de uitgave van 17 x 500 euro inbrengen in het Uniek Jaarverslag en voor dit bedrag toelage ontvangen. De stukprijs van de laptop staat op de factuur, dus dat kan dienen als bewijsstuk.

    16.23.Is het mogelijk om een terugvordering in het kader van een geschillenregeling aan te rekenen op de toelage jongeren?

    Ja, de ZOOM 18/25-toelage kan hiervoor worden gebruikt wanneer de jongere ten gevolge van de COVID-19-crisis betalingsproblemen heeft in het kader van de terugvordering van een onverschuldigd leefloon.

    Rechtvaardiging van de ZOOM 18/25-maatregel

     

    16.24.Hoe moeten OCMW's het gebruik van de subsidie verantwoorden in het uniek verslag? Hoe moeten de verschillende maatregelen worden verantwoord? Wordt voor deze ondersteunende maatregel ook een spreadsheet beschikbaar gesteld voor het invoeren van het enkelvoudige verslag? Of moet het centrum alleen het totaalbedrag melden en alle elementen beschikbaar houden voor de controle van de subsidie?

    Op dit moment is er nog geen spreadsheet beschikbaar, maar die wordt ontwikkeld. U kunt het op onze website vinden zodra het klaar is.

    Wat de bewijsstukken betreft, zijn een besluit van de BCSD (met het sociaal onderzoek), de factuur en het betalingsbewijs inderdaad vereist. Wat de boekhouding betreft: het in rekening brengen van onkosten valt als dusdanig onder de bevoegdheid van de gewesten; daarom geeft de POD MI geen instructies ter zake. Onze inspecteurs adviseren u echter om hiervoor een aparte subrekening aan te maken. U kunt het ook onderverdelen als dat duidelijker voor u is, maar een aparte rekening is meer dan voldoende. De kosten moeten altijd ten laste komen van de begroting voor het jaar 2021
    • Bijzondere GPMI-toelage 10%
     

    16.25.Kan de verdubbeling van de GPMI-toelage van 10% ook gebruikt worden voor jongeren onder de 25 jaar of studenten met wie geen GPMI is afgesloten omwille van redenen van billijkheid of gezondheid?

    Dit is niet mogelijk. De toelage van 10% (en dus ook de verdubbeling van deze toelage) kan alleen worden toegepast op personen met wie een GPMI is afgesloten, aangezien deze 10% aangewend wordt om de doelstellingen van het GPMI te verwezenlijken.

    16.26.De verdubbeling van de GPMI-toelage van 10% is van toepassing op jongeren onder de 25 jaar en studenten en geldt van 1 april 2021 t.e.m. 30 juni 2021. Wat gebeurt er indien de 25ste verjaardag binnen deze maanden valt? Bijvoorbeeld: de 25ste verjaardag valt op 5 mei 2021. Is de toelage dan ook beperkt tot 5 mei?

    De leeftijd moet worden gecontroleerd op de eerste dag van betaling. Indien de 25ste verjaardag op 5 mei valt, zal de GPMI-toelage toch voor de volledige maand mei (01/05 – 31/05) worden verdubbeld. In juni, de maand na de verjaardag, zal de GPMI-toelage opnieuw 10% bedragen.

    16.27.Er zijn ook jongeren die leefloon ontvangen en een GPMI hebben waarvoor er geen toelage van 10% meer wordt ontvangen omdat ze dit bijvoorbeeld al in een ander OCMW hebben ontvangen. Kan de extra toelage ook worden aangewend voor jongeren met een GPMI waarvoor geen toelage van 10% meer wordt ontvangen?

    Ja, voor zover ze een GPMI-toelage hebben.

    16.28.In de omzendbrief wordt vermeld dat het mogelijk is de om de toelage aan te wenden voor personeelskosten in het kader van een aanwerving van een maatschappelijk werker die instaat voor de begeleiding en activering van de personen die een GPMI hebben afgesloten. Is dit alleen voor nieuw personeel of ook voor bestaand personeel?

