Feiten:
Verzoekende partij is een Marokkaanse vrouw die op 16 juni 2021 in België aankwam. Op 31 oktober 2022 vraagt de vrouw een gezinshereniging aan met haar Spaanse zus op basis van art. 47/1, 3° van de W1980. Dit artikel stelt dat gezinshereniging mogelijk is voor familieleden van een Unieburger die ‘wegens ernstige gezondheidsredenen’ een persoonlijke verzorging door de Unieburger strikt nodig hebben. Concreet is verzoekende partij blind en lijdt ze aan diabetes en nierinsufficiëntie waarvoor ze driemaal per week een dialyse nodig heeft. Gezien haar gezondheidstoestand werd er ook geattesteerd dat ze nood had aan mantelzorg voor haar medicamenteuze en medische verzorging. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) weigert de aanvraag tot gezinshereniging omdat er niet werd aangetoond dat de mantelzorg enkel door de Spaanse zus (referentiepersoon) kon worden voorzien. Daarnaast blijkt volgens DVZ niet uit het dossier dat er geen andere familieleden in Marokko zouden zijn die kunnen fungeren als mantelzorger. En indien er geen familieleden zouden zijn, dan stelt DVZ dat mantelzorg door (professionele) derden en verdere medische opvolging beschikbaar en toegankelijk is in Marokko.
Discussie:
De rechter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) stelt vast dat de ernst van de medische aandoening van verzoekster, de noodzaak aan mantelzorg en medische opvolging niet door de DVZ wordt betwist. Verzoekende partij heeft echter niet voldoende aangetoond dat haar medische toestand sinds haar aankomst in België is verslechterd in vergelijking met toen zij nog in Marokko verbleef. Uit het dossier blijkt dat er al sprake was van gezondheidsproblemen vóór haar aankomst in België, zoals het feit dat ze in Marokko reeds nood had aan nierdialyse.
De Raad stelt dat de vrouw niet kan bewijzen dat haar gezondheid slechter is geworden sinds ze in België is, en daarom moet ze aantonen waarom de zorg in België noodzakelijker zou zijn dan de zorg die ze in Marokko zou kunnen krijgen. De vrouw argumenteert dat de thuiszorg die ze in Marokko zou kunnen krijgen, niet hetzelfde zou zijn als de hulp van haar zus in België, die haar dag en nacht ondersteunt. Toch blijkt volgens de rechter niet uit de stukken dat de specifieke hulp van haar zus strikt noodzakelijk is, en ze heeft ook geen bewijs geleverd dat dagelijkse medische omkadering in Marokko niet beschikbaar of (financieel) toegankelijk is. Hierdoor wordt het beroep tot annulatie verworpen.