RvV – Art.9ter : toegankelijkheid medische zorgen voor erkend vluchteling in Italië

De RvV oordeelt in arrest n°313.675 van 27 september 2024 dat een verzoeker met een verblijfsmachtiging op basis van art.9bis W1980 wel degelijk nog een belang heeft bij de behandeling van een beroep tegen de negatieve art.9ter W1980 beslissing ten gronde. Bovendien oordeelt de rechter dat de DVZ deze negatieve beslissing ten gronde over de toegankelijkheid van de zorgen voor statushouders in Italië onvoldoende had gemotiveerd. De rechter besluit vervolgens om de de beslissing tot ongegrondheid te vernietigen.


Feiten :

Een Kameroense man die erkend werd als vluchteling in Italië komt op 11 november 2017 aan in België. Nadat hij eerst een aanvraag internationale bescherming had ingediend in België besloot hij op 22 juli 2020 een aanvraag in te dienen op basis van art.9ter W1980. Deze aanvraag werd op 27 april 2021 ontvankelijk, maar ongegrond verklaard. In beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) werd deze beslissing vernietigd, maar de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) verklaarde de aanvraag op 24 november 2023 opnieuw ongegrond. Betrokkene dient hiertegen opnieuw een beroep in bij de RvV. Ondertussen verkreeg de betrokkene op 24 april 2024 een verblijfsmachtiging van beperkte duur voor 2 jaar op basis van een aanvraag art.9bis W1980 die werd ingediend op 5 december 2022.

Discussie :

Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het beroep ten gronde wordt het belang van het beroep door de rechter ter discussie gesteld aangezien verzoeker op het moment van de behandeling van het beroep reeds over een verblijfsmachtiging van beperkte duur beschikte op basis van art.9bis W1980. Verzoekende partij beargumenteert dat hij een belang heeft bij de behandeling van het beroep door te stellen dat de voorwaarden voor de verlenging van een verblijfsmachtiging op basis van art.9ter W1980 anders zijn. Bovendien zou hij, als de verblijfsmachtiging op basis van art.9bis W1980 niet wordt verlengd, geen nieuwe aanvraag op basis van art. 9ter W1980 kunnen indienen voor dezelfde medische redenen. De Raad volgt deze redenering en stelt dat het belang van de verzoeker voldoende werd aangetoond.

Uit het dossier blijkt dat de DVZ de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de zorgen ten aanzien van het land van verblijf (Italië) heeft onderzocht. DVZ stelde dat de medische zorgen in Italië beschikbaar en toegankelijk zijn voor verzoekende partij. Concreet is verzoeker hiv-positief. De diagnose werd bij zijn aankomst in Italië gesteld, maar hij werd er niet voor behandeld. Sinds zijn aankomst in België is hij kunnen starten met antiretrovirale medicatie en gaat hij om de vier maanden op controle bij de specialist.

Verzoekende partij voert aan dat de medische zorgen niet voor hem toegankelijk zijn in Italië. Hij wijst op het gegeven dat zijn hiv-infectie in Italië niet werd behandeld aangezien hij moeilijkheden ondervond om toegang te krijgen tot medische zorgen gezien zijn status als erkend vluchteling en de taalbarrière. De Raad verwijst naar het Paposhvili arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat stelt dat lidstaten de toegankelijkheid van medische zorg in het terugkeerland grondig moeten onderzoeken. Het medisch advies van de DVZ-arts baseert zich echter op algemene bronnen zonder bewijs dat de verzoeker in Italië werkelijk toegang zou hebben tot de benodigde zorg.

De Raad merkt op dat het Italiaanse socialezekerheidsstelsel vooral werknemers dekt en dat de verzoeker, als erkend vluchteling met een tijdelijk verblijfsstatuut, geen recht heeft op sociale bijstand. Bovendien wordt de dekking van de medische gelinkt aan een verblijfsadres, een voorwaarde waar verzoeker niet aan kan voldoen als dakloze vluchteling. De veronderstelling dat hij werk zou kunnen vinden om zijn zorg te financieren, wordt niet onderbouwd. Verder wijst de Raad erop dat de bewering dat de verzoekende partij geen medisch attest van een specialist heeft ingediend om arbeidsongeschiktheid te bewijzen, een post hoc-motivering vormt die de oorspronkelijke beslissing niet kan rechtvaardigen.

Daarnaast concludeert de Raad dat de verzoekende partij haar moeilijkheden bij de toegang tot gezondheidszorg voldoende heeft onderbouwd, met verwijzing naar betrouwbare bronnen. Het rapport van de Zwitserse vluchtelingenorganisatie (OSAR) van augustus 2016 toont aan dat verzoekers internationale bescherming en statushouders in Italië structurele belemmeringen ondervinden bij de toegang tot medische zorg en huisvesting. Administratieve en financiële obstakels, gebrek aan informatie en taalbarrières bemoeilijken medische behandelingen. Ook wordt benadrukt dat veel statushouders in extreme armoede leven, vaak zonder huisvesting of in kraakpanden, en dat dit de toegang tot gezondheidszorg bemoeilijkt.

De DVZ-arts heeft echter geen inhoudelijk antwoord gegeven op de specifieke problemen die door de verzoekende partij zijn opgeworpen, in strijd met de Paposhvili rechtspraak van het EHRM. Bovendien bevestigt de Raad dat de bewijslast met betrekking tot de toegang tot adequate medische behandeling niet eenzijdig op de verzoekende partij rust. De autoriteiten hebben de plicht om twijfels over mogelijke schendingen van artikel 3 EVRM weg te nemen.

Daarom concludeert de Raad dat de beslissing onvoldoende gemotiveerd is en leidt dit tot de vernietiging van de bestreden beslissing.

> RvV n°313.675 van 27 september 2024
> Zie ook geactualiseerde versie van het rapport van OSAR van 2021 over de opvang van VIB en statushouders in Italië

18 mars 2025


Documents & formulaires
Publications
Législation et jurisprudence