    Nee, dit is niet alleen voor nieuw personeel. Indien een persoon die reeds tewerkgesteld was, nieuwe taken krijgt die betrekking hebben op de begeleiding en activering van mensen met een GPMI, kan het loon door de toelage worden gedekt. De personeelskosten kunnen worden gedekt door de verdubbelde toelage van 10%, maar moeten worden verantwoord voor het gehele jaar 2021.

    16.29.Als het mogelijk is om reeds aangeworven personeelsleden te verantwoorden, hoe gedetailleerd moet het Uniek Verslag dan zijn?

    De regels voor het gebruik van de toelage en de verantwoording ervan blijven dezelfde. De verantwoording zal derhalve zoals gebruikelijk plaatsvinden, in het uniek verslag van februari 2022. De verantwoording wordt derhalve voor het gehele jaar 2021 uitgevoerd. Het is niet nodig de periode te specificeren waarop de verdubbelde toelage betrekking heeft (april-juni 2021). Alles kan worden samengevoegd over 2021.

    17. Kunstenaar  
    17.1. Kan iemand die een artistieke activiteit wil opstarten, aanspraak maken op het recht op maatschappelijke integratie?

    Ja, één van de voorwaarden voor het recht op maatschappelijke integratie is de werkbereidheid. Deze voorwaarde moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete doelstellingen en mogelijkheden en de persoonlijke inspanningen van de betrokkene. Het doel is niet dat de activiteit onmiddellijk winstgevend is zonder vooruit te kijken naar de toekomst maar integendeel dat de persoon mettertijd in staat is om met zijn artistieke activiteit een toekomst uit te bouwen zonder de hulp van het OCMW.

    Bijgevolg kan het OCMW een kunstenaar de nodige en redelijke tijd geven om zijn of haar artistiek project op te zetten. Tijdens deze periode kan het leefloon worden toegekend. Deze toekenning kan echter niet ad vitam gebeuren vermits het niet de bedoeling is dat de overheid eindeloos in deze mensen investeert.
    17.2. Een kunstenaar ontvangt inkomsten uit zijn artistieke activiteit, kan hij in aanmerking komen voor de socio-professionele vrijstelling ?

    Het is noodzakelijk een onderscheid te maken tussen de soorten inkomsten. Indien de inkomsten uit deze activiteiten periodiek zijn (enkele dagen per maand of om de twee maanden), kan de gewone socio-professionele vrijstelling (SPI) worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een acteur, zanger, clown of goochelaar die een paar optredens per maand geeft.

     

    Indien de activiteit daarentegen eenmalig is, kan de socio-professionele vrijstelling voor inkomsten die voortvloeien uit een artistieke activiteit worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de verkoop van een schilderij, een beeldhouwwerk, unieke auteursrechten, .... 
    17.3. Is het mogelijk om als kunstenaar, tevens gerechtigde op maatschappelijke integratie, prestaties in het buitenland te leveren? Ja, de regelgeving staat toe dat een gerechtigde op maatschappelijke integratie in de loop van het jaar 4 weken naar het buitenland kan gaan zonder zijn recht op maatschappelijke integratie te verliezen.  De enige voorwaarde is dat de gerechtigde in kwestie het OCMW op de hoogte brengt.
    17.4. Is het mogelijk om als kunstenaar, tevens gerechtigde op maatschappelijke integratie, prestaties in het buitenland te leveren, langer dan 4 weken? De regelgeving staat toe dat een gerechtigde op maatschappelijke integratie in de loop van het jaar 4 weken naar het buitenland kan gaan zonder zijn recht op maatschappelijke integratie te verliezen. Het OCMW kan echter beslissen dat uitzonderlijke omstandigheden een langer verblijf in het buitenland rechtvaardigen, bijvoorbeeld in het geval van een tentoonstellingsproject of een stage in het buitenland