Wettelijk kader en definitie
Het recht op DMH werd ingeschreven in de OCMW-wet van 8 juli 1976 in artikel 57§2 en wordt duidelijker omschreven in een Koninklijk Besluit van 12 december 1996.
Het Koninklijk Besluit van 12 december 1996 betreffende de Dringende Medische Hulp definieert de DMH als een hulp die een uitsluitend medisch karakter vertoont en waarvan de dringendheid met een medisch getuigschrift wordt aangetoond. Deze hulp mag geen financiële steunverlening, huisvesting of andere maatschappelijke dienstverlening in natura zijn. De volgende zorgen worden hiermee bedoeld :
- preventieve en curatieve zorgen ;
- zorgen die ambulant verstrekt worden of in een verpleeginstelling.
Een Koninklijk Besluit van 13 januari 2003 voegt ook toe dat de DMH de nazorg moet inhouden ter bescherming van de patiënt en de algemene volksgezondheid in geval van besmettelijke ziekten.
De regelgeving heeft niet bepaald op welke medische zorgen die mensen zonder wettig al dan niet recht hebben. Het is aan een arts om te bepalen of de zorgen beschouwd worden als DMH. Het kan bijvoorbeeld gaan om een consultatie bij een huisarts of tandarts, een onderzoek, een ingreep, medicatie. Alleszins is deze vorm van dringende medische hulp breder dan de zorgen die onmiddellijk vereist zijn als gevolg van een ongeval of in geval van een ernstige ziekte.
De kosten worden vervolgens terugbetaald door de overheid (aan het OCMW of de HZIV) op voorwaarde dat er een attest is dat de dringendheid van de prestaties attesteert.
Personen waarop de DMH betrekking heeft
De wetgeving betreffende de DMH zoals gedefinieerd door het Koninklijk Besluit van 12 december 1996 is in principe enkel van toepassing op personen zonder wettig verblijf.
Maar sinds het arrest van 30 juni 2014 van het Grondwettelijk Hof betreft deze medische zorg ook bepaalde andere categorieën van vreemdelingen die uitgesloten zijn van maatschappelijke dienstverlening :
- de Unieburgers die de hoedanigheid van werkzoekende hebben (en hun familieleden) ;
- de Unieburgers die de hoedanigheid van student of van economisch niet-actieve burger hebben (en de leden van hun familie), telkens tijdens de drie maanden volgend op de afgifte van de bijlage 19 of 19ter.
Praktijk en toegangsvoorwaarden
De toegangsvoorwaarden voor Dringende Medische Hulp zijn de volgende :
- De mensen moeten zonder wettig verblijf in België zijn (uitgezonderd de unieburgers en familieleden die hierboven vernoemd zijn) ;
- Ze moeten behoeftig zijn en dus geen voldoende middelen hebben om zelf hun medische zorgen te betalen ;
- De arts moet attesteren dat de zorgen DMH betreffen opdat de zorg ten laste zou genomen worden door de overheid.
De OCMW’s hebben als missie te bewaken dat de toegang tot de Dringende Medische Hulp aanwezig en toegankelijk is in hun gemeente. Elk OCMW werkt zijn eigen procedure uit en onderzoekt elke aanvraag individueel door middel van een sociaal onderzoek.
Voor meer informatie over de indiening en de behandeling van de aanvraag zie pagina Medische steun van het OCMW.
Attest DMH
Het attest DMH moet worden opgesteld door een arts (bijvoorbeeld niet door een kinesitherapeut, logopedist, vroedvrouw of apotheker).
Wat het gebruik van het attest betreft, moeten het verschil gemaakt worden volgens de situatie :
Zorgen die verstrekt worden in het kader van Mediprima (= verstrekt in een verpleeginstelling of door een huisarts die dit systeem wenst te gebruiken en in de technische mogelijkheid verkeert)
- Er moet een attest zijn per ziekenhuisopname of per ambulatoire behandeling (of per behandelingsplan of therapeutische opvolging)
- Het is de verpleeginstelling (of de huisarts) die het attest dringende medische hulp betrekking op de gegeven zorgen, moet bewaren. Controles betreffende de aanwezigheid en de conformiteit van dit attest zijn voorzien. (! De OCMW’s hebben dus geen attest dringende medische hulp meer nodig voor de kosten die aan de HZIV gefactureerd worden in het kader van Mediprima)
- Het gebruik van een model attest is verplicht.
Voor de andere zorgen
- Er moet een attest zijn per behandeling of per serie van behandelingen die duidelijk voorkomen uit hetzelfde feit.
- Het attest DMH moet bewaard worden door het bevoegd OCMW met het oog op inspectie van de POD Maatschappelijke Integratie.
- Het moment waarop het attest opgemaakt wordt, is van ondergeschikt belang (het mag wel niet opgemaakt worden na de inspectie ; het moet een datum hebben).
- Er is geen verplicht model maar volgens een omzendbrief van 1 maart 2005 moet het attest minimum volgende zaken bevatten : datum van verstrekking ; naam van de behoeftige ; naam + handtekening van de geneesheer. Verschillende OCMW’s stellen een eigen model voor.
Het KB van 12 december 1996 zegt ook dat : de gegevens die voorkomen op of afgeleid kunnen worden van de door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of door de verzorgingsinstellingen ingediende medische getuigschriften vertrouwelijk behandeld worden en niet kunnen aangewend worden voor andere doeleinden dan de terugbetaling